Razzia in Bandoeng
Somber begon de dag van 25 januari 1945. Het regende vrij hard en het zag er
naar uit dat het voorlopig nog wel zo zou blijven. Op de gewone tijd stond ik
op om tijdig naar het werk te kunnen gaan. Twee van mijn vrienden en ik werkten
sinds korte tijd bij een Chinees. Hij was grootafnemer van biscuitjes en wij, een
stuk of vijf Indische jongens, hielpen met het afwegen van de biscuitjes in blik
en het daarna etiketteren van de blikken. Het was op den duur wel wat eentonig
werk, maar het feit dat je oogluikend een ongelimiteerd aantal koekjes kon eten,
vooral die welke al waren verbrokkeld, vergoedde veel. Want ook buiten de
kampen waren dit soort lekkernijen, hoewel in de winkels nog wel verkrijgbaar,
voor velen niet meer te betalen. Want vele moeders, al bijna drie jaar zonder
geldelijke inkomsten, moesten hoe langer hoe zuiniger omspringen met hun door
verkoop van textiel en sieraden ontvangen geld. Die sieraden en dat textiel
waren niet onuitputtelijk en wie weet hoe lang de oorlog nog zou duren.
HOTEL "DE RUITER" HOUTHEM
bij Valkenburg (Z.L.), St. Gerlach 43
tel. 04406-4 03 18
Riant uitzicht op het Geuidal
doet denken aan de mooie rustige om
geving van de Preanger
Zeer geschikt voor diegenen die op me
disch advies een rustkuur moeten onder
gaan
Met dieet-patiënten wordt rekening ge
houden
Alle kamers centraal verwarmd en voorzien
van warm en koud stromend water.
Prijzen per persoon en per dag; incl. be
diening en B.T.W. Logies met ontbijt
f 27,50 p.p.p.d. Half pension f 37,50 p.p.
p.d. Kamer met douche en toilet, logies
met ontbijt f 35,p.p.p.d. Kamer met dou
che en toilet half pension f 45,p.p.p.d.
Zo was het dus dat één van mijn vrien
den, F. L„ en ik, die door bemiddeling
van de derde uit het vriendentrio, E. T.,
de begeerde betrekking sinds tien da
gen uitoefenden, vooral de eerste da
gen danig schrokten van de (toen wel,
nu misschien niet) overheerlijke koek
jes. Het resultaat ervan was dat F.L. er
ziek van werd en sinds gisteren thuis
was gebleven.
Om 9.45 u. (Japanse tijd) vertrok ik per
gammele fiets uit huis om langs het
huis van E.T. te rijden en hem af te
halen. In verband met de flinke regen
had hij behalve een regenjas ook nog
een soort regenhoedje op. Voor wie
Bandoeng kent:
Op de hoek van de Logeweg en de
Atjehstraat werden we door een Indo
nesische politieagent aangehouden.
Hij richtte zich eerst tot T. en vroeg
hem of hij "Bangsa Tiong Hoa" was,
een logische vraag gezien het inder
daad Chinees aandoende uiterlijk van
T, althans dat deel van zijn gezicht dat
nog zichtbaar was onder de diep over
zijn hoofd getrokken regenhoed. T.
antwoordde daarop "Tida, saja bangsa
Blanda Indo". Daarop richtte de agent
zijn wantrouwige blik op mijn blanke
huid en donkerblonde haar. "Djoega
Indo", zei ik. Hij trok een ongelovig
gezicht. Wij werden aangehouden en
moesten ons voegen bij een reeds
wachtend groepje jongens en mannen.
Bij een andere politie beambte moes
ten we onze naam, adres en leeftijd
opgeven en ook de naam van onze
werkgever. Blij konden we de laatste
vraag bevestigend beantwoorden, om
dat het voor Indische jongens, zelfs in
het door een gematigde Japanse com
mandant bestuurde Bandoeng, wel heel
moeilijk was zonder duidelijk omschre
ven werkzaamheden, liefst met werk-
pas, buiten de kampen te blijven.
Na ongeveer een half uur te hebben
gewacht, waarbij nog een aantal voor
bijkomende Europees uitziende mannen
en jongens werden aangehouden,
moesten we met z'n allen lopend naar
het Tjitjendo politiebureau. Om ca.
11 uur kwamen we er aan. Er stond
reeds een groep Europeanen te wach
ten en na ons kwam een derde groep,
bestaande uit ongeveer 8 lui. De stem
ming was er één van spanning en ge
laden afwachten. Sommigen deden ge
wild vrolijk. Door de zenuwen moest ik
regelmatig naar de w.c. Gelukkig al
leen maar om te plassen. Een misselijk
makende stank kwam je tegemoet,
waarbij je tevens moest uitkijken om
niet in de her en derwaarts op de
grond verspreid liggende faecaliën te
trappen. Wat stond ons nog te wach
ten? T. en ik spraken af dat we, in
geval van hechtenis, bij elkaar zouden
proberen te blijven. Het was ongeveer
kwart over één toen de hele groep op-
gepakten in één vrachtauto werd gezet
die ons naar het gebouw van de Po
litieke Inlichtingendienst (PID) reed. Nu
sloeg ons wel de schrik om het hart,
want wie hier éénmaal naar binnen
moest, kon het nog heel slecht te ver
duren krijgen
In de voortuin op het grind stonden
twee schrijfbureau's, waarachter een
Indonesiër zat in politieuniform. We
moesten voor de bureaus twee rijen
vormen. T. en ik zorgden er voor in één
rij achter elkaar te blijven. Het wachten
duurde onder deze omstandigheden
extra lang. Terwijl we daar stonden te
wachten op wat er verder met ons zou
gebeuren zagen we nog ettelijke
vrachtauto's het voorerf oprijden met
jongens of mannen er op die hun
barang (bagage) bij zich hadden. Uit
het PID-gebouw kwamen Europeanen
naar buiten, waarvan enkelen mij be
kend voorkwamen. Met hun barang
stapten ze in gereedstaande vracht
auto's. Waarheen ging de rit, vroeg ik
mij af. Eén van de heren die buiten
kwam had kort geleden kennelijk een
flinke tuchtiging ondergaan, want hij
zag er toegetakeld uit. Een trap na, ten
"Zal wel het restant van die garde-een
heid van hem zijn!"
overstaan van iedereen aan hem ge
geven door een Indonesische politie
man, deed de verpieterde man vallen.
Op eigen kracht stond hij op en strom
pelde, schichtig achter zich kijkend,
naar de vrachtauto.
De rij waar T. en ik stonden vorderde
gestaag. Sommigen uit de rij liepen,
na ondervraging bij het bureau, met
een glimlach naar de tuinpoort. Zij wa
ren vrij I Anderen verdwenen in ge
drukte stemming door de poort in het
gebouw. Eindelijk was het onze beurt.
Met bonzend hart beantwoordden we
de vragen omtrent leeftijd, naam,
adres, nationaliteit en wat we deden
voor de kost. In een naamlijst werden
onze namen opgezocht. Die kwamen
er geen van beiden in voor. Vol op
luchting hoorden we het snauwerige
"pigi" van de politieman.
Het was inmiddels 2.15 uur geworden.
Pas op dat moment zag ik mijn zuster
bij het hek staan, een opgerold kamp
matrasje onder haar arm. Ze vertelde
me dat al gauw het bericht circuleerde
dat er mannen en jongens waren op
gepakt. Eén van onze kennissen had
mij ook bij de gepakten gezien. Op de
pasar waren, zij het tegen veel geld,
nog kampmatrassen te koop. Zodoen
de.
Na deze emoties te hebben ondergaan
spoedden T. en ik ons te voet naar
onze werkgever (mijn zus ging naar
huis) om ons te melden. Hij had ook
over de razzia's gehoord, feliciteerde
ons met ons geluk en gaf ons direkt
vrij af. Met een sado gingen T. en ik
naar het politiebureau om onze fietsen
te halen en in een zeer opgeluchte
stemming huiswaarts te keren.
Naar welke personen men bij deze
razzia zocht en wat die personen op
hun geweten zouden hebben gehad,
daar ben ik niet achter gekomen. Je
hoorde geruchten dat de gearresteer
den naar de gevangenis te Soekamis-
kin, een paar km buiten Bandoeng,
werden gebracht en dat er van deze
groep niet veel de oorlog hebben over
leefd. Van één van de gearresteerden,
de heer K. is mij bekend dat hij het
einde van de oorlog niet heeft over
leefd.
ERIC H. MERENS
27