Een belevenis hier, een verhaaltje daar, lang geledenmaar allemaal waar en hommage' 26 Stel jullie je onze schrik, onze ontsteltenis voor, toen op een dag, het zal 's morgens tegen elven zijn geweest, een legerauto voor ons huis stopte, waaruit drie militairen stapten, die linea recta op ons voorgalerijtje afkwamen. Een Japans hoofdofficier (kolonel, bleek later) van een jaar of vijftig, een Indonesische luitenant-tolk en een Japans sergeant, welk gezelschap ik wel moest binnenlaten om te horen wat dit, uiteraard niet-welkome bezoek te be duiden had. Daar zaten we dan, mijn vrouw en ik, uiterst nerveus op de bank, de "gasten" op stoelen in ons salon netje dat met de eetkamer één vertrek vormde, door een half muurtje van elkaar gescheiden, (achter die muurwand, in de eeetkamer, stond onze piano). De luitenant-tolk liet ons niet lang in het onzekere; in het Maleis maakte hij ons duidelijk, dat ons trotse eigendom, ons huis, door Nippon gevorderd was. Op order van de Jappenkolonel kregen we drie kwartier tijd om een koffer te pakken met het hoogst-nodige en te verdwijnen; waar heen, dat kon ze niets schelen. Zo ging het... in die dagen! Ik hoef niemand te vertellen wat er in ons omging en hoe we ons voelden. Trots was ik op mijn vrouw dat ze zich, ondanks die tranen in de ogen, zo dapper hield; klein kregen ze ons niet. Het was op dat moment, dat vanuit die eetkamer, enkele meters maar van ons vandaan, opeens muziek klonk. Een heel lief wijsje, vlot gespeeld, een "quatre-mains" door onze beide kinderen Maud en Rudy ten gehore gebracht. Beiden heel muzikaal, allebei op les bij juffrouw Tine Droop, pianolerares even verderop in de Spoorweglaan; beide anaks volkomen onbewust van ons bezoek en onze ellende. Tot mijn verwondering was het de kolonel, die na een poosje luisteren, voor het eerst na zijn binnenkomst zijn mond toen opende. In zijn onverstaanbaar brabbeltaaltje wendde hij zich tot de tolk, die, op zijn beurt, mij de vraag stelde, wie daar op de piano speelde. En vervolgens, op last van zijn chef, onze muzikantjes ontbood. Ik zie ze nog bij ons komen, ons blonde dochtertje van zes, ons verlegen zoontje van vijf. De kolonel geloofde zijn ogen Mevrouw C. Pesch met Maud en Rudy. en zijn oren niet blijkbaar; ik moest ze van hem vragen dat liedje nogmaals te spelen, waarop hij met ze naar de piano liep. Een poos later bij ons terug nam hij ze beiden op schoot, bleef ze, nietszeggend, maar over hun bolletje strijken. Wonderlijk, zoals die keiharde oude kerel, die ons immers maar drie kwartier gegeven had om ons boeltje te pakken, ineens veranderd was. Misschien vond hij het tenslotte nodig zijn gedrag te verklaren; zichtbaar aange daan haalde hij een foto uit zijn portefeuille, die hij ons liet zien. Ergens in Japan... een klein Japans vrouwtje met twee kin deren, eveneens een meisje en een jongen, zo gezien van dezelfde leeftijd als onze twee. Lang bleef ons bezoek niet meer. Wéér een vloeiende dialoog, een glimlachende luite nant, die uit zijn stoel kwam, mij op de schouder tikte en me toevoegde; "U boft, U mag in Uw huis blijven". En weg waren ze. Onze kleine redders flankeerden de kolonel, ons erf af, naar zijn auto buiten op straat. Onbegrijpelijk, onberekenbaar, die zonen van de zon maar blij en gelukkig waren we I R.E.P. Aan hen die buiten de kampen ver bleven, die een voorbeeld voor ons waren en ons met vaste hand naar het einddoel geleid hebben: "Het leven in vrijheid!" Trots kunnen we zeker op ze zijn! Zij, die buiten het kamp verbleven als Nederlander werden daardoor als vreemdelingen be schouwd en moesten f 150,voor een man en 80,voor een vrouw betalen, vanaf de 18-jarige leeftijd. Daar pensioenen en salarissen niet uitbetaald werden, moesten de reser ves meteen aangesproken worden. Mensen met Duitse voorouders konden wel hun pensioen uitbetaald krijgen mits ze met een hakenkruis liepen, doch fier werd dit van de hand ge wezen, want Nederlander waren ze en bleven ze! Er ontstond een levendige handel; naast de zelfgemaakte lekkernijen werden beeldige klompschoenen ge maakt met sleehakken, die nu weer zo in de mode zijn. Van mijn moeder en zusters kan ik me herinneren dat ik ze naast het huishoudelijke werk niet anders zag dan sokken breiend voor een Chinese toko. Het maakloon was f 1, De jeugd kon terecht in weverijen, je kon ook vanille plukken en broeken naaien uit goenie zakken voor de re- moesia's, 2 broeken uit 1 zak en een dubbeltje per broek. En altijd was daar de angst voor ver raad omdat je barang van vrienden in het kamp ter bewaring had. Angst en moed streden met elkaar als het erom ging om medicijnen de gevan genis in te smokkelen. Angst om wat de dochters kon overkomen wanneer de Japanse soldaten in het weekend vrij waren en door de straten zwier ven. De verplichte 8 maart viering, waar je vele malen moest buigen en naar brallende toespraken moest luisteren. Dan de bevrijding als een kort inter mezzo. Met enthousiasme werd het grote ziekenhuis schoongemaakt; de kampmensen opgevangen aan het sta tion om bij het vervoer naar het zie kenhuis te helpen en te verplegen. Totdat de Merdekastrijd in alle hevig heid losbrandde. Nü kun je ondanks de offers, er begrip voor opbrengen, toen bracht het gevaar. Angst opnieuw en zelfs de dood voor velen die niet op tijd geëvacueerd konden worden en dat waren meest Indische Neder landers, uiteindelijk toch het kamp. Maar ook deze ontgoocheling werd moedig gedragen! Toen we via doorgangskampen in be vrijd gebied arriveerden, werd er uit het niets weer langzaam maar zeker een thuis geschapen. Daarom de dankbaarheid en de trots die mij ver vullen omdat ik het kan navertellen door hun inzet. J.S. v. H.-K.v.B. LEONORE GEORGE: Het zelf gedolven graf van Neerlands glorie f 18,75 Herrijzenis niet gewenst - 19,75 Verkrijgbaar bij Boekhandel Moesson Van dezelfde schrijfster: Spitsroeden lopen f 5,50 (zie recensie elders in dit blad)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 26