KiMM Indische spekkoek In een op te richten (Bejaarden) PENSION max. 6-8 personen deel name gevraagd. (vervolg: "Brieven over") hoofd van de "jongensschool" aan de overkant. Het schoolhoofd oogde het tweetal altijd vol zorg na, want die oversteek was zo gevaarlijk vanwege de tram, die daar reed En Hélène Weski was dus kennelijk aan die "jongensschool" verbonden, want zij vertelt over haar belevenissen in een klas van jongens èn meisjes, wat klopt met hetgeen Wanda schrijft. Misschien - zegt Hanny - is de ver warring ontstaan, omdat er eens een reünie is geweest van Simpang- en Gentengschoolleerlingen samen. Maar een Simpangse Gentengschool was er echt niet. P. STOLK NIET IN DE WAR Wat een riboet om mijn Simpangse Gentengschool Arme Lilian Ducelle raakte onderge sneeuwd door alle brieven met pro testen: die school had nooit bestaan - de naam was verkeerd - het was een meisjesschool - het was een jongens school - Hélène Weski was goed in de war, maar ja, na zo'n jaar of vijftig Nou, H.W. vroeg zich, geheel poesing kepala, af waar ze dan toch in 's he melsnaam van '37 tot '41 onderwijze res was geweest? Eén ding stond vast: de school lag naast de Simpangclub. Een meisjesschool, zoals Wanda S. Albert pertinent beweert? Maar daar had toch ene Jozef in mijn klas geze ten, en hij had een snor, een grote snor Ten einde raad belde ik een oud-col lega op en laat die nou toch een ge heugen als een ijzeren pot blijken te hebben! Zó zat het in elkaar oud stadgenoten: op Simpang was inder daad de Simpangse meisjesschool ge vestigd naast de club, schuin daar tegenover lag de jongensschool. Me dio '35 werd de meisjesschool opge heven, het gebouw kwam leeg te staan en medio '36 kwam daarin een lagere school, filiaal van de L.S. van het Genteng scholencomplex op Genteng- kali. (een ander filiaal was de Darmo- school in de Speelmanstraat, waaraan ik eerder gewerkt had.) Sinds die tijd heette deze gemengde school Sim pangse Gentengschool. Ziedaar het mysterie ontraadseld en mochten er toch nog zijn die twijfelen: mijn oud-collega bood aan een foto- copie te maken van haar aanstellings besluit, waarboven duidelijk deze naam prijkt. Maar dat zal toch wel niet nodig zijn, wel? HÉLÈNE WESKI Stort f 17,op giro 158225 en U ontvangt een spekkoek van ca- 500 gram, in speciale ver pakking, franco thuis. "KIMM", Joh. Verhulststraat 98 Amsterdam-Z. Tel. 020-72 84 61 (Vervolg: "A Teng") roepen en wees hem op de gevaar lijke risico's ten aanzien van zijn hoofd, want als de Jap gewaarschuwd werd, wist je nooit hoe het zou aflopen. Er rolden wel eens meer hoofden bij de strafmaatregelen van de Jap. In de herfst van 1943, toen Italië het hoofd in de schoot legde en zich uit de greep van de Duitse legerleiding losmaakte, begreep Japan, dat zijn ideaal "Asia Raja" niet meer zo zeker was als het tot dan toe geleken had. Dat was het moment om ook ons - de laatste Nederlanders - naar de ge vangenis in Padang af te voeren. Daarmede zakte het doek over het toneel van onze activiteiten en kwam het ondernemingsbeheer onder recht streekse Japanse leiding te staan. Ruim twee jaar later moest die leiding - na de Japanse overgave - de vlucht nemen en werd de onderneming aan zich zelf overgelaten. Dit had geens zins tot gevolg dat de onderneming een wildernis werd, integendeel, de thee-aanplant groeide uit tot een hoog te van 6 tot 8 meter. De onderlinge concurrentie van de dicht opeenstaande heesters, die nu ongestoord konden groeien, deed een donker woud ontstaan, waaronder niets meer groeide. De zwarte humusrijke aarde onder de heesters vertoonde geen sprietje leven. De wildstand nam een grote vlucht, de wilde varkens na men snel in aantal toe, een gretige prooi voor de daarachter jagende tij gers. Nadat het Indonesische leger - de TNI - in 1949 was gedwongen om weg te trekken, een breed spoor van ver nieling en verwoesting achter zich latend, werden wij uitgenodigd het beheer van de onderneming weer ter hand te nemen, en deden dat op 22 juli 1949. Nadat wij - een gezelschap van zes mannen - gedurende enige weken ons hadden voorbereid op de reis naar Kajoe Aro, o.m. door het inrijden van enige nieuwe landrovers en vracht auto's te Padang, vertrokken wij op 21 juli in convooi naar Soengei Pe- noeh, hoofdplaats van het gewest Ke- rintji. We werden begeleid door een kleine militaire patrouille van het KNIL, terwijl in het midden van ons convooi een Amerikaans officier reed, gezeten in een witte jeep, voorzien van een grote wapperende vlag van de United Nations. De volgende dag, op 22 juli, arriveerden wij in Soengei Penoeh, reden door de vlakte van Kerintji naar het noorden en kwamen in de namiddag aan bij de grens van de onderneming, waar de toegangs weg begon. En wie stond ons daar aan de kant van de weg op te wachten? A-Teng. Hij had een pikoelan bij zich, met twee manden, waarin de pannen en het eetgerei; een gedeelte van de inventaris van de pasanggrahan, dat hij had kunnen redden, vóórdat de TNI het gebouw in brand had gesto ken. Via de kabar anggin wist hij, op 315 km afstand, dat wij in Padang aanwezig waren en plannen maakten voor terugkeer naar de onderneming. We stopten het convooi en na de be groeting vroeg hij heel onderdanig of hij weer voor de toeans werken mocht. Wel, dat was een volkomen overbodi ge vraag, hij werd met zijn hele heb ben en houden op één van de vracht auto's gehesen en reed met ons mee naar het vroegere centraal hoofdempla cement. Daar aangekomen bleek het administratiekantoor nog overeind te staan, een gebouw van constructie ijzer en steen en dus niet door brand verwoestbaar. In de archiefruimte na men we intrek en stelden onze veld bedden op. Dezelfde avond kregen we nog een goede maaltijd opgediend. Hoe A-Teng dat voor elkaar kreeg was een raadsel; geen keuken of wat daar voor dienen kon was binnen bereik, maar A-Teng wist zich te behelpen. Enkele maanden later hadden wij tij delijke woonruimte gebouwd voor een gezelschap van 20 personen, een gro te houten loods, met 12 slaaphutten en een grote gemeenschappelijke woonruimte. A-Teng verzorgde de gemeenschap pelijke maaltijden en hij deed dat, ge zien de primitieve leefomstandigheden, voortreffelijk. Het verkrijgen van rijst en groente was geen probleem en voor vlees werden regelmatig varkens geschoten, die zo tam waren, dat ze zich bijna bij de keuken kwamen aan bieden om geofferd te worden. Het vlees van deze dieren was heel goed, speciaal de karbonades waren bijzonder smakelijk. Javanen en ande re locale bevolkingsgroepen consu meerden, uit hoofde van godsdienstige voorschriften, nooit varkensvlees en hadden ook bezwaar tegen het slach ten van een varken. Doch Chinezen denken daar anders over en A-Teng zal best eens wat hebben doorgele verd aan andere zonen van het hemel se rijk, bovendien aan een boom zo volgeladen Toch deed het zich een keer voor, dat het wat lang duurde voor er weer eens sappige karbonades op tafel kwamen. Eén onzer employé's, die be last was met de leiding van het huis houdelijk gebeuren, vroeg A-Teng waar toch de karbonades van het laatste door hem geschoten varken bleven. Toen trok A-Teng een armoe dig gezicht en antwoordde op dee moedige toon: "Sajang, toewan, itoe babi titah ata kalbonatjis." (jammer, mijnheer, in dat varken zaten geen karbonades). Brieven onder no. 2925. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 17