de, te jong om zich iets van het drama van diens ondergang te herinneren, doch wij kunnen ons voorstellen, dat hij in zijn prille jeugd, die hij binnen de Djokjase kratonmuren doorbracht, genoeg hoorde over de schokkende gebeurtenissen van het rumoerige jaar 1810, toen zijn vader in Kertasana de dood vond en zijn kroost uit het ver trouwde Madioen naar de Kraton werd overgebracht. Door deze opvoeding in een oorspronkelijk vreemde omgeving, moet de jonge Sentot, die niet van geestesgaven ontbloot was, het hof en zijn bewoners degelijk hebben leren kennen. De meeste bovengenoemde bijzonder heden heb ik kunnen putten uit de geschriften van prof. dr. Soekanto, die zich sedert jaren zéér interesseerde voor pangéran Dipa-Negara en zijn tijd. Jammer dat ik niet alle voortbreng selen zijner vruchtbare pen kan waar deren. Met name het gebruik van woorden als "revolusionèr" en "nasio- nalis" voor het Java in het begin der vorige eeuw lijkt mij enigszins voor barig en verwarrend. Tegen zijn boek je over de beide Radèn Saleh's, de bekende kunstschilder en diens gelijk namige neef, heb ik nog grondiger bezwaren, die ik al eens gelucht heb. In elk geval is, voor zover mij bekend, dr. Soekanto de eerste die op het voorgeslacht van Sentot de aandacht heeft gevestigd en m.i. zéér terecht. Javanen van enige betekenis plegen dit zelve vaak te doen. In 1825, toen de grote opstand van pangéran Dipa-Negara uitbrak, zal de 17-jarige Sentot zich met vele anderen onder de vanen van de opstandige pangéran hebben geschaard. Hij ge droeg zich dadelijk al zó dapper en beleidvol, dat het de grote Leider op viel. Wanneer hij precies als aanvoer der is opgetreden, staat niet vast, doch het zal in elk geval in het jaar 1826 geweest zijn, een rampjaar voor de Nederlandse strijdkrachten. Op 28 juni geraakte Dipa-Negara in gevecht met generaal Van Geen, die erg in het nauw geraakte. In zijn later te Menado geschreven Babad, een soort van auto biografie, verhaalt Dipa-Negara dat Ngabdoel Kamil, waarmee hij Sentot schijnt te bedoelen, toeh aan de Vorst (Dipa-Negara zelf) vergunning vroeg, om op de vijand af te gaan. "Hij kon zijn geestdrift niet bedwingen, te meer, daar hij nog jong was. Nu ontbrandt de strijd, waarbij door Allah's wil alle huzaren en flankeurs (militairen, die opzij van de troep marcheren) sneu velen en generaal van Geen ontvlucht te, omringd door slechts drie overge bleven huzaren." Dit zou dan Sentot's eerste opvallend optreden geweest zijn. Erger nog dan déze nederlaag was het geen twee dagen later te Nglenkong gebeurde. Daar werden de voogden van de jonge Djokjase Sultan, bege leid door een detachement van slechts 57 man, onverwachts overvallen door een geweldige overmacht aan Javanen. Alles had rustig geschenen, toen op eens 2000 opstandelingen hen aanvie len. Bijna alle hoge prinsen werden gevangen genomen en kwamen om het leven. Van het dekkingsdetachement ontkwamen slechts een korporaal en tien man. Een schitterend succes voor de rebellen, niet zo zeer militair als wel moreel en politiek. Het kleinste voordeel der Javanen sleepte immers duizenden naar hun zijde. Deze ge slaagde overval pleegt men behalve aan de geestelijke leider kjai Madja, ook aan Sentot tóe te schrijven. Het zou ons te ver voeren, indien wij alle successen in de oorlog, die op Sentot's naam staan, zouden trachten te vermelden. Trouwens, dat zou ook niet meevallen, Louw vertelt in zijn zesdelig standaardwerk over de Java- oorlog weliswaar nauwkeurig alle be wegingen en acties der Nederlandse Luit.-Generaai vari Geen, wiens troepen door Sentot in het nauw werden gebracht. troepen, doch van de Javaanse oor logsdaden is hij minder goed op de hoogte. Beter lijkt het daarom, het samenvattend oordeel van een eerlijk tegenstander van Sentot aan te halen, nl. van de adjudant, later zelfs schoon zoon van de Nederlandse opperbevel hebber, generaal de Koek, t.w. de ko lonel F. V. A. de Stuers, die het gehele vijfjarige krijgsbedrijf heeft meege maakt. In zijn Gedenkschrift van de Oorlog op Java schrijft hij op blz. 12: "De bijzondere behendigheid, waar mede Sentot zijne bovendien goed uit geruste en geoefende troepen in hin derlagen wist te leggen, had hem de schrik doen worden van de omstreken, waarin hij zich ophield. Dikwijls deed de bewonderingswaardige snelheid zij ner marschen de pogingen onzer troe pen grootendeels mislukken. Meerma len heeft hij zich door onze ruiterij te zeer in het nauw gebragt ziende, zich te midden der zijnen van het paard ge worpen, om op die wijze aan het ge vaar, dat hem dreigde, te ontkomen. Hij is van kleine, maar sterke gestalte, en bezit eene bij de Javanen zeldzame levendigheid en oordeelskracht". Geen wonder, dat hij meermalen gewond werd: elf keer, en wel zes maal door geweerschoten, drie maal door bajo netsteken en twee keer door lansen. Vier maal werd zijn paard onder hem gewond of gedood. Geen wonder, dat behalve zijn eigen goed gedisciplineer de en geoefende manschappen ook duizenden eenvoudige tani's zich door deze held lieten bezielen en mee slepen, welke geestdriftige massa's hij ook behendig wist te benutten en op de juiste plaats in te zetten. Het spreekt van zelf, dat een dergelijke op de voorgrond tredende aanvoerder op den duur niet met een eenvoudige jeugdnaam kon volstaan. Dipa-Negara verleende hem de titelnaam van Ali Bassa Abdul Mustafa Prawira-Dirdja, waarbij men bedenke, dat het woord bassa voor het Turkse pasja of leger aanvoerder staat en Prawira-Dirdja bij na een familienaam was. Doch wij mogen aannemen, dat de zeldzame oordeelskracht van Sentot groter was, dan de geestdrift, of, wil men, het fanatisme, dat zijn grote Lei der voortdreef. Eerder dan deze be sefte hij na een drietal jaren van held haftig gevoerde strijd, dat een verdere voortzetting van de oorlog uitzichtloos was. Het door generaal de Koek inge voerde bentengstelsel verstikte de krachtigste guerilla. Op 17 september 1829 werd Dipa-Negara bij het over steken van de Praga-rivier bijna ge vangen genomen. Dit ongelukkige gevecht bracht te weeg, dat zijn oom en medevoogd voor de jonge Sultan zich met het Gouvernement verzoende. De oude heer werd door generaal de Koek die voor hen, die zich wilden onderwerpen, gaarne gouden bruggen bouwde, met luister en onderscheiding ontvangen. Mogelijk op de Kock's aansporing schreef Sentot's stiefbroeder, de Ma- dioense hoofdregent Prawira-Diredja IV, die niet aan de opstand had mee gedaan, aan Sentot een brief, waarin hij deze aanried met het Gouvernement tot een schikking te komen, en daar toe zijn voorwaarden op te geven. In zijn antwoord van 23 juli schreef Sen tot, dat hij bereid was de strijd te staken, mits hij al zijn krijgslieden zou mogen aanhouden en door zijn broe der, de binnen-patih van de Djokjase Kraton en de Gouverneur (generaal de Koek?) zou worden ontvangen. Dit schrijven gaf de Djokjase resident mr. Van Nes aanleiding om aan Sentot in een brief te verzekeren, dat het Gouvernement Sentot zeer genegen was, dat hij op de edelste behandeling kon rekenen, o.a. door hem de rang van luitenant-kolonel en van adjudant van genaal de Koek te verlenen, samen met een goed inkomen voor hem zelf, zijn hoofden en zijn gehele gevolg. Hij mocht zijn pradjoerits (krijgslieden) bij zich houden, die allen de beste onder steuning zouden krijgen. Het slot van de brief luidde: "Vertrouw op mij, (lees verder volgende pagina) 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 7