Isidore van Kinsbergen 1821-1905 door Dr. H. J. de Graaf "Een talentvol Duizendkunstenaar" Het oude Indië had dit op het moederland voor, dat er op de "baar" sneller een beroep werd gedaan om dingen te doen, waarvoor hij niet uitgekomen, zelfs niet opgeleid was. In de meeste gevallen sloeg de jonge man er zich wel aardig doorheen, vooral wanneer hij van aanpakken wist. Iets dergelijks moet Isidore van Kinsbergen vaak zijn overkomen, de duizendkunstenaar, die op Java is op getreden als operazanger, decoratieschilder, kunstschilder, steendrukker, etser, fotograaf en regisseur bij toneel en opera. De meeste dezer vaardigheden heeft hij in de tropen moeten ontwikkelen. Onze Isidore werd op 3 sept. 1821 te Brugge geboren, als zoon van een Am sterdamse muziekonderwijzer en een Frangaise. Hij zal van de wieg af twee talig zijn opgevoed, want de deftige Vlaamse burgerij dier dagen placht zich voor haar moedertaal te schamen, sprak plat dialect of brabbelde wat Frans. Te Parijs en in Rijsel kreeg hij zijn op leiding of was werkzaam als operazan ger en decoratieschilder, en zo werd hij zeer geschikt voor een dier reizen de operagezelschappen, die destijds de koloniën afreisden om voorstellin gen te geven, zelfs op Java. In 1851 kwam hij in Batavia, mogelijk niet voor de eerste keer, met de troep van Ro bert, die eerst behoord had tot het ge zelschap van Minard, doch in 1844 aan het hoofd van een eigen gezelschap naar het zonneland was getogen. Men placht dan eerst een half jaar in Bata via op te treden, en was het publiek op hen uitgekeken, dan ging men voor een kwartaal naar Semarang, om te besluiten met drie maanden Soeraba- ja. Daarna keerde men naar "la belle France" terug. Onder deze Robert heeft Van Kinsbergen de woeste baren van het "Vlot van de Medusa" geschil derd, een kijkspel dat toen veel toeloop had. Na de tournée over Java placht menigeen er achter te blijven, b.v. M. Ie Directeur Robert zelve, die een ca fé-concert "Au palais royal" opzette, en Van Kinsbergen, die zich aan de Bataviase Schouwburg verbond, waar hij als decoratieschilder en baszanger goed bruikbaar moet geweest zijn. Dit was in het jaar 1851 en tot aan zijn dood 54 jaar later, is hij Java steeds trouw gebleven, niet bezwijkende voor royale aanbiedingen van elders. Behalve toneeldecoraties schilderde hij ook portretten. Nog in 1854 noemde hij zich uitsluitend: kunstschilder en lithograaf. Zo heeft hij ook getracht een restauratieopdracht voor de landvoog- delijke portretten te verwerven, doch de artist radèn Saleh, pas uit Holland terug, was hem voor, kreeg zelfs het ambt van conservator van 's Lands verzameling. Beschouwde men Van Kinsbergen te veel als buitenlander? In 1862 noemde het 2e-Kamerlid jhr. mr. W. T. Gevers Deynout hem nog Belg, zeker omdat hij in Brugge ge boren was. Mevr. de Loos-Haaxman, de ijverige Een portret van Isidore van Kinsbergen gemaakt omstreeks 1862. beschrijfster der Indische portretver zameling, heeft nooit een schilderij van hem onder de ogen gehad, doch ken de wel verscheidene portretten van zijn hand, die in 1938 prijkten op de Juliana-tentoonstelling te Batavia, toen onze Prinses in het huwelijk trad. In haar boek "Verlaat Rapport Indië", re produceert zij twee knappe tekeningen in gewassen O.l. inkt, voorstellende de landheer Frangois Riesz en diens echt genote mevr. Emily Ie Roux. Op de tentoonstelling "Nederlandse schilders en tekenaars in de Oost" in 1972 in het Rijksmuseum, ontbrak zijn naam. Waar zou zijn talrijk werk gebleven zijn? Ondertussen had hij zich een andere vaardigheid eigen gemaakt, nl. het fo tograferen, en wel zonder leermeester. Toevallig was hem een boek over die jonge kunst in handen gekomen en daaruit had hij door zelfstudie de kunst geleerd. Weliswaar vond de fotografie vóór hem in Indië reeds enige beoefe naars, b.v. reeds in 1844 de Hr. A. Shaefer, doch deze fotografen maak ten slechts foto's op glazen platen, de z.g. Daguerotypen, waarvan men geen afdrukken kon maken; dus van elke opname slechts één foto, die boven dien nog erg kwetsbaar was. Van Kins bergen vervaardigde echter negatieven op glas, waarvan men wél afdrukken kon vervaardigen. Dit was een vinding van de Engelsman Talbot. Ook paste hij het collodium-proces toe, waarbij natte platen gebruikt werden, dat de Engelse architect Scot Archer had be dacht, en juist in 1851 had gepubli ceerd. Overigens viel het fotograferen, juist in de tropen, niet bepaald mee. De natte collodiumplaten moesten on middellijk na de opname worden ont wikkeld. Dat betekende dus, dat de fotograaf steeds, behalve de zware, omvangrijke camera, ook nog een ver plaatsbare donkere kamer bij de hand moest hebben voor het fixeren. Boven dien was het werken in een donkere kamer bij zijn atelier voor de vervaar diging der afdrukken, terwijl het buiten 90° in de schaduw was, niet bepaald een pretje. Dank zij Van Kinsbergen's ijver en kunstgevoel waren de resul taten echter schitterend. Van het maken ener portret-fotografie hebben wij een bericht in een van C. Busken Huet's brieven aan zijn vriend Potgieter, n.l. in zijn brief van 26 de cember (2e Kerstdag) 1869: "Heden morgen zijn wij met... Gideon (Huet's negenjarige zoon) naar den fotograaf Kinsbergen geweest, en hebben wij een portretje van hem laten maken, dat tot mijn groot genoegen, voor zoo ver ik naar het cliché (negatief) oordelen zou, zeer goed geslaagd is. Hij zit op zijn paardje, dat vastgehouden wordt door een aardig Inlandertje". Men ziet, dat het negatief onmiddellijk na de op name vervaardigd wordt en kan ge toond worden. De grote schrijver voegt er nog aan toe: "Met een der eerst volgende mails zend ik U een exem plaar, indien ten minste vriend Kins bergen, die een aartsluilak is, mij niet in den steek laat". Wat Huet vreesde, geschiedde ook. Toen hij tien dagen later een bediende om de afdrukken zond, luidde het antwoord, dat ze we liswaar klaar waren, maar nog niet droog, hetgeen onze journalist een uit vlucht achtte. In de uitdrukking "aartsluilak" schuilt iets onbillijks. Van Kinsbergen was al lerminst lui, doch werkte nu eenmaal langzaam en nauwkeurig. Bovendien was hij, als menig kunstenaar, sterk aan stemmingen onderhevig. Later had hij soms weken nodig om een geschik te plaats te vinden, vanwaar hij zijn object op de gunstigste wijze voor de lens kon krijgen. Toen hij gouverne mentele opdrachten moest uitvoeren, zijn daarom heel wat aanmaningen no dig geweest, om toonbaar werk uit zijn handen te krijgen. Evenwel, met deze opdrachten behaal de hij juist zijn grootste roem. Zijn eerste gouvernementele opdracht viel, toen hij van 25 februari tot 15 a- pril 1862 de algemene secretaris Alex ander Loudon moest vergezellen op een reis naar Siam (thans: Thailand), en wel in de functie van "photogra phist". Doel der reis waren onderhan delingen en uitwisseling der acten van ratificatie van het op 17 december 1860 tussen Nederland en Siam geslo- 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 6