geen verlegen elfjarige meer, maar fier lachend als een meisje van twintig
Wim kreeg hij het aan de stok, toen
hij voorreed bij het huis, waar Wim
boekhoudles zat te nemen. Onno claxo
neerde als een razende, hoewel de
les nog lang niet afgelopen was. Mor-
sink vond het een schandaal, dat hij
een getrouwd vrouwtje zo het hoofd
op hol bracht. Met zijn woordenrijkheid
en charme wist Onno mijn vader vier
duizend gulden lichter te maken: er
was ergens in Kediri een bioscoop te
koop, de toekomst lag in de filmindus
trie, "met die bios word ik stinkrijk en
ik zal u cent voor cent terugbetalen."
Hij verdween spoorloos met het geld
naar Batavia, en schreef daar geestige
stukjes in De Javabode. Ook dat was
van heel korte duur en hij verdween
terug naar Europa.
Met een andere baar beleefden we er
varingen van romantische aard. Op een
bal in de soos danste hij voortdurend
met een blond meisje, dat altijd lachte
maar erg temerig sprak. De volgende
dag, een zondag, werd hij bij haar
moeder ontboden. "Ik wilde u vragen
of u serieuze bedoelingen heeft met
mijn dochter", zei ze streng, "U heeft
haar gecompromitteerd door vier keer
achter elkaar met haar te dansen."
De jongeman kreeg een kleur als een
tomaat, stotterde dat hij de dochter
erg charmant vond, maar nog nergens
anders aan dacht dan prettig met haar
te dansen. Zijn aftocht was snel, want
de moeder was woedend. Mijn broers
hadden hem nog nooit zo ontdaan ge
zien. Dezelfde jongeman, die tot
de trouwste onder onze logé's hoorde,
maakte kennis met een zekere Hilde,
dochter van een weduwe. Ze had nog
een oudere zus, die er eigenlijk met
haar statige houding knapper uitzag,
maar stil en gesloten was. Hilde was
klein, erg goedlachs en had pukkeltjes.
Op een picnick week de genoemde
baar niet van haar zijde. De ouderen
zeiden dat er iets tussen die twee
"groeide". De hele dag bleven ze on
afscheidelijk en later huurden ze twee
bergpaardjes en reden naast onze au
to's. Zo uitgelaten vrolijk hadden we
die baar nog nooit gezien. Bij ons thuis
stak hij zich in een schoon pak en
vertelde aan Jan, dat hij een visite ging
afsteken bij Hilde's moeder. Vol zelf
vertrouwen ging hij op weg en des te
meer verwonderde het ons dan ook,
toen hij stil en bedrukt terugkwam.
Later hoorden we van Morsink, wat er
gebeurd was. Toen zijn vriend het erf
van de weduwe betrad, ging er juist
een boomlange 1ste luitenant dat erf
èf. Met de houding van een verove
raar! Hilde stond in de voorgalerij en
vertelde direct, dat ze zo juist haar
jawoord had gegeven aan de luitenant.
"Een geraffineerd nest", had de ont
goochelde vriend gezegd. Op Mor-
sink's geduchte plagerijen antwoordde
hij, dat het nooit serieus in zijn be
doeling had gelegen dat nest te vra
gen.
Jan vond de wegen der liefde ondoor
grondelijk, die stille oudste zuster
maakte toch een liever indruk dan die
Hilde. Als deze met haar lange luite
nant door Salatiga wandelde, waren
er altijd wel kinderen die elkaar toe
riepen: "Hé, zeg, anderhalve cent!" of:
"Kóh deze, Watt en Half-Watt!"
Ik had in die tijd bijles voor rekenen
bij een juffrouw die in Hotel van Blom-
mesteyn woonde. Een collega van juf
frouw Ypes, maar van een andere
school. "Jouw rekenen houdt geen ge
lijke tred met jouw taal", was het oor
deel geweest. Op een keer zei ze:
"Wie zijn toch die twee jonge heren,
met wie ik je moeder wel eens zie?
En noem jij die zo maar bij hun naam?"
"Dat zijn mijn BROERS", zei ik trots,
waarop ze luid begon te lachen. "Je
stiefbroers meen je!" "Neen, mijn ei
gen, echte broers", zei ik gepikeerd.
Ze klakte met haar tong. "Tje, dat
hebben ze jou wijsgemaaktl Jouw moe
der is veel te jong om zulke grote
zoons te hebben! Geloof mij maar, dat
zijn zoons uit je vader's eerste huwe
lijk!"
Inwendig had ik haar kunnen aanvlie
gen maar klemde de lippen op elkaar.
Deze juffrouw Jacobs was dan knap in
rekenen, maar wat was ze nu toch
dom! Ja, Ma zag er jong uit, de leger
commandant had haar op een bal in
Kalitaman enige jaren geleden voor
Wim's ega gehouden. "Mag ik deze
dans met uw echtgenote?" De arme
Wim had zwijgend naar Pa omgekeken..
Maar om te beweren, dat Pa al eens
eerder getrouwd was geweest! Ik ken
de de details precies: hun romance,
hun huwelijk in de glazen koets van de
majoor-chinees (Pasoeroean 1891). In
1892 was Margootje geboren, na een
jaar gestorven, in 1893 kwam Jan en
drie jaar later weer, 1896, Wim. Ik ver
telde het Ma bij thuiskomst - ik wou
van die lessen bij dat nare mens af.
Ma lachte en trok me aan mijn vlecht.
"Wij weten toch beter!" zei ze en
voegde er aan toe: "Mijn bloedeigen
jongens!"
De zaterdag daarop kwamen de broers,
ditmaal eens alleen. Ik voelde me trots,
en Wim had geen kritiek. Blijkbaar had
den de vrienden toch niets gezegd
over mijn slungeligheid. Het leek zelfs
wel, alsof de broers ook trots op mij
waren. Jan zei: "Straks komt King Son
voor een foto" en toen de Japanner
met zijn toestel arriveerde, zei Wim:
"Jij in het midden" en hij ging achter
me staan. Plotseling was het helemaal
geen probleem meer: ik voelde me
geen elfjarige verlegen nonni, maar
lachte fier als een meisje van twintig I
Rectificatie
In het eerste deel van de serie "Sala
tiga, romantisch garnizoensstadje in
Midden-Java" (Moesson no. 1, pag. 12)
is een vergissing geslopen. Ten on
rechte stond daar de heer Smit Sibinga
als administrateur van Getasan ver
meld. Hij was administrateur van de
onderneming Gesangan, Getasan stond
onder beheer van de heer K. G.
Swaving. Door de bijna gelijkluidende
klank is de naamsverwarring ontstaan.
TIJDEN EN MENSEN
Wie leeft bij de dag van vandaag heeft
vaak de neiging te menen, dat hij niet
leeft, maar geleefd wordt en dat alles
bepaald wordt door tijdsomstandighe
den, waaraan toch niets te veranderen
is. Deze fatalistische opvatting is niet
nieuw. Reeds St. Augustinus (een van
de vijf grote Kerkleraren van het wes
ten, (354-430) reageerde daarop in zijn
tijd met de volgende woorden: "Het
zijn slechte tijden, het zijn moeizame
tijden, zo zeggen de mensen. Laat ons
goed leven en de tijden zijn goed; wij
zijn de tijden; zoals wij zijn, zo zijn de
tijden".
11