'f',;
%#&e im^
'$U .,^smmw*aim£>>
Niet ver van de tennisbaan stond het protestantse kerkje
andere keer "Sturmfels" van dezelfde
schrijfster met de onvergetelijke illus
traties van Mevr. Midderigh-Bokhorst,
die jaren later mijn eigen boek "Joke
wordt Mens" zou illustreren. Juffrouw
Leefers, voorspelling "Emmy schrijft
nog eens een boek" was toen al lang
uitgekomen.
Op school was interessant Raden Rö-
róh Soewami met haar spierwit gebit,
die heldinnen uit Hollandse meisjes
boeken imiteerde en dan vertelde dat
ze thuis, precies als eens Raden A-
djeng Kartini, in gebogen houding haar
oudere zus permissie moest vragen
als ze wilde passeren.
Verder was er May van der Mijll Dec
ker, die me eens een in het Frans ge
stelde uitnodiging gaf voor haar ver
jaardag.
"Niet aan de anderen laten zien". Mijn
moeder maakte een jurk voor me van
witte organdie, borduurde er een li-
belle op, ik kreeg een olijfgroen taft-
lint om mijn middel en een dito strik
in mijn met zorg geborstelde haar. Ik
werd met het rijtuig afgehaald en de
heer v.d. M.D. gaf ons twee uitgesto
ken vingers ter begroeting. Daar ont
moette ik Willy Koopman, die 14 was
en een Engelse moeder had. Later in
Semarang zag ik in "The Sketch" in
de kolommen met societyfoto's deze
Willy terug, "Miss Willy Koopman with
friends in Epsom".
Langs de Toentangseweg lagen aan
beide zijden de woonhuizen. Dat van
mijn oom aan de hoge kant, evenals
dat van Prof. Röpke, waar later de fam.
Heavyside kwam wonen. Daartegen
over in de diepte lag hotel Van Blom-
mesteyn, waar juffrouw Ypes een ka
mer had. 's Middags zag je haar in
haar wit batisten bloes en linnen rok op
witgekalkte hooggehakte linnen schoe
nen aan komen dribbelen met haar
hondje Bobbie. Elke zaterdag reed er
een taxi voor om haar naar een nieuwe
film in de Omniabioscoop te brengen.
Troel van Blommesteyn had een dikke
rossige vlecht en haar vader was "ma-
gon", vrijmetselaar, in onze kinder
ogen iets zeer geheimzinnigs.
Uit een van de huizen aan de kant van
het hotel klonk altijd heel romantisch
pianospel. Op een keer ontmoetten
mijn moeder en ik de jonge vrouw die
er woonde, ze had een lief zacht uiter
lijk en verwachtte een baby. "Weet u
mevrouw, mijn man zegt ik breng ieder
een redjeki. Heus waar, iedereen die
ik ontmoet, krijgt geluk." Mijn moeder
herinnerde zich deze woorden met
tranen in de ogen, toen ze later hoorde
dat het vrouwtje in het kraambed ge
storven was.
Dan was er het huis van de oude me
vrouw Schuhmacher, waar ettelijke wit
gekalkte potten op voetstuk een weel
de aan rozen beurden. Als wij kinde
ren ons bukken wilden om de rozen
geur op te snuiven - rozen en zeep en
odeur, melatti's en maartse viooltjes
roken toen zo heerlijk! - dan kwam ze
in haar sarong en kabaja haastig toe
lopen. "Kinderen, niet doen! Wil je
net zo worden als ik?" En dan wees
ze op haar eigen neus. Daarvan ont
brak het tussenschot, het was één
griezelig groot gat. "Een insect heeft
dat gedaan toen ik eens heel diep in
een roos dook," zei ze en we rilden
van afschuw bij het idee dat zo'n beest
ook onze neus zou kunnen verwoes
ten.
Aan onze kant van de T.W. stond het
huis van Mevrouw Gosenson, moeder
van een Lombokheld. Ze had meisjes
in de kost. Dan was er Hotel van Kleef
waar mevrouw Dermoüt met haar
dochters woonde. Het huis van de
houtvester Berkeljon. Mevrouw was
een Duitse, ze hadden een dochter
Lili, die onderwijzeres was. Een officier
dong hardnekkig naar haar hand, je
zag zijn paard vaak op hun erf staan.
De baboe zat in de tuin witkatoenen
kousen te stoppen of witlinnen schoen
tjes te kalken. Dan was er het huis
van mevrouw De Beyl met haar vele
dochters. Die hoefden niet aan te ko
men met romantiek of liefde. Al was
een kandidaat nóg zo charmant, voor
ma de Beyl gold alleen het beslissen
de antwoord op de vraag: "Hoe hoog
is zijn salaris?" Het echtpaar Immink,
de oude heer altijd met zwarte bril,
mevrouw astmapatiënte. Hun hyper
intelligente zoons zaten beiden in een
zenuwinrichting, evenals de zoon van
Mevrouw Duchateau, die ik nog zie
aanstappen over de Toentangseweg,
energiek in haar leed. Aan de over
kant het schaduwrijke erf van Herr
Kolster, die eens in paniek van Pa's
telefoon gebruik maakte om de dokter
te vertellen dat zijn oudste dochter de
klem (tetanus) had. Daarnaast het huis
van de fam. Hamar de la Bretonnière,
de twee oudste dochters hielden een
kleuterschooltje, waar alle Salatigase
dreumessen hun "zakdoekje" kwamen
leggen ("niemand zeggen") en op St.
Nikolaas feest kwamen vieren in een
speciaal daartoe gebouwde loods. Het
kinderloze echtpaar Annyas bewoonde
het huis naast hen. Meneer was bij
het kadaster en zelden thuis, mevrouw
was dol op kinderen en verwende mij
met allerlei liefs. Naast ons woonden
de Van Engelen's van de zendeling,
verderop de familie Kunst in een twee-
verdiepingshuis en nog verder de heer
Warnecke, die er een lange pergola
met beelden op nahield.
Mijn vader vond hem bizonder sym
pathiek, een heer van de oude stem
pel, op wiens woord je kon bouwen
als op een rots. We waren wel omslo
ten door de godsdienst, want aan
onze andere kant, in een verdiepings
huis, woonde dominee Van Rooyen.
Marietje en Annetje waren echte on
deugden, die afspraakjes maakten met
jongens achter de kerk. Toen dominee
in een andere plaats beroepen werd,
deed hij zijn spruiten in de kost bij zijn
opvolger, dominee Christoffel, die kor
te metten met het tweetal maakte. Hij
sloot ze bij tijden op!
Op bepaalde tijden klonk veelvoudig
hoefgetrappel en dreunde de cava
lerie ons huis voorbij. Kwinkslagen of
gemopper van de onderofficieren
en de kwieke aanblik van de soldaten
met hun aan één kant opgeslagen
bamboehoeden. Of er werden nieuwe
legeraanwinsten aan de teugel voor-
bijgeleid: machtige Australische paar
den met boven de enorme hoeven
dikke manchetten van haar.
Evenement voor de kinderen uit de
hete kuststeden, die hun grote vakan
tie in Salatiga doorbrachten, was de
maandagse taptoe. Joelend sloten
steeds meer kinderen en nontonners
er zich bij aan. Als het donker was
ingevallen kwamen ze dan terug onder
de grillige schijn van flambouwen. Ook
werden er wel lampionoptochten ge
houden.
Met het jaar werden de reclame-calval-
caden van de Omniabioscoop voor
nieuwe films grootser. Zo hadden ze
voor Ben Hur een romeinse strijdwa
gen of zegekar weten op te duiken en
legden voor The Bengal Lancer de
hand op een prachtig opgetuigde oli
fant, geleend van een rondtrekkend
circus. Ik hoor nog het melodieuze, tra
ge kleng klang waarmee krakende gro-
baks zich plachten aan te kondigen,
maar ditmaal trokken de dromerige
karbouwen een stellage, waar King
Kong, het harige monster, op torende
met zijn formidabel gebit dreigend ont
bloot en in de grove knuisten een bord
papieren juffrouw! Jongens op fietsen
(lees verder volgende pagina onderaan)
7