Reis naar Ambon in 1924
de handelsreiziger 't ook niet makkelijk
aan boord. De kapitein van het schip
bleek een hartstochtelijk bridger te zijn
en probeerde al dadelijk een paar
slachtoffers bij elkaar te trommelen.
De B.P.M. ingenieur kende het spel
ook heel goed, maar de doctor en de
dominee in het geheel niet. Nu had
mijn vader me, kort voor ik uit Holland
wegging, het bridgen zo'n beetje ge
leerd, omdat hij vond dat het bij je
opvoeding hoorde, wanneer je naar
Indië ging. We hadden het ook al wel
een paar keren met kennissen ge-
Boeroe aan. Onmiddellijk kwam een
gedeelte van de bevolking met aller
lei koopwaar, allerlei soorten papagaai
en en schelpen, o.a. een jongen met
een grote Nautilus schelp en nog al
lerlei zelfgemaakte snuisterijen. Maar
ze hadden al gauw in de gaten dat we
geen toeristen waren en er weinig be
langstelling voor hun handel bestond.
Onderwijl was de mantri van de doctor
aan land gegaan en probeerde met
een vlindernetje sprinkhanen te van
gen. En toen de bewoners dat in de
gaten kregen, hielp alles in minder dan
geen tijd mee en hupte iedereen, zelfs
met de koopwaar in één hand, overal
rond, om voor die gekke blanda's
djangkrieks te vangen (of walangs).
En toen voeren we op een morgen die
prachtige baai binnen. "Dit is nu Am-
bon", zei de B.P.M. ingenieur wijzend
op huizen en gebouwtjes met zinken
golfplaten of atap gedekt. "Dat!" dacht
ik, 't lijkt wel een kampong!" "Ja",
zei de ingenieur die mijn teleurstelling
begreep. "Zo moet men die huizen
daar bouwen met het oog op de aard-
In de baai van Ambon
speeld, maar natuurlijk had ik nog niet
de minste routine. Precies zo was het
gesteld met de handelsreiziger. Bij ge
brek aan beter werden we echter elk
ogenblik door de kapitein gevraagd
om mee te doen.
Natuurlijk maakten de handelsreiziger
en ik herhaaldelijk fouten. En dan werd
die arme man door de kapitein zo uit-
gefoeterd, dat 't niet mooi meer was.
Het voordeel van een jong meisje te
zijn, had waarschijnlijk tot gevolg dat
ik buiten schot bleef, al kon ik mij
even goed de verwijten over fouten
aantrekken. Maar na elk spel zei de
handelsreiziger strijk en zet: "ik doe
't niet meer, als de kapitein het weer
vraagt, weiger ik pertinent". Maar even
later als deze met zijn pak kaarten uit
de verte kwam aanlopen, bezweek de
handelsreiziger weer. En zo reisden
we verder en deden we het eiland
bevingen. Ambon is jaren geleden ge
heel verwoest en er hebben nog steeds
aardbevingen plaats". Dat heb ik ook
zelf kunnen ervaren. Maar daarover
en over mijn verblijf in dit prachtige
land met zijn fijne bevolking wil ik
graag een volgende keer nog eens ver
tellen. Ik heb er werkelijk zoals oom
en tante voorspelden een van de ge
lukkigste tijden van mijn leven door
gebracht. Niet voor niets zongen de
zeelieden van de toen op Ambon ge
stationeerde schepen van de Konink
lijke- en Gouvernementsmarine bij
feestelijke gelegenheden:
Amboina O land van mijne dromen
Ons 't doel van menig verre reis
Amboina we houden jou in ere
Amboina ons zeemansparadijs I
V. KNIJFF-DERMOÜT
Onderweg op de mailboot naar Indië kreeg ik in de buurt van Sabang het tele
gram dat ik in Ambon geplaatst was. Dat was een grote teleurstelling voor me,
want geboren en getogen op Java had ik niet anders gedacht, dan na mijn twee
jarige studie in Holland ook daar weer terug te komen. Eigenlijk was ik toen
mijn ouders voor goed repatrieerden liever als hulpakte onderwijzeres in mijn
geliefd Indië achtergebleven, maar mijn ouders vonden dat geen voldoende basis
en drongen er op aan om met hen mee te gaan en in Holland nog de hoofdakte
te halen, alvorens ze me geheel los zouden laten. Dit was gebeurd en nu
Ambon I
Zo ver weg, zelfs van Java om maar
niet te spreken van Holland. Vliegver
bindingen bestonden toen nog niet.
Eens om de 9 en om de 19 dagen deed
de K.P.M. boot van Java, Ambon aan,
zodat je post uit Nederland ongeveer
na 6 weken verwachten kon. En dan
zo'n totaal onbekend oord, met een
totaal andere bevolking dan op Java.
Maar voordat de K.P.M. boot uit Soe-
rabaja vertrok, had ik nog een korte
tijd, die ik bij oom en tante Dermoüt
in Tjandi bij Semarang doorbracht. Ik
trof het dat zij kort te voren een tijd
in Ambon hadden gewoond en gewerkt.
Oom als president van de landraad, zo
dat ze het land goed kenden. Beiden
vertelden me nu zoveel moois en
en goeds van Ambon, dat ik een beet
je getroost mijn reis vervolgde. Ze
hebben ook niets te veel gezegd van
dit werkelijk paradijsachtige oord,
waarin toen nog paradijsachtige toe
standen heersten. Tante schreef later
haar bekende boeken bijv. de Tien
duizend dingen, enz. welke alle in Am-
bon en de Molukken speelden.
Aan boord van de K.P.M. boot trof ik
een zeer gemêleerd maar interessant
reisgezelschap. Daar was bijv. een in
genieur van de B.P.M., die in die stre
ken de oliewinplaatsen moest contro
leren en de Molukken en Nw. Guinea
door en door kende. Dan een jonge
dominee en z'n vrouw, zo uit Holland
en vol idealen, die de toepasselijke
naam van "Vrede" droeg. Ook een
doctor van 's lands Plantentuin te Bui
tenzorg maakte deel uit van 't gezel
schap. Deze werd door het Gouverne
ment naar Ambon gestuurd om de
parasieten van sprinkhanen te zoeken.
Er was n.l. kort te voren een sprink
hanenplaag op de Sangi en Talaoet
eilanden geweest, die een grote scha
de aan de klappercultuur had veroor
zaakt.
Nu wist men dat deze sprinkhanen ook
In Ambon en omgeving voorkwamen,
maar niet tot zo'n ongewenst aantal
konden aangroeien. En dus vermoedde
men een soort natuurlijke vijand, die
't aantal binnen de perken kon houden.
En om dit uit te vinden reisde deze
geleerde, met zijn mantri naar Ambon.
Hij heeft de parasiet inderdaad daar
gevonden en deze werd toen naar de
door sprinkhanen bedreigde gebieden
overgebracht. Tenslotte was er aan
boord nog een handelsreiziger, ontzet
tend van de tongriem gesneden en vol
grollen en grappen waar de goedmoe
dige jonge dominiee meestal het mik
punt van werd. Maar op zijn beurt had
22