Het graf in de koffietuin In het jaar 1927 zat ik op de koffie- onderneming "Karang-Anjer" gelegen op de helling van de goenoeng Keloet, boven Blitar. Buiten de omheining van de grote moderne koffiefabriek vond ik tussen de koffie in de schaduw van de lantorobomen een eenzaam graf, omheind door een smeedijzeren hek en overkoepeld door een zinken dak. Over de betonnen tombe lag een prach tige grafplaat van carraramarmer met inscriptie. Hoewel het reeds sinds 1897 bestond, was het graf zó keurig on derhouden dat het van recente datum leek te zijn. Het was de laatste rust plaats van een Belg die in dat jaar te "Karang-Anjer" overleden was. Ik vond het maar vreemd dat hij toen niet be graven werd op het kerkhof te Blitar. Ik deed er navraag naar bij de ad ministrateur. Hij wist er weinig over te vertellen, want in 1897 behoorde het land nog niet aan de toenmalige eigenaar. Bovendien zat hij er nog niet zo lang. Kasiran, de stoommandoer, t.w. de machinist van de fabriek, wist er wat meer van, doch hij had het ook maar van "horen zeggen". "Mijn moe der die 60 jaar is weet er alles van", zei hij. Op een avond liet ik iboe Kasiran bij mij aan huis komen, en zij deed mij het verhaal; "Vroeger, ongeveer 4 jaar vóór de voorlaatste uitbarsting van de goe noeng Keloet (23 mei 1901) toen dit land nog van toean X was (zij noemde mij de naam van de eigenaar), en deze fabriek er nog niet stond, werkte op de oude fabriek een ndoro Smit. Hij was nog jong, zo jong als U, en hij was erg goed voor ons. Ja, hij was erg lief. Ikzelf werkte onder hem. De Toean Besar had een lieve dochter en toean Smit was haar vriend. Zij kwam elke morgen op de fabriek als haar vader naar de tuinen ging. Toean Smit en dat meisje hielden veel van elkaar. Hij wilde met haar trouwen. Op een mid dag werd toean Smit op de besaran (administrateurswoning) geroepen. De Toean Besar was erg boos, want de volgende morgen toen toean X. op de fabriek kwam, kreeg toean Smit er weer van langs. Zijn dochter mocht niet meer op de fabriek komen en ook niet meer bij hem thuis om thee te drinken. En toean Smit mocht ook niet meer bij de Toean Besar aan huis komen. Maar toch ont moetten zij elkander nog vaak in de koffietuin achter de fabriek, daar waar nu het graf is. Toen de vader van het meisje er achter kwam, besloot hij zijn dochter naar Soerabaia te sturen waar zij bij haar oom en tante zou blijven. Toen was toean Smit erg bedroefd. Soms huilde hij. Op een dag ontving hij een brief van zijn meisje. Hij ver scheurde die brief en toean Smit was die dag erg stil en hij lachte niet meer tegen ons, en maakte geen grappen meer. De volgende dag, toen wij 's- morgens voor de fabriek moesten "antri" (aantreden), zei hij tegen ons; "Lieve mensen, jong en oud, ik ga jullie spoedig verlaten. Ik zal jullie nooit vergeten, maar vergeet ook mij niet. En bidt voor mij." Wij begrepen er niets van en wij zei den: "Neen, U mag ons niet verlaten." Wij dachten dat hij ontslag wilde ne men. En velen van ons zeiden: "Als U weggaat, willen wij U volgen." Maar hij lachte en zei: "Neen, dat kan niet." Toen wij aan het werk gingen verliet toean Smit de fabriek, op weg naar zijn huis, dat huis daar, dat U nog ziet staan in de aanplant en dat nu als goedang voor solarolie wordt gebruikt. De bijgebouwen zijn afgebroken." Inderdaad, niet ver van het graf stond een oude planterspondok met vier ka mertjes en een kleine open voorgalerij. Het was gerestaureerd en diende als opslagplaats voor solarolie en ben zine. "Toen wij allen aan het werk waren hoorden wij een schot dat in het huis van toean Smit moest zijn gelost. Een paar mannen holden naar het huis. En daar vonden zij toean Smit dood op de vloer van zijn kamer liggen. Hij had met zijn revolver een einde aan zijn leven gemaakt. De Toean Besar was erg geschrokken, en velen van ons huilden.. Toen werd hij daar begraven, daar waar hij zijn meisje het laatst had ont moet. Maar omdat hij altijd zo goed voor ons was geweest, vergeten wij hem nooit. En op djumahat kliwon ko men wij, de oudjes, wat bloemen bren gen bij zijn graf." "En werd hij stilletjes begraven, mbok Kasiran?". "O neen, wij waren er allen bij. Ook de Toean Besar en zijn dochter." "Weet je ook waarom toean X. tegen het huwelijk was?" "Toean X. was de Toean Besar, en hij was erg rijk en erg trots. Hij wilde zijn dochter ten huwelijk geven aan een man net als hijzelf, welgesteld. Toean Smit was niet arm, maar ook niet rijk. Maar hij was de ondergeschikte van de Toean Besar die hem had kunnen ontslaan als hij had gewild. Maar hij ontsloeg hem niet, want hij werkte goed. Zijn enige fout was, dat hij de dochter van zijn rijke en machtige chef ten huwelijk had durven vragen." De volgende dag begaf ik mij weer naar het graf. Nu wist ik er alles van. En ik las weer de ingebeitelde woor den die mij nu meer zeiden dan ooit tevoren: WILHELMUS SMITH Geb. te Antwerpen, 3 mei 1872 overleden te "Karang-Anjer" - Blitar, 29 maart 1897 In een wereld waarin alles wankelt, heeft men een vast punt noodig, waarop men steunen kan. Dit punt is de huiselijke haard. De haard is geen steen, zooals de mensen wel zeggen, Maar een hart, En wel het hart eener vrouw. R.I.P. J. W. G. RETEL HELMRICH Op de Grote Postweg van Daendels stond om de zoveel paal een "Post" (Pos) voor de postwagens om de paarden te laten rusten of te verwisselen, een groot gebouw dat de weg overkoepelt. Deze "Post" bestaat nu nog bij de overvaart van Sembajat naar Boengah, ondanks het feit, dat er een brug is gebouwd over de Bengawan Solo. Bij jagers was dit punt welbekend. (Foto: M. Soetjahjo) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 13