HOEVEEL WETEN WIJ? NEDERLANDS-INDIË 1940-1946 door Jacob Zwaan In de laatste Moesson van 1 september las ik met veel genoegen Uw "bij de voorplaat", het prachtige Soenda bergdorp. Het was mij uit het hart gegrepen. Het gaat over iets wat mij al jaren hindert, het absoluut gebrek aan belang stelling voor Indonesiërs, hun geloof, hun kunst, hun muziek, hun taal. Ik schreef eens: "Wij weten van hun muziek niets, van hun taal iets, van hun eten alles." Dit werd niet gewaardeerd al is het de waarheid. Ik verklaarde ook waarom wij vroeger in Indonesië, eigenlijk door de kolonia le verhoudingen gedwongen, ons dis- tantiëerden van de "Inlander". Als we te veel met hen omgingen waren wij, ook in het oog van deftige "Indo's", "kampong-Indo" en bleven we klerk 2e klasse. Deden wij Europees dan zouden wij commies 1e klas kunnen worden en hoger. Zaten we eenmaal bij de upper-ten als Assistent-Resi dent, of Administrateur of Directeur dan hadden wij een brede intelligente kijk op alles en leerden Javaans of zo. Dat hoeft nu niet meer. Toch blijft de belangstelling voor Moederland en Moedervolk miniem. Ik vrees dat het anders zou zijn als wij een "tjang" of "Ma'Nini" zouden hebben gehad van Hongaarse, Italiaanse of Alhamdulillah van Engelse afkomst. In plaats van een theeplukster of Solose Prinses. Te weinig werkelijke belangstelling dus voor het volk temidden waarvan wij geboren werden en opgroeiden. Maar we zijn wel hoogst verontwaardigd als de totok niet de minste belangstelling heeft voor die bruinen uit dat land aan de overkant van de aardbol, die "In diërs"! Of zijn het Surinamers of In donesiërs of gastarbeiders? Of Am- bonnezen? Ze snappen er niets van. Onze kleinkinderen, 2e of 3e generatie in Holland voelen zich vaak totok, het kan niet anders. Maar als die niets van Indonesiërs afweten, dan ligt het niet aan de 2e Kamer en de Ministers maar aan de ouders en grootouders die het niet nodig vinden! Overigens nog iets over de vrees van Si Anoe dat Soendanees en Javaan etc. hun cultuur zullen vergeten, omdat ze Bahasa Indonesia moeten spreken. Ik denk er anders over. Die gamelan en wajang en kebatinan zullen niet ver dwijnen evenmin als ze zijn gestorven ondanks doop tot de kerk, of zoals bij de grote massa aanvaarden van de Islam. Het is wel zo, en was het al vóór 1940, dat een Javaans kind, wo nende en opgroeiende in Garoet, met zijn vriendjes tot aan zijn dood Soen danees zal blijven spreken. Het om gekeerde is ook het geval. Dit geldt voor Padangers en Chinezen en Me- nadonezen. Men spreekt de taal van de omgeving, overal ter wereld. Dat er een eenheidstaal is, de Bahasa, Indonesia, is geen droevig, betreurens waardig feit. Het is iets geweldigs dat het geheel tot één volk maakt - Bheni- ka Tunggal Ika - Waar China ook aan begint. Waar India nog lang niet aan toe is en waar Indira Ghandi meestal van Engels gebruik moet maken om door 5% van de mensen in andere streken verstaan te worden. Indonesië is de enige oud-kolonie voor zover ik weet, die een eigen In heemse Nationale taal heeft. De B.l. is een rijke, oude taal die niet onder doet in uitdrukkingsmogelijkheden voor Nederlands of Engels. De meeste grote dag- en weekbladen verschijnen in het Bahasa ook in Midden-Java. Omdat de oplaag groot moet zijn en vanwege de advertenties waarvan ze leven en die in heel Indonesia gelezen moeten kun nen worden. Voor zover ik weet zijn er maar twee of drie in het Javaans met Latijnse karakters (dagbladen) o.a. de "Penyebar Semangat". Een goed Bahasa tijdschrift (weekblad) is bijvoorbeeld "Tempo", van tijd en niet van snelheid. Een abonnement geeft U de gelegenheid om het Bahasa weer te leren, om het wereldgebeuren eens van de Aziatische kant te zien (rechtsgericht), en om wat van het moederland te weten te komen, wat niet in de Telegraaf staat. Nergens overigens. Over 50 jaar eten onze nazaten nog nassi-ballen en ook donuts en drinken cola in plaats van setroop tètès met kolang-kaling. Als ze het woord Java horen denken ze aan koffie. Dat staat al in het grote boek ge schreven. Maar wie weet wat er ge beurt als over 100 jaar "Moesson" (Tong-Tong) wordt herontdekt? Komt dan de belangstelling? Insja-Allah! F. CRAMER El Atabal NIEUW Deel I Gouvernementeel intermezzo 1940-1942 Een uitzonderlijk boeiende documentaire over de periode 1940-1942, waarin het nog vrije Indië na de bezetting van het moederland, practisch op eigen benen moest staan. In dit deel worden achtereenvolgens be handeld: Ned.-Indië los van het moederland; De opkomst van Japan; De oorlog met Japan. De tekst is met talloze boeiende foto's geïllustreerd en met reproducties van krantenverslagen uit die tijd verlevendigd. Verkrijgbaar bij BOEKHANDEL MOESSON f 59,f 5,50 porto Misschien iets te generaliserend, verbitterd, deze uitbarsting van de heer Cramer. Maar hoe vol komen juist stelt hij de feiten vast: hoe verschrikkelijk weinig weten velen van ons nog van ons leven vroeger. Of h e b b e n we het wel ooit geweten? Bijna dagelijks ervaren we het hier bij Moesson, bij de redactie, in de toko, de boekhandel dat men de eenvoudigste zaken, woorden, gebeurtenissen totaal vergeten is. Of ze nooit gekend hebben? Of wil vergeten? Maar ook even zo vaak schrijft of zegt men ons: "Weet je dat ik Indië pas beter heb leren ken nen door Tong-Tong? Dat ik nu pas weet, hoeveel ik heb gehad om trots op te zijn?" Tjalie heeft het al duizend maal vóór de heer Cramer, vóór mij geconstateerd en dit blad ontleent zijn bestaan dan ook aan zijn verlangen "te bewaren al datgene waaruit wij voortgekomen zijn, wat onze identiteit heeft helpen bepalen". Nooit heeft Tjalie bedoeld dat wij uitdrukkelijk met onze Indische gewoonten te koop moeten lo pen, dat wij ons moeten blijven bedienen van een "djedar-dje- doer" taaltje, van eten met de vingers, lopen in sarong-kabaja of pyama, dat zijn uiterlijke bij komstigheden, die weinig te maken hebben met de werke lijke identiteit van de Indo. Dat er iemand is die deze ui terlijke bijkomstigheden handig weet te gebruiken om het Neder landse volk te laten kennismaken met "die geinige mensen uit In dië" is om uit je vel te springen! Dat zo'n persoon voor een paar duzendjes gehuurd kan worden om een demonstratie "Indisch doen" weg te geven is om je diep te schamen. "Indisch zijn", heeft te maken met het dagelijks denken, weten. Als die dingen veranderen, dan helpen geen sarongkabaja, nasi koening en krontjong meer. Het betekent een helder, gefundeerd oordeel hebben over alles wat om ons heen gebeurt, bewust weten waarom we iets wel of niet leuk vinden. Of iets "pantes" of "koerang adjar" is. Er is geen compromis mogelijk tussen die twee. Als we na 35 jaar - verenigd door een onversaagd dapper streven om 7500,los te peuteren uit een totaal lege Ne derlandse schatkist - ons ineens onze identiteit gaan herinneren, dan zijn we daar niet alleen knap laat mee, maar slaan bovendien nog de plank mis. L.D. 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 4