BIJ DE VOORPLAAT
LEVEN ZONDER BEVRIJDINGSDAG
BEVRIJDING, VERLOSSING
Het is goed dat wij op 15 Augustus de Bevrijding herdenken en dat die dag ook in de komende jaren als een bijzondere
datum zal worden gezien. Het is goed dat wij opnieuw stilstaan bij de grote blijdschap, toen ons gebed dat wij duizend
malen baden: "Verlos ons van den Kwade", eindelijk verhoord werd. Misschien is het ook goed dat na 35 jaar, ook
het en vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven onze schuldenaren" ook een waarheid kan worden.
Dan pas is deze Bevrijding ook een Verlossing van het Kwade geworden.
Waar u zich ook bevindt, in de drukte van de duizenden in de Jaarbeurshallen in Utrecht, in de stilte van uw eigen
eenzaamheid op de flat, of toevalling op weg naar Madioen met het ontroerend mooie vergezicht op de Lawoe, wij zijn
vrij, al 35 jaar. L.D.
15 augustus 1959 door Tjalie Robinson
Laat ons er geen dramatische of melo-dramatische zaak van maken, maar nuch
ter vaststellen: voor millioenen en nog eens millioenen mensen bestaan nóch een
D-day, nóch V-day, geen overwinningsdag en geen bevrijdingsdag. Deze millioe
nen zijn de "displaced persons". Voor hen betekent de dag dat de oorlog eindig
de (met Duitsland of met Japan) de dag dat een nieuw leven begon met nóg
groter desillusies nóg groter ellende dan de voorafgaande oorlog. Voor de vele
millioenen, die na de oorlog in hun eigen land mochten blijven zonder nieuwe
terreur, zal de dag van het einde van de oorlog elk jaar een feestdag zijn. Dat
zijn bij voorbeeld de Britten, de Fransen, de Belgen, de Hollanders, de Amerika
nen.
Dat zijn NIET de Roemenen, de Hongaren, de Polen, de Oost-Duitsers. Dat zijn
niet de millioenen verdrevenen, die soms na jaren van nieuwe concentratie
kampen eindelijk een nieuw vaderland kregen toegewezen. Dat zijn niet vele
Nederlanders, die zich in Indië thuis voelden en dit vaderland hebben moeten
verlaten.
Dit vaststellen is geen ondankbaar
heid: na kortere of langere aanpas
singsperioden hebben al deze ver
drevenen zich met nieuw optimisme
een nieuw bestaan kunnen scheppen
met soms werkelijk rooskleurige voor
uitzichten. Het nieuwe vaderland heb
ben zij aanvaard. Aan de blijde her
denkingsfeesten van het nieuwe va
derland nemen zij opgewekt deel, maar
ergens diep in het hart, wij weten het
zeker, daar is een traan, daar is een
zucht, daar stokt even de adem van
het verdriet om iets dat absoluut voor
bij is.
Tot hen richten we deze woorden.
Omdat wij evenals alle "displaced
persons" in deze maand met vreugde
willen denken aan het eind van de
oorlog en niet ontkomen aan de schok
van het besef: en toen begon de nieu
we ellende. En daarom is er voor ons
geen uitbundige V-day. Aan de an
dere kant willen we er zeker geen
rouwdag van maken, maar komen we
tot de nuchtere vaststelling van een
nuchter feit: voor ons bestaat geen
Bevrijdingsdag.
Wat gebeurde er ook weer in augustus
1945? Waar zaten we toen? Ergens in
een kamp. Ziekelijk en uitgehongerd.
Verstoken van alle openlijke, vrije en
betrouwbare berichtgeving.
Het bericht van het einde van de oor
log sloop ergens de kawat binnen als
een vervelend geworden "canard".
Dat vrij worden hadden we nou al vier
jaren lang gehoord... Het duurde van
een paar dagen tot een paar weken tot
we wisten dat het definitief waar was
en toen was er al geen vreugde-shock
meer. Zo. Dus tóch vrij. Nou mogen
we dus de Jap afranselen? We waren
te slap om de Jap af te ranselen. Nou
mogen we zoveel vreten als we willen?
Er was niks te vreten. Gaan we nou
naar huis? Waar zijn de lui, die ons
thuis moeten brengen? Was er nog
wel een thuis? Leeft m'n vrouw (man,
broer, vader, zoon) nog? Haal ik het
nog wel met m'n beri-beri en m'n ma
laria? Er was geen bevrijdingsdag.
Er waren een paar tergend langzaam
voortkruipende ziekelijke bevrijdings
maanden.
Er waren vervelende geruchten over
Indië, nergens bevestigd, maar ook
nergens tegengesproken. Er hing toch
wel iets. Iets niet leuks.
4 Oktober vertrok ons bataljon van
Singapore. 8 Oktober kwamen we op
Priok aan. Zouden er tóch vrouwen en
meisjes aan de kade zijn als een soort
verrassing? Weet je nog van vroeger
als een boot aankwam? Die volle kade,
de serpentines? Priok lag in puin.
We klommen tot aan de tanden ge
wapend met een touwladder van de
LTS af. De kade was grandioos ver
laten. Grote pakhuizen lagen ineenge
stort als cadavers van praehistorische
dieren. Er waren geen serpentines. Er
waren geen meisjes. Er waren geen
vlaggen. Eentje brulde plotseling:
"Kijk! Rood-witl!" We holden naar hem
toe. Tussen twee bouwvallen door za
gen we in de verte aan een bamboe
stok een rood-witte vlag. De zon ging
langzaam onder.
Er kwamen trucks voorgereden. Er za
ten geen mas-soepirs achter het stuur,
maar kleine jongetjes. Indische jonge
tjes van zestien-zeventien jaar. Ze ke
ken veelwetend en wijs op ons neer.
Wij waren ouwe militairen en land-
stormers en we waren kinderen. Onze
luit zei niets.
Onze sergeanten commandeerden ons
op detrucks. We maakten nog geintjes,
maar het ging niet van ganser harte.
We wilden lollig in bravour-houdingen
op de truck gaan liggen en staan, maar
de commando's waren scherp corri
gerend:
"Front maken naar beide zijden. Bajo
net op. Vult magazijn!!" We deden het
maar. Over de verlaten kade klonk het
geklik van staal op staal onheilspel
lend. We wachtten op het commando:
"Haanpal om!" Het kwam niet. Zo?!
Ready for the kill? Wat was dat nou
voor flauwe kul?
De trucks begonnen plotseling te rij
den. We vielen allemaal haast om. We
hadden allemaal nog erg dunne poten
moet je weten. En erg dikke enkels.
Zoals Olive Oil weetjewei, het meisje
van Popeye de Sailor.
We reden dat rotte Priok uit, het
lange Antjol af, en Goenoeng Sahari.
Ah - mijn lief Betawie, ben je daar
weer? Mijn onvergetelijke Kemajoran!
Soetlief!
De schemering viel snel over een
doodstille stad zonder mensen. En
achter een pagger werd hees ge
schreeuwd: "Merdekal! Bersiaaapü!"
Onze wijsvingers lagen net als vóór
de oorlog langs de beugelkrop van de
karabijn. We waren zó beteuterd!
Zie je.
En toen en toen en. toen
En toen al, zou Bentiet zeggen. Want
Bentiet heeft al vroeg geleerd dat je
niet "tjèngèng" mag zijn. Geen huile
balk. En daarom zeggen een boel
mensen dat Bentiet "glashard" is. En
omdat hij niet mee wil doen aan het
dansen om een vrijheidsboom, zeggen
ze dat Bentiet ondankbaar is.
Maar op deze bevrijdingsdag denkt
Bentiet aan zijn boengkie Sander, die
ergens in Japan "vermist" is. En aan
zijn nichtje Toetie, die gekidnapt werd
"en toen door maar weh". En aan het
Kemajoranse stof, dat hij toen voor
goed van zijn voeten geschud heeft.
Hij heeft hetzelfde ondoorgrondelijke
Oosterse gelaat van vroeger en als je
hem vraagt: "Hoe gaat het nu in Hol-
(lees verder volgende pagina)
2