A Teng, seer gewaardeerd medewerker
Het varken dat geen karbonaden opleverde.
door i. BALT
In de dagen van tempo doeloe vond men In het onmetelijke rijk van Ned.-lndië
alleen op belangrijke plaatsen één of meer hotels. Aangezien de onderlinge
afstanden tussen deze plaatsen te groot waren om in redelijke dagreizen te
kunnen worden afgelegd, had het Nederlands Indisch Gouvernement, ten ge
rieve van haar reizende ambtenaren op geschikte plaatsen logeergebouwen
opgericht - pasanggrahans - waarin bij voldoende ruimte ook particuliere
reizigers mochten overnachten.
Hein Buitenweg schrijft over pasang
grahans, die reeds in de eerste helft
van de 19e eeuw aanwezig waren.
In het algemeen was de verzorging
uitstekend; aan het hoofd stond een
"mandoer", een veelzijdige beheerder,
die uitstekende schotels op tafel
bracht. En dat alles tegen zeer schap
pelijke prijzen.
Vanzelfsprekend varieerde de logeer-
capaciteit van zo'n pasanggrahan met
de belangrijkheid van het traject,
waaraan zo'n logeergebouw gelegen
was.
Op west Sumatra lag ongeveer in het
midden van de afstand Siboga-Fort de
Koek (Boekittingi), aan de grote ver
bindingsweg, de pasanggrahan van
Kotanopan. Wat de ligging, de capa
citeit, de verzorging en het bedienend
personeel betrof, mag hier met recht
gesproken worden van een hotel.
Enige malen per jaar, bij het begin en
het einde van de schoolvakanties, lo
geerden hier - op doortocht - een
twintig kinderen afkomstig van de
theeonderneming Kajoe Aro, gelegen
op de zuidhelling van de Piek van
Kerintji, hoogste vulkaan van Indo
nesië.
Op Sumatra's Oostkust, in Brastagi
boven Medan en zuidelijker in Pema-
tang Siantar waren internaten geves
tigd, speciaal voor planterskinderen,
die op min of meer afgelegen onder
nemingen voor onderwijs naar een
internaat werden gezonden. Brastagi
had een lagere en een middelbare
school, Siantar alleen een lagere
school.
Een speciale schoolbus, met een ca
paciteit van circa 25 zitplaatsen, en
bemand door twee ervaren chauffeurs,
ging onder leiding van één der ouders
op de eerste dag der vakantie de kin
deren - een twintigtal - uit Brastagi en
Siantar ophalen, reed op de eerste
dag langs het Tobameer over de Boe-
kit Barisan, door de Bataklanden-Ta-
roetoeng Siboga - naar Kotanopan. Bij
het vallen van de avond werd de
pasanggrahan in Kotanopan bereikt,
waar altijd plaats was voor zoveel gas
ten.
De tweede dag werd Padang bereikt,
waar overnacht werd in het toenma
lige Oranjehotel. Vandaar werd op de
derde dag Kajoe Aro gehaald en vond
in de namiddag de "gezinshereniging"
- onder algemene vreugde - plaats.
De gehele tocht duurde dus drie da
gen en besloeg een afstand van 1110
km. Vooral bij het begin van de va
kantie naar huis rijdend, was het voor
de kinderen een feest, en de stemming
was daar dan ook naar, behalve voor
twee meisjes, die met wagenziekte be
hept waren; voor deze twee was het
rijden een beproeving. Meestal lagen
ze met hun hoofd op een kussen, dat
ze op hun knieën vasthielden.
Het gehele traject bestond uit talloze
bochten en hairpins, met veel overwel
digend natuurschoon. De kinderen van
"toen", die nu rond de 50 jaren oud
zijn, moeten er onuitwisbare herinne
ringen aan hebben overgehouden.
In de particuliere sector, zoals op de
grote ondernemingen van de HVA, be
stond ook het instituut van de pasang
grahan. Zulks ten behoeve van bezoe
kers-stafleden van het hoofdkantoor,
zowel technisch als administratief, ver
der voor de ontvangst van belangrijke
gasten, alsook voor verhuizend per
soneel, dat daar enkele dagen onder
dak kon vinden.
Ook op de onderneming Kajoe Aro
was een pasanggrahan aanwezig; als
leider fungeerde een Chinees: A-Teng.
Een magere actieve zoon van het He
melse rijk, die zijn vak uitstekend ver
stond. Op het gebied van koken was
één van zijn topprestaties: "Ajam isi"
- gevulde kip" en als iemand van het
opwonend personeel een etentje weg
gaf, b.v. ter gelegenheid van een ver
jaardag, dan vormde als regel "Ajam
isi" de hoofdschotel.
Toen na 30 april 1942 het Europees
personeel - met gezinnen - door de
Japanse bezetter was afgevoerd naar
een interneringskamp, en schrijver
dezes met een medewerker en de dok
ter van het ziekenhuis overbleef om
de onderneming "draaiende" te hou
den, kwamen er zo nu en dan Japan
ners uit Padang om controle uit te
oefenen op de gang van zaken of om
een koude neus te halen, want de pa
sanggrahan lag op 1000 meter boven
zee, en dat betekende de avond te
kunnen doorbrengen bij een branden
de haard.
Nu hadden de meeste Jappen een on
aangename eigenschap - naast vele
andere - ze brachten flessen drank
mee om hun overwinningsroes op
vochtige wijze op te luisteren. Het
heette dan, dat er whiskey in de fles
sen zat, doch het product zal wel nooit
Loch Lomond hebben gezien, noch zal
de beroemde Johnny Walker er lang op
hebben kunnen lopen. Gingen ze na
één of twee nachten weer weg, dan
lieten ze vaak flessen met restantjes
achter en die vielen dan in de schoot
van A-Teng. En hoe! Hij bedronk zich
dan aan dat vergif en kwam stom
dronken bij mij voor het kantoor, luid
schreeuwend: "Nippon boesoek, boe
soek samesekali" (die Japanners zijn
rotlui, allemaal rotlui). Daar stonden
dan nog wel eens omstanders bij, met
open oren, wier reacties overigens
nooit te voorspellen waren. In ieder
geval: hij was geen voorstander van
"Asia Raja" (groot Azië, onder Japans
beheer). Dat had door verraad best
eens verkeerd kunnen aflopen, doch
hij heeft terzake steeds geluk gehad.
Na afloop van zo'n show werd hij
weer naar zijn pasanggrahan geloodst
en begon dan terstond zijn vrouw een
ferm pak slaag te geven. Echtgenote
van A-Teng te zijn was dan een slech
te betrekking. Als hij de volgende dag
zijn roes had uitgeslapen liet ik hem
(lees verder pag. 17, 2e kolom, bovenaan)
de tocht per schoolbus voerde de eerste dag langs het prachtige Tobameer
15