TERUGBLIK
Batavia, medio augustus 1945
De hemel heeft ons het voorrecht geschonken, de goede dingen in dit leven
een bevoorrechte plaats in onze herinnering te geven en de slagen van het
noodlot te verdragen. Zo herinner ik mij het bericht van de Japanse capitulatie
als van een idylle. Natuurlijk zijn er in de dagen volgende op die onvergetelijke
15e augustus ook wel onaangename dingen voorgevallen. Maar mij blijft die
15e augustus en de eerste dagen daarna nog alleen maar bij als een groot
maar waardig feest. Alle Menschen werden Brüder.
NAMENS ALLE MEDEWERK(ST)ERS
VAN MOESSON
Dank voor al uw goede wensen
en complimenten met onze zil
veren jaarqanq en het blad van
15 juli '80.
Graag had ik al uw brieven,
vooral die met persoonlijke wen
sen, apart beantwoord, maar de
tijd ontbreekt me zoals gewoon
lijk. Excuus daarvoor, maar weet
hoe zeer ik uw brieven waardeer!
Lilian Ducelle
TEVEEL KOPIJ
We hebben bijzonder veel kopij voor
het bevrijdingsnummer ontvangen,
teveel helaas om alles geplaatst te
krijgen. Ook veel te lange stukken,
die moeilijk te bekorten waren. Ge
vraagd was om bepaalde voorvallen
of een episode uit de bezettingstijd,
soms stuurde men een verslag van
de gehele bezettingstijd '42 - '45!
Dat was wel iets te veel van het
goede (of moet het slechte zijn?).
Tenzij u erom verzoekt sturen wij de
niet geplaatste verhalen niet terug,
ze komen later misschien van pas.
Wat wij beslist niet kunnen gebrui
ken retourneren wij.
Alle inzend(st)ers, dank voor uw
medewerking om van dit nummer
zo'n bijzondere uitgave te hebben
gemaakt
REDACTIE MOESSON
Het waren dagen van verbroedering
en ongemengde vreugde. Nu zou alles
weer goed komen. Geruchten over een
opstandige beweging onder de bevol
king werden weggelachen. Toonde ook
niet de bruine broeder zich opgewekt
en blij, dat de usurpators hun macht
blijkbaar hadden verloren? Ja, zelfs de
Japanners bleken mensen te zijn. Ons
was niet het voorrecht gegund de ge
hate vijand te verslaan. Inderdaad: een
bevrijding zonder bevrijders. Maar
welk een alles doordringende sfeer
van diepe vreugde als die van een
van het ziekbed verrezene scheen de
hele stad te omhullen. Wij waren weer
vrij, al waren wij in lompen gehuld en
ten prooi aan honger en dorst. Men kon
zich buiten het kamp bewegen en aan
schouwde met intense dankbaarheid
hoe hele stoeten Indonesiërs en Chi
nezen zich naar de kampen bewogen
om daar met kleine en grote gaven de
slachtoffers van de vernietiging van
de maatschappelijke orde te laven.
Toch was er ook toen een wolkje als
een mans hand aan de hemel: een
voorbode van wat zou komen, die
alle gedachten aan een zonnige toe
komst zou verdrijven. Wij wilden op
het dak van het huis, waarin wij ge-
interneerd geweest waren, de Neder
landse vlag uitspreiden. Uit de kam
pong achter ons kamp kwam de bood
schap: doet U dat liever niet. Geen
bedreiging, maar een waarschuwing,
voorlopig niet helemaal begrepen.
Spoedig zou ons duidelijk worden, dat
de euforie een eind had genomen om
plaats te maken voor een griezelige
werkelijkheid. Vanuit de trams werd
in Batavia op voorbijgangers gescho
ten - die trams trouwens waren ver
sierd met uitdagende leuzen. Op nog
niet in gebruik genomen kantoren en
winkels verscheen het dreigend op
schrift: Milik Republik - eigendom van
de republiek. Het duidelijkst werden
wij met de neus op de slijpsteen der
realiteit gedrukt door een afschuwelijk
voorval. In de goede dagen hadden wij
bezoek gehad van een oude vriend -
natuurlijk geïnterneerd, maar nu als
wij zwelgend in de nieuw-verworven
vrijheid. Hij nodigde ons uit hem te
komen bezoeken en, als wij daar lust
in hadden, bij hem in te trekken. Hij
had zijn huis met alles wat daarin
hoorde bij het uitbreken van de oor
log ter beschikking gesteld van In
donesische vrienden, die het de gehele
oorlog hadden bewoond en intact aan
de eigenaar hadden teruggegeven.
Deze laatste wilde gaarne zijn geluk
met anderen delen, en zo was in dat
huis behalve de eigenaar en zijn vrouw
nu al een aantal kamp-kennissen ge
huisvest. Wilden wij ons niet bij hen
voegen? Het is er niet van gekomen.
Niet lang daarna werd het huis door
een bende overvallen en de politie
vond na dit bezoek alleen de lijken
van 18 geboloste Nederlanders. Toen
wisten wij dat er inderdaad een revo
lutie op gang was gekomen. De vreug
de over het feit, dat wij de dans ont
sprongen waren, woog niet op tegen
het verdriet over het lot van vrienden
en kennissen. Ach ja, een beetje ge
luk moet men hebben - maar waarom
zij en niet wij?
Wie het voorrecht heeft, de 35e ver
jaardag van de Japanse capitulatie bij
te wonen kan zich gelukkig prijzen.
Hij heeft grond voor diepe dankbaar
heid. En laten wij de doden niet ver-
O, Vrijheid!, Vrijheid! wat een misdaden
worden er in uw naam bedreven -
Madame Roland
Natuurlijk hebben we gelachen toen
Je kon toch immers niet aanhoudend klagen!
Het werd een soort van opgepept fatsoen,
Te lachen bij de zwaarste tegenslagen.
Je lachte als een boer die kiespijn had.
Maar toch, wat heb je niet geschaterd
Bij veel, wat dagelijks je tegenzat
Al was die lach door tranen soms verwaterd.
Je had geen geld, en eten moest je toch.
Ook buiten 't kamp was honger moeilijk stillen.
Je zei tegen de kinderen: "Wat dan nog!
We eten zalig kankoeng!"Om te gillen I
Een laken bleek ineens een kostbaar iets
Wie had dat vroeger nou toch kunnen dromen!
Wat had je aan een zilveren lepel?niets I
Maar 't hielp om aan een kilo rijst te komen.
Wat voor de meesten wel het zwaarste woog:
De ongewisheid steeds, waar w' in leven moesten.
De tranen zaten vaak verstikkend hoog,
Tot plots je om iets mals weer zat te proesten.
Het leven toen was als een gordiaanse knoop
van doffe ellende, door geen mens te ontbinden
Hoe heb je, zonder uitzicht, zonder hoop
Nog uren van vermaak en lachen kunnen vinden!
De lange jaren, och ze zijn voorbijgegaan
Je bent nu oud, je leven is geleden.
Je hebt een beetje vrede met dit dwaas bestaan.
Als je nu lacht, is 't echt in vrolijkheid gedaan,
Niet opgeschroefd meer, zoals toen, in het
verleden
MINNIE HOOGLAND-DE WINTER
4