PASTORALE Hemelvaart. Wij herdenken Christus' terugkeer naar de heerlijkheid van de Vader. En de natuur maakt er dit jaar een juichend feest van. Mijn Montana overtreft zich zelf. Ze bloeit dankbaar, ieder jaar. Maar zoals nu.... Ik zie geen blad onder de zware donzen deken die langs de pergola naar om laag tuimelt. Meterslange slingers slepen bijna over de grond met dikke dotten er op van die kleine roze bloempjes. Beeldig. Ook de brem laat zich niet on betuigd. Hogerop ons terrein ligt nl. een beetje in de diepte, heeft ze een muur opgetrokken van puur goud. Een wal die buigt en golft op de wind. Om zeeziek van te worden. Voor Plantersvrouw blijft de Natuur, de Natuur en ze houdt van die Na tuur, in Indonesië maar ook in Neder land. Waar zij woont en de wijze waarop zij en haar man destijds hun plekje in Ossendrecht hebben "inge richt" is elk seizoen volop gelegen heid te genieten van wat de natuur ook in Nederland kan zijn: een stukje onbedorven paradijs, een microsco pisch deeltje van het Grote dat eens aan de mens gegeven werd. Mijn ligstoel staat op 't terras, ik ga er een heerlijke rustdag van maken, lang en lui en welverdiend, na een paar drukke weken. Het tuinwerk is uit de hand gelopen en ik heb geprobeerd 't een beetje in te halen, met Jakke voor het zwaarste werk. Maar 't valt niet mee. Vandaag doe ik niets. Alleen maar genieten van de rust, de ouderwetse geuren die van alle kanten naar me toe stromen door de lucht. Grote plui men paarse en witte seringen wuiven op de wind. De Superba, een variëteit met roze kleine tuiltjes ruikt exact naar onze kemoening. De lelietjes van da len, mijn melatti's willen niet achter blijven en ook de Claire Matin is weer overdekt met kleine losse bloempjes, 't Is een vroege klimroos die lang doorbloeit; één van de weinige nóg geurende. Jakke komt er aan, Jakke van schuins tegenover; op zijn gele klompen. Gro te sigaar in de mond, inplaats van het door de weekse sjekkie. "Oudoe..." groet hij op z'n Brabants. "Moei?" Dan, onparlementair: "Ge moet een pak op oe donder hebben, gij! Ge sijn toch nie-geen 26 meer. Of wel soms?" "Nee Jakke, da's lang geleden." "Nou dan!" Op 't veldje waar ik verleden jaar dja- goeng had staan, heeft hij boerenkool geplant, voor zijn konijnen. Ik mag ge nadig mee'eten (uit eigen tuin) maar niet mijn wilde konijnen. En die zijn er net zo dol op als zijn tamme. Ja, kijk maar goed na dat gaas, ze zijn net zo pienter als onze kantjils, hoor! En bru taal als de beul. Kijk ze daar weer rondbuitelen op het pad, haasje-over spelen. Een groot stuk van het terrein staat te verwilderen. De appel- en perebo men zijn niet meer terug te vinden tussen lijsterbes en vogelkers. Maar 't heeft z'n voordeel, dat dichte groen trekt honderden vogels. Merels, lijs ters, vinkjes en puttertjes. Ik hoor een tjif-tjaf en 't klaterende lied van mijn priendjak (winterkoninkje) klinkt weer boven alles uit. In de eik slaat een duifjetrrrr... trrrr.al net zo rust gevend als de teroh in de manga boomHoog in de lucht vertellen de zwaluwen dat 't mooie weer nog even aanhoudt. Ik heb de vijver boordevol laten lopen en tientallen vogels maken op deze warme dag gebruik van 't openbare bad. Merels, spreeuwen met hun kod dige loop, wijdbeens. Een ekster komt hautain aangeschreden. Groenlingen als grote smaragden schitteren door aanwezigheid. Jammer dat ze altijd zo gemelijk kijken. De mussen voeren weer 't hoogste woord. Wie? Wat gaat er allemaal over de tongetjes? Het is een gespetter en geploeter daar op de rand van de vijver; een compleet wa terballet. En het kwikstaartje loopt, net als altijd, er een beetje verloren bij in z'n eentje. Op een los gewoeld plekje relaxen een paar tortels in het warme zand. Hij (of zij) op één kant, pootjes gestrekt, oogjes gesloten, één vleugel open geslagenzaaalig die zon door 't hele lijf. Ineens klinkt het, ach ter in het bosje, heel nadrukkelijk... 'Fréderiek... Fréderiek...' De grote lijs ter. Ze hoort niets, Fréderiekje. Wil niets horen. Ze zit zich op te tutten in het topje van de perzikboom. De bruine rugveertjes worden zorg vuldig opgepoetst, de vale borst met de donkere vlekjes gedi'dist, nog 's en nog 'skenè-ès..kenes! Een paar verdiepingen lager zit, in een nestkastje, een klein vogeltje te broe den. En ik ben toch zo benieuwd. Met het uitruimen van de schuur kwam er een uitgewoond vogelhuisje voor de dag. "Gooi weg Jakke, in deze tijd van welvaart is er geen vogel die er iets in ziet." Jakke hing het achteloos weg aan een dun ijzerdraadje in de perzik boom. Daar bleef het bengelen, heen en weer. Toen zag ik ze, op een goeie dag. Twee vogeltjes die er om heen draaiden. Juweeltjes! Ze vlogen niet, ze fladderden niet. Ze wervelden en dwarrelden als herfstblaadjes op de wind. Om en om 't kastje. Met trillen de vleugels en waaierende staartjes lieten ze een vurige onderkant zien. Naast elkaar zetten zij zich neer, vlak bij het hokje. Wat schattig! Roodstaar- tjes. 't Mannetje duidelijk van 't vrouw tje te onderscheiden door de zwarte kraag en 't witte petje op z'n kop. Wég vlogen zij, twee vlammetjes in de lucht. Ik sleepte een trapje onder de boom. Stevig vastbinden, dat hokje, voordat zij zich er blijvend in gingen vestigen. Ik nam 't van de tak en ik hoorde 't rollen daar binnen in eitjesdus al!Geschrokken tilde ik 't gebarsten deksel op en daar lagen ze, zes of zeven of meer beel dige blauwe eitjes niet groter dan de nagel van m'n pink. Zó maar op de blote vloer. Gauw dicht dat deksel en 't kastje vastgesjord tegen de tak. Als ze nu maar terug kwamen. Misschien joeg ik ze weg met mijn bemoeizuch tige verplaatsing van het hokje. Zou den ze het merken? Ze kwamen terug. En ik denk dat het vrouwtje diezelfde dag begon te broe den. Dat wervelen om het huisje was misschien 't afscheid van de wereld buiten, voor een paar weken. Op ge regelde tijden glipte ze naar buiten om de vleugeltjes even te laten wapperen en te eten. Of zou het mannetje haar maaltijden verzorgen. Af en toe zie ik hem zitten op een tak dicht bij. Nu ook weer. Een meesje komt aangevlogen. Klampt zich vast aan de voorkant van het huisje, gluurt nieuwsgierig naar bin nen door de nauwe opening. Als een vlammenwerper schiet 't mannetje op hem afweg meesjein duik vlucht. Nu wacht ik op de aankondiging. "Met jubel en dankbaarheid geven wij kennis van de voorspoedige geboorte van onze hongerige achtling." Pietje en Puck Roodstaart. Tijd. adres: Hof van vrede. Ik tuur omhoog naar de strakke blauwe hemel. Een straaljager trekt een scher pe witte lijn, een boog. Zó ver is hij, dat ik hem niet hoor, niet zie. Alleen een streep die langer en langer wordt. Wat moeten die mannen zich vrij voe len, lós van alles, op de drempel van de Hemel. Boven mij, op de antenne juicht een merel. Zachter en zachter klinkt zijn lied Ding-dong... Ik word wakker door de bel. Het is de ijsman, een vaste langa- nan. Behalve soorten ijs heeft hij ook hapjes bij zich. Makanan ketjil. Kroket ten, frikandellen. "Vandaag wil ik iets heel erg lekkers eten, wat heb je?" "Lekkers? Lekkers, 't is allemaol lek ker hé. Een sla'tje? Een mals haantje? Nee'e.'k wittet." (Zijn gezicht licht op). "Saté'kes in een zakkie. En makkelijk... Even in heet water". Ik bedek m'n ogen met één hand en Onze Lieve Heer hoort me kreunen. "Wat? Niet lekker?" met iets van ver bijstering op 't goedmoedige gezicht. "Verrukkelijk", zeg ik, "een andere keer". Saté uit een zakje... met een exquis plastic smaakje... Om een fijne dag waardig af te sluiten PLANTERSVROUW 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 36