Kennen wij elkaar?
Huize Boekholt, een huis vol Boekholts
Het begin van een levensgeschiedenis: Cornelia Pechler trouwde met Hendrik Boekholt
in 1936.
Ze heeft dat innemend-lndische gezicht waarvan je je afvraagt: ik moet haar
ergens van kennen. En als je haar "ergens" van kent, dan moet het ook wel iets
prettigs en huiselijks geweest zijn, want Nelie (Cornelia) Boekholt-Pechler is
in de eerste en enige plaats altijd huisvrouw en moeder geweest. Wat kun je
anders met 11 kinderen? Ik kende haar wel een beetje (meende ik tenminste)
van Ralph Boekholt (schrijver van "Mendoeng", weet U wel?). Hij zette daar
heel wat vrouwentypes neer en door zijn verhalen heen, dacht ik, loopt wel de
figuur van zijn moeder. Maar als ze aan het vertellen raakt over haar leven, dan
lees ik een heel ander boek, een eigen levensverhaal. Ze praat geanimeerd,
bijna zonder onderbrekingen en ik heb moeite de notities bij te houden die
nodig zijn.
Intussen raakt de tafel tussen ons in
bedekt met schalen dampende lemper
en risolles (net gemaakt), kopjes kof
fie, bordjes, alles tegelijk. Dat is zo
typisch Indisch, ook in deze toch iet
wat donkere Hollandse huiskamer. Een
donkere knusheid waarin onmisken
baar Indische lichtpuntjes van eigen
smaak en voorkeur. In een hoek een
gemakkelijke stoel die opvalt door zijn
versletenheid, een armleuning waar
het schuimrubber gewoon bloot ligt.
Een stoel met pensioen, de stoel van
Hendrik Boekholt die twee jaar ge
leden overleed. Hij werd 75.
Nelie Pechler is in Pekalongan gebo
ren, 1910. Haar vader was administra
teur van de rijstpellerij Krenseng. Na
haar 9de verhuisde ze naar Bandoeng.
Ze had een strenge moeder die haar
8 kinderen erg kort hield, vooral de
meisjes. Een vriend vinden was er
nauwelijks bij; wat dat betreft hadden
de meisjes Pechler niet bepaald een
vrij leventje. 26 Was Nelie toen ze bij
toeval, uitgenodigd door een neef, als
"blind date" meeging naar een dans
avond in "Panorama". Haar partner
bleek Hendrik Boekholt, Hij was erg
attent en vriendelijk.
"Was U direct een beetje verliefd op
hem?"
"Adoe, helemaal niet, ik was eigenlijk
een beetje boos op mijn neef, want
die Boekholt was weduwnaar en had
4 kinderen. Maar ik vond hem wel
aardig, we gingen daarna nog een
paar keer uit en toen vroeg hij me ten
huwelijk. Ja, hij zocht een moeder voor
zijn kinderen natuurlijk. Hij had me
wel eens zien lopen en dacht: "dat is
wel een aardig meisje."
"Nou, dan heeft hij toch wel gelijk
gehad?"
"Ja, gelukkig maar, want ik beloofde
dat ik met hem zou trouwen. Ik had
kassian met de kinderen en bovendien
wilde ik toch wel graag een eigen
leven leiden. Mijn moeder was razend,
ze wilde niets over een huwelijk horen,
ik moest zelf maar voor mijn bruids
japon zorgen en alles. Maar toen het
zover was, draaide ze toch bij. Henk
Boekholt werkte bij de PTT en was
tijdelijk op Malabar geplaatst. Ik zat
dus alleen met de 4 stiefkinderen
Wim, Truus, Gerard en Betty in Ban
doeng. De jongste was pas 2 jaar.
Ze waren erg lief, we konden goed
met elkaar opschieten, maar ik liet ze
geen mama tegen me zeggen, die naam
wilde ik alleen door mijn eigen kin
deren horen uitspreken. Eigenlijk ge
meen van me, ik had er later ook spijt
van hoor", laat ze er ter verontschul
diging op volgen.
"En toen kwamen ook de eigen kinde
ren?"
"O ja, zeven I Het was een huis vol
kinderen altijd, alles liep maar in en
uit, vriendjes en vriendinnetjes, druk
maar gezellig."
"Hoe was het in de oorlogstijd?"
"Nou, mijn man bleef werken natuurlijk,
vitaal bedrijf. Maar het salaris was
nauwelijks tjoekoep, dus verdiende ik
bij met het verkopen van koekjes. We
hadden niet te klagen, we waren alle
maal nog bij elkaar. Later in de Ber-
siap-tijd werd het pas beroerd. In
Bandoeng is erg gevochten zoals je
weet, en met al die kinderen sta je
des te meer angsten uit."
"Wanneer bent U naar Nederland ge
gaan?"
"De eerste keer in 1947. Voor de ge
zondheid van mijn man eigenlijk. We
kwamen in Barneveld terecht."
"Tussen de kippen en eieren?"
"Niet dat alleen. Tussen onvriendelijke
mensen die ons naar de maan wens
ten. Doodvreters waren we, zwartjes.
"Ga toch terug naar je eigen land",
zeiden ze toen we naar woongelegen
heid zochten. Ja, ze hadden makkelijk
praten, dat wilden we best, maar het
kon nog niet. Toen gingen we naar
Rotterdam in de hoop dat daar woon
ruimte zou zijn. We sjouwden straat
in, straat uit, belden links en rechts
aan. Ze smeten de deur voor onze neus
dicht als ze ons zagen staan. Toevallig
kwamen we een kennis tegen die ons
een adres opgaf.
"Niet zeggen dat je het van mij ge
hoord hebt," zei ze. Nou, ook niet
makkelijk, maar ik trok de stoute
schoenen aan, ik was ten einde raad,
we kónden niet meer van de moeheid.
Het adres bleek van een Ambonese
dame die toevallig nog een lege zol-
Voor de eerste keer
naar Nederland in 1947
met (van boven v.l.n.r.)
Gerard, Betty, Marianne
op schoot bij de
moeder, Robby, Vic
en Ineke.
12