Mijn Lagere School jaren in Pati
Ruim 66 jaren geleden, om precies te zijn op 1 september 1914 werd ik door mijn
papa naar de school gebracht,waar ik vijf jaren van mijn leven zou doorbrengen.
Papa was ambtenaar bij de B.O.W. (Burgerlijke Openbare Werken) en was pas
terug van Europees verlof. Net voor de eerste wereldoorlog was uitgebroken,
zetten wij voet aan wal in Batavia. Toen ik in de eerste klas in Pati kwam, waren
de kinderen al twee maanden op school, maar ik kon al wat lezen (had Papa me
geleerd) en rekenen. Mijn eerste juffrouw was juffrouw Joseph. De hoofdonder
wijzer was mijnheer van Hardenberg. Zijn vrouw was ook onderwijzeres, en dan
was er mijnheer Mann.
De eerste maanden bleven wij in het
hotel wonen, dat beheerd werd door
de oude juffrouw von Faber. Zij was
zo dol op dieren, dat zij 's avonds
sliep met haar honden en een aapje.
Mijn ouders hadden het huis van het
echtpaar Mann op het oog, en die zou
den binnen afzienbare tijd naar Sema-
rang gaan.
Dat huis in Pati kennen alle ouderen
onder U, die lezen hebben geleerd van
de leesplank: Jaap-gijs-dien-zus-boe-
oom-waf-vuur-rook-tol-zeil - de neus
het huis-een schip. De heer Mann was
n.l. bezig de Nederlandse leesmethode
Aap-noot-mies om te zetten voor de
scholen in Nederlands Oost Indië. Hij
nam contact op met Cornelis Jetses,
die naar fotomateriaal Indische prent
jes tekende voor leesplank en boekjes.
Zo ontstond de Indische uitgave van
Pirn en Mien, Ot en Sien en alle andere
boekjes. De heer A.F.Ph. Mann en Cor
nelis Jetses heeft dit geen windeieren
geleverd. Ik ben er trots op in zo'n "be
roemd" huis te hebben gewoond, want
toen het echtpaar Mann weg was ge
gaan naar Semarang, kwamen mijn
ouders en ik in hun huis naast de soos.
We namen ook de djongos Kromo over
en de kokkie.
Elke maand kwam de huiseigenares
njonja Tong Seng in een dogkar, om
de huur op te halen. Om het huis was
een grote tuin. Later kweekte mijn moe
der er beeldige rozen met mooie na
men: Marie Laponte, Sombreuil, La
France, e.a. Mijn onderwijzeressen kre
gen vaak een langstelige roos van mij.
Op school maakte ik kennis met mijn
nieuwe vriendjes en vriendinnetjes.
Schuin tegenover het hotel woonde de
familie van Hardenberg met vier kin
deren, twee jongens en twee meisjes.
Jo, het jongste meisje was een jaar
ouder dan ik en Nel zat twee klassen
hoger dan ik. Naast het hoofdonder
wijzershuis woonde de wedono van
Pati. Niet interessant, zou U zeggen,
maar ik herinner mij hoe Jootje eens
het bezoek van die wedono aankondig
de met een uitgelaten kreet: "Ma, de
kedongdong wil Pa spreken".
Spoedig had ik een vast clubje kin
deren, met wie ik iedere middag
speelde: de kinderen Wiederhold, de
meisjes Bax (mijnheer Bax was de op
volger van de heer Mann) en de jon
gens Smissaert. De kinderen Wieder
hold waren in het bezit van een cro-
quet-spel, u weet wel, met die balletjes,
die je met houten steelhamertjes door
in de tuin uitgezette boogjes moest
slaan. Uren waren we er zoet mee.
De jongens Smissaert, die drie en vier
jaar ouder waren dan ik, waren heel
stout en klommen wel eens op het dak.
Als het hun moeder soms te berat werd,
riep ze alle kinderen uit de buurt, die
met haar zoontjes alle grasbloemen uit
het voorperkje moesten trekken. Als
beloning kregen wij dan een tjontong
(puntzakje) met "suikertjes". Iets ver
der op de Grote Postweg, waar we
woonden, was het huis van de familie
Lemaire. Een van de jongetjes, met wie
ik in de tweede klas zat, was Willie,de
latere directeur van justitie Mr. W.L.G.
Lemaire in Batavia en na de tweede
wereldoorlog hoogleraar in Leiden. He
laas zal hij dit niet lezen, hij stierf veel
te jong.
Lieve meisjes in Pati, anno 1920. Rechts
achter staat de schrijfster.
De soos naast ons huis was te berei
ken door een opening in de heg. Het
gebeurde maar al te vaak, dat de soos-
bediende met de boodschap kwam:
Toean die-en-die vraagt, of uw keuken
meid kroepoek wil bakken voor de
"soppie" (borrel). Alles was vroeger
zo gewoon en goedkoop. Er werd hele
maal niet naar prijzen gevraagd, maar
op de gezellige zondagavondjes in de
soos werd mijn moeder danig verwend
door de "suikerlui", die door de week
door haar bekroepoekt waren!
Ja, de suikerlui, dat waren de employé's
van de drie suikerfabrieken rondom Pa
ti: Langsee, Trangkil en Pakis, die de
soos vaak op stelten zetten, vooral op
feestjes. Want die werden vaak gege
ven. Mijn vader was bestuurslid en om
beurten werd er een commissaris be
noemd, die moest zorgen voor de goe
de gang van zaken. Eens fungeerde
als commissaris een jong onderwijzer
tje, kersvers uit Holland, een goede
jongen, maar wat onbeholpen.Er werd
een groot feest gegeven, waarop druk
gedanst werd. Het damestoilet was een
kamer, spaarzaam verlicht door een
lampoe templek (olie-muurlampje). Er
hing een spiegel en achter een schut
sel, bestaande uit drie bladen, stond
een "stilletje", dat was een houten
doos met een gat, waarop de dames
konden zitten. Onderin stond een ge-
emailleerde emmer en opzij een rekje
met de drie onontbeerlijke flessen wa
ter. Op dat feestje dan, was druk ge
bruik gemaakt van het stilletje, zodat
één dame er niet meer op kon gaan
zitten zonder gevaar van een overstro
ming te veroorzaken. Zij liep terug naar
de danszaal en fluisterde de commis
saris iets in het oor. Deze spoedde zich
naar het Inlandse baboetje, dat de
zorg had over het damestoilet en gaf
haar enige instructies. Wie beschrijft
de hilariteit van de feestgangers toen
korte tijd er na met luide stem de on
derwijzer door de zaal riep: "Mevrouw
U kunt gaan, de pot is leeg".
De soos was de plaats, waar heel
Pati bijna dagelijks bij elkaar kwam.
We leefden in een tijd zonder radio of
televisie, 's Middags werd er geten
nist op de baan voor het sociëteitsge
bouw. Mijn ouders deden altijd mee.
Papa kon het volgens zeggen goed.
Mama huppelde net als alle andere
dames wat rond op de baan. Hoe kon
het ook anders met lange rokken, blou
ses met lange mouwen en kousen en
tennisschoenen. Wat waren de dames
toch kuis in die tijd (1915). De twee
bedienden, een oude "mandoer" en
een manusje van alles, die "Saar"
heette.
Zondagmiddag om vijf uur arriveerden
twee dogcars uit Rembang, oostelijk
van Pati, boordevol muzikanten, trom
men en trompetten. Bij elkaar vorm
den zij de "ronzebons", die in het mu-
ziektentje op het sooserf moest bivak
keren. Op de muziek van de Javanen
en de kapelmeester Weber werd er
gedanst. Om het uur kwam een be
diende met een presenteerblad vol
glaasjes jenever voor de muzikanten.
Wij kinderen mochten in de voor
avond ook naar de muziek luisteren.
Het was in de tijd van de eerste we
reldoorlog. leder sprak er over. Je was
pro- of anti Duits. Vooral de jongens
spraken hun vaders na. Een van mijn
vriendjes, Henkie Knoop, de zoon van
de houtvester, vroeg aan de heer We
ber: "Mijnheer, bent U pro- of anti
Duitsland?", waarop de man antwoord
de: "Kan niet verdommen, geef mij
liever promotie I"
In de voorgalerij van de soos stond
de "kletstafel", een heel grote ronde
tafel met wipstoelen er om heen. Als
er geen grote mensen waren, gingen
wij kinderen daar heerlijk op wippen en
schommelen.
Ik was een halve jongen, klom graag
in bomen, bouwde hutten met mijn
vriendjes en kon goed hardlopen. Pa
yees verder volgende pagina)
17