De Vinger die klem zat Het was de bestraffend opgeheven vinger van Zentgraaff, die lelijk ketjepiet zat. En het was de schuld van mijn oom Jacob Aemisegger, omdat hij zich liet ver moorden. Zentgraaff, de self-made man, die kranige schrijver en journalist die soms te bezig was, is iedereen wel bekend, maar oom Jacob staat nergens. Ze waren beiden van het KNIL, maar oom bracht het nooit verder dan gepensioneerd soldaat zonder meer. Hij werd geboren in Zwitserland in Kappel in 1867, tekende voor onze krijgs macht in '94 en werd gepensioneerd in zowat 1908. Een dappere kerel, geboren vechtjas met decoraties voor Lombok en Atjeh voor zijn moed. Maar beleid was hem ten enen male vreemd, zodat hij enkele malen werd gedegradeerd, zover ik mij hem herinner, vermoedelijk wegens liederlijke taal en handtastelijkheden tegen meerderen. Hij was mijn oom omdat hij trouwde met een dochter van mijn Opa Wie- land, ook al een gepensioneerd KNIL soldaat, maar zonder medailles, ook een Zwitser, geboren bij Stafa in Hom- brechtikon in 1836. Hij was, ik bedoel Opa, nog huursoldaat, tijdens de oor log der beide Siciliën meen ik, en vocht tegen Garibaldi. Tante Loewies was een jongere zus van mijn Ma. De derde hoofdpersoon in dit verhaal was dokter Johann Leber, geboren in 1847 te Niedersulz in Oostenrijk, niet ver van Zwitserland vandaan. Ook al van het KNIL maar als Officier van Gezondheid, but that is another story, dat komt verderop. Oom Jacob ken ik als geboren vech tersbaas, die mijn Pa eens uitdaagde om op de passer een robbertje te vechten, alles om alles, ik weet niet waarom, waar Pa natuurlijk niet op in ging, want zoiets doe je in besloten kring, noblesse oblige. Na zijn huwelijk met tante Loewies vestigde hij zich in Tjandiroto, zo on geveer tussen Diëng en Weleri ge legen. Weleri waar mijn Pa nog werkte op een indigo-onderneming, nu iets onwezenlijks. Oom was meen ik em ployé, zoals het heet, op de koffie- onderneming Bandar-redjo van dokter Leber, samen met zijn schoonbroer oom Hendrik, de oudste zoon van Opa. Die hield het er echter niet zo lang uit, het ging hem er te rauw toe en hij hield niet van vechten, maar ook hij speelt een rolletje in dit verhaal Dokter Leber herinner ik mij beter. Hij was een kleine, haast vierkante man, met een lange snor die hij over zijn oren kon leggen en met glinsterende ogen vol levenslust, vrolijk en een en al driftige beweging. Hij droeg nooit schoenen, behalve als hij naar de stad moest, en hij trok ze pas aan als hij de beschaving tot op een kilometer ge naderd was. Hij rookte niet en hij dronk niet, maar hij had onechte kinderen die hij zeer goed verzorgde en hij betaalde hun hele studie. Ook bij een Javaanse nicht van Ma, Bibi Niah, had hij een zoon. Deze werd voor de Burgerlijke Stand valselijk erkend als eigen kind door oom Hendrik en werd dus een volle neef van mij, wat hij trouwens via Bibi ook was, een Wieland dus. Dat was trouwens ook jarenlang mijn naam zonder dat ik het wist, en Pa misschien ook niet. Er was op Diëng namelijk niet zomaar een ambtenaar te vinden, geen dominee en geen pastoor, wel in Wonosobo, maar dat is zowat 25 km ver en toen was het lopen en je ging er niet voor een wissewasje naar toe, zelfs niet naar de toekang gigi. Ook het huwelijk werd op de- desamanier gesloten, huiselijk, met een slametan en menjan en gebeden door de lebé, de Islam-voorganger, gereciteerd. De geboorte van de kinderen werd per brief door een pelajangan naar Wonosobo gemeld en daar ingeschre ven. De kinderen van oom Willem van zijn Javaanse vrouw, Ma'Jadi kregen wettelijk de naam Wieland, van hun vader. Maar aangezien mijn Ma vol gens de Registers Nederlandse was, al sprak zij geen Hollands, kregen wij niet de naam Cramer van Pa, maar die van Ma, Wieland. Later werd de vergissing hersteld en trouwde Pa ook officieel in Wonosobo en werden we Cramers. Je moet het maar weten. Ik las het tot mijn verbazing op mijn ge- boorteacte, die ik voor het eerst zag toen ik moest worden gekeurd voor de militie. Bibi Niah trouwde later met Pa'Pasir, die ze twee dochters en een zoon schonk. Ik zag haar ieder jaar als ik met vakantie thuis was en bezocht haar voor het laatst in Kedjadjar in 1958 voor mijn definitieve vertrek naar Hol land. Ze was met een paar vriendinnen heur haar aan het behandelen met olie en kwam met loshangend haar naar me toe hollen en zoende mij onstuimig, amboeng op zijn Javaans met de neus, omhelsde mij en drukte mij aan haar hart. Ze was weduwe en naar ik meen ook haar beide dochters Bariah en si Roos die bij haar inwoonden. We zaten in haar woonkamer bij de genèn, de haard, waar gegeten en gedronken wordt. In een hoek stonden achter een summier hek van een paar bamboe stokken, twee paarden vredig hun gras te kauwen. Ze is nu dood en haar dochters misschien ook, want men wordt zelden oud in de desa, zelden zo oud als Bibi Niah, die behalve mooi met een krachtig open gezicht, ook ijzersterk was en altijd opgeruimd, al was er nog zoveel soesah. Dokter Leber trouwde later met een Hollandse van wie hij een dochter kreeg, Linda, die weer trouwde met een suikerman, ik meen Hofland. Ook die leven niet meer. Maar daarvoor toen hij de militaire dienst vaarwel zegde, trouwde hij met de schatrijke weduwe van een planter, die enkele ondernemingen had waaronder een koffieland op de Keloet. En hier begint eigenlijk het gevaar voor de vinger van Zentgraaff. Nu even weer terug. Bij ons op Diëng werden jaren lang bij de genèn, bij het geheimzinnige licht van een sentir of lampoe tèmpèl vaak verhalen verteld en geroddeld, vele malen herhaald zoals altijd gebeurt in die omstandig heden zonder radio of grammofoon, zonder boek of krant en zonder grote gebeurtenissen. De dokter zou hele maal geen dokter zijn, of niet helemaal. Hij zou uit Oostenrijk hebben moeten vluchten, een erezaak natuurlijk, hoe (lees verder volgende pagina) Familiefoto bij Oom Willem 's morgens na een wajangvoorstelling. De Kelir op de achtergrond is nog gespannen! In zijn "pendopo" Alex Kalangi, Hans Wieland (32 jaar geworden, dood in Birma), mijn broer Alii (Nagasaki overleefd), een vriend, een neef uit Kedjadjar, Sastrodarmodjo, zoon van Sastromihardjo (mijn volle neef en loerah van de desa Kedjadjar waar Pa later woonde), Oom Jan, Oom Willem. Marie (van Alex) en Ma 'Nir (tweede vrouw van Oom Willem, bini muda) nog in leven en haar zoon Nirman (overleden 30 jaar oud). Oom Willem vergat hem aan te geven. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 14