Indische bekenden in tropisch Amerika door HAN HETHARIA Het was op een warme ochtend, dat ik hem herkende. Vlak bij het uitzichtspunt, waar men een prachtig panorama heeft op de baai van Acapulco aan Mexico's Pacific kust, pronkte onze Kambodja met zijn witte bloemen aan de kale takken. Een forse boom, groter dan de betrekkelijk kleine kerkhofbomen, die we van Java kennen, groeide hij in het ravijn. Nog geen tien meter verder, bloeide zijn neef, vol met rode bloemen en volledig in 't blad. Trouwens deze rode soort, zag ik ook elders in Mexico en steeds vol in blad en bloemen. In de maand mei bloeit de Flamboyant uitbundig in Mexico. Het was een op merkelijk prachtig gezicht, om aan de overzijde van een diep ravijn tegen de helling, ze te zien bloeien in de tuinen van de witte villa's. De Ixora met de kleine rode bloemen in een scherm gerangschikt, die we van Java kennen, alleen als alleen-staan de struik, wordt hier veel gebruikt als heggeplant. Een merkwaardig gezicht zo'n Ixoraheg. De Thunbergia, die vele Indische tuin muren versiert, heeft hier in de laag vlakte van Mexico en in de hooglan den van Guatemala, geen mieren on der zijn dikke groene kelkbladren. Mis schien is niet alom bekend, dat deze mieren in onze Indische tuinen een soort lijfwacht vormen tegen in braak van de solitire grote houtbijen (de Tawon-das van de Javanen). De onervaren bijen, die een kortere weg naar de nektarkamer zoeken, vinden op hun weg deze mieren en moeten dus van voren de bloem betreden en zodoende meewerken aan de bestui ving. Ongetwijfeld hebt U deze bijen op bezoek gezien, als U op de immer zonnige ochtenden langs zo'n hangen de Thunbergia liep. In bovengenoemde landen, dus geen mieren, maar ook geen bijenbezoek. Toch komen er hout bijen voor. Tenminste in Ecuador. zelf maar te redden", weg was hij. Ik probeerde een rustig gezicht te hou den en bleef aan de reling staan maar toen mijn vriend mij daar aantrof, zag hij dadelijk dat er iets was. Toen ik het verteld had zei hij: "ik zal je zo veel mogelijk helpen, maar ik weet niets van dit land. Er zal wel iets op te vinden zijn". Lieve optimist, hij had altijd vertrou wen in de goede afloop van de dingen. De aankomst in Priok. Een laaiende hitte, een krioelende menigte in de goedangs, waar ik zelf mijn kisten moest klaren en op de kade. Het lukte mij vrij vlug de zaken in orde te krijgen en ik bleek er het eerste mee klaar te zijn. Voor het laatst stonden wij even met ons vieren bij elkaar, alle vier een ander leven tegemoet. Wij namen afscheid, hadden tevoren eikaars adres genoteerd, maar wanneer zouden wij elkaar weerzien? Ik ging mee in de auto en toen mijn gastheer, die nu niet langer mijn gastheer was, aan onze tafelgenoot vroeg welk vervoermiddel hij had, zei deze dat hij ging lopenl Natuurlijk heeft hij deze zelfmoord poging niet uitgevoerd, maar het had Wachtend op de kano's, die ons zou den vervoeren op de Rio Napo in de Boven-Amazone, zag en hoorde ik nabij de balken van de oude "pasanggrahan" enige houtbijen aan 't werk. Zo'n tro pisch regenwoud in Amazonas, ver schilt, althans voor een leek, niet zo veel van b.v. het Sumatraanse. De in- sekten-wereld is echter brillanter en laten we het maar noemen "indringen der". Al zagen wij 3 soorten apen, het schal lende ochtendconcert van de ons be kende Siamangs ontbrak. Alleen de Brulapen, deden wat volume betreft niet onder. Grote vogels, zoals de Rangkoks, zo kenmerkend voor het primaire oerwoud bij ons, ontbraken totaal. Natuurlijk zagen wij Toekans en bonte Ara-papegaaien, maar meestal vlogen ze op te grote hoogten. Tot waarlijk indrukwekkende bomen, groeide een familielid van onze Kapok bomen. In uiterlijk leken ze wat op onze Randoe-alas, maar overtroffen deze in omvang en grootte. De vruch ten waren typische kapokvruchten, al leen waren deze in omvang en lengte ruim 2 x zo groot. Het witte pluis en de pitten waren nagenoeg identiek. In de prachtige tuin van het hotel Antigua in Guatemala stond een Spuit jesboom of Spathodea in volle bloei. Het luide gekwetter duidde onmisken- het gewenste resultaat: hij ging weg. Ik herinner mij niets van de rit, wel de aankomst in een klein huisje op Wel tevreden bij een oude dame, de groot moeder van de kinderen, die ook mijn ouders kende. Ik kreeg een kamer met de twee oudste jongetjes. Bedienden waren er niet, die waren "weggelo pen". Of dat was om de gasten, met name om het lastige jongetje of diens niet minder lastige moeder te ont lopen, of om de oude dame zelf, dat weet ik niet. Deze toestand heeft een week geduurd, maar dit relaas hoort niet meer tot de reis naar Indië. Die is hier afgelopen. Ik heb het beschreven, zoals het nu nog in mijn geheugen staat. Ik heb, ook op de reis naar Holland, geen luxe-hut gezien, geen concerten ge hoord, geen bal meegemaakt, maar de reis zelf was een enorme belevenis en deze "heenreis" heeft mij gebracht naar een land waar ik mij al gauw heb thuis gevoeld en waar ik zo heel veel van heb gehouden en nooit vergeten zal. Tanah Djawa-tanah baik I ADDIE baar op bezoek. Af en aan, vlogen glanzende zwarte vogels. Ze waren net zo zwart en iets groter dan de Sri- goentings, alleen was hun gedrags patroon totaal anders. Het waren zwar te Troepialen met een krachtige spitse snavel. Toen ik de afgevallen bloemen onder de boom opraapte, zag ik bij elke bloem aan de basis, een gat net als in Indië. Daar werden ze veroorzaakt door Koetilangs, die ook snoepten van de nektar. Is het niet frappant, dat in 2 verschillende werelddelen, door 2 verschillende vogelsoorten, dezelfde inbraakmethoden op deze Spathodea worden toegepast, die van oorsprong toch uit West-Afrika komt? In deze tuin, zag ik ook voor het eerst een nieuwe "combinatie" of moet ik het "variatie" op de bestuiving noe men. In Indië zagen we vaak op de wijnrode schutbladen van de djan- toeng van een pisang, indrukken van de klauwtjes van stuifmeel-etende vleermuizen. Hier in Guatemala, zag ik, hoe een Kolibrie, uit de bloemen van de pisang het zoete vocht puurde, ter wijl hij "stil stond" in de lucht. Een on gemeen boeiend gezicht, als hij telkens van standplaats moest veranderen, om de sisir af te werken. Kolibrie bezoek aan bloemen, is in Amerika natuurlijk geen zeldzaamheid. Vooral, omdat in het tropische gedeelte een grote ver scheidenheid van deze vliegende ju welen herbergt. Enkele bloemen, die van hen bezoek kregen waren o.a. Oleander, een roze Kembang Sepatoe en natuurlijk de ons welbekende Kem bang Tembelehan, want luidt zijn La tijnse naam niet: Lantana amricana? Op een vroege ochtend aan de oever van het Meer van Attitlan, magistraal begrensd door drie kegelvormige vul kanen, zag ik tientallen groenglanzen de Kolibries, druk in de weer bij de bloemetjes van een soort Kattestaart, die we ook van Indië kennen. Ze wa ren helemaal niet schuw. Hun spranke lende kleuren wisselden regelmatig, naar gelang hoe de zon op hen scheen. Soms kregen twee ruzie en stegen dan als één massa luid kwetterend omhoog. Ze deden mij onwillekeurig denken aan de bruidsvlucht van onze hout bijen: twee stippen worden plotseling één stip, die dan loodrecht in de lucht opstijgt, om even later uiteen te spat ten. Tenslotte zag ik nog een oude beken de op Santa Cruz, één van de Gala pagos eilanden n.l. de Waroe (in Ma laysia noemt men hem Sea Hibiscus) met zijn gele bloemen en hartvormige bladeren. Het herkennen van oude bekenden uit Indië, gaf een speciale bekoring aan deze reis "in het spoor van Darwin". 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 13