mmmmm ^•ierinnerincje#t 3£etjil (XXIX) INDISCH FAMILIE ARCHIEF "Daar heeft onze wieg gestaan KUNST MET EEN KLEINE K. De Brabantse nachten zijn lang. Ik heb die wijsheid niet van me zelf, maar van horen zingen. Ik heb namelijk een open oor voor dat soort liedjes. En of het nu over lange Brabantse nachten gaat of over iemand die z'n meisje vertelt dat hij een zeeman is, dat zal mij een zorg zijn. Als de deuntjes maar niet te moeilijk voor me worden om mee te zingen, dan vind ik het best. Zo meezingend van de week dacht ik terug aan die goeie ouwe tijd met ons peloton in Indië. Aan de vele avonden waar menig uurtje in ongedwongen samenzang werd doorgebracht, on danks het geringe maar wel ijzersterke repertoire dat ons ter beschikking stond. "Aan de voet van die mooie wester", heeft drieënhalf jaar in ons peloton aan de top gestaan, met als eeuwige tweede er onder "De begrafe nis van manke Nelis". Deze nummers waren niet stuk te krijgen. Zelfs niet toen in 1947 een piano (een oorlogs buitje uit Tasikmalaja) aan ons peloton in bruikleen werd gegeven en de slui merende artiest in enkelen van ons wakker maakte. Hoewel deze ontwaak ten ontzaggelijk veel mogelijkheden za gen zitten in de piano om het pelotons repertoire te verbeteren, is het ze nooit gelukt. Het bleek een droom te zijn. Manke Nelis bleef boven de grond. Wel werden de artiesten door de pia no creatief: ze vormden een cabaret groepje. Mannus ontpopte zich als pianist. He laas, doordat hij grootgebracht was met langzaam gespeelde orgelmuziek, mis te hij de snelheid en het ritme-gevoel die voor sommige onderdelen in het programma nodig waren. Mannus werd (Vervolg: "De slofjes van Tante Wientje") staan. Ze komt naar ons toe om goe den nacht te zeggen en als ze voor haar vader staat lachen plotseling haar ogen. Ze geeft ons een hand, "dag Oom, dag Tante, wel te rusten", maar als ze bij haar stiefmoeder is, heeft Tante Wientje plotseling een steentje in haar slof en buigt zich voorover om 't eruit te schudden. Als ze weer recht op zit is Loetje weg. 't Gesprek tussen Oom Begeman en Boelie gaat door, alsof er niets ge beurd is, maar als ik Tante Wientje aankijk, is 't alsof zij in een leegte kijkt zonder bodem. Daarna breken ook wij langzamerhand op. Boelie slaapt in de bijgebouwen en Tante Wientje wijst mij mijn kamer, die naast de hunne gelegen is. Ik val, luisterend naar de nachtgeluiden, vrij gauw in slaap, maar word dan plot seling wakker, met een schok, 't Was een angstige droom: ik liep met mijn broertje tussen de salfatoren in de krater van de Papandajan. Overal springen de gifgroene vuurfonteinen op en de lucht is verstikkend, 't ruikt daarom de vaste begeleider van Ge rard de levensliedzanger. Gerard ver tolkte Pisuisse. En niet zo maar. Niks daarvan. Alles wat Gerard in huis had aan talent gaf hij volop. Zijn hart sprak zelfs het grootste woordje mee. Zijn prachtige volle stem was in alle uit hoeken van de zalen, aloen aloens of waar dan ook maar opgetreden werd duidelijk te horen. Gerard en Mannus waren een ideale combinatie. Het re pertoire van Gerard had een tempo dat Mannus makkelijk bij kon benen, zo dat Mannus ruimschoots de tijd had om de nodige toetsen op te zoeken. Zorgelijk was wel dat Gerard iets te veel met het levenslied meeleefde. Dat bracht hem altijd in moeilijkheden. Vooral het lied "Het land van Noord Scharwou" brak hem de nek. Daar komt namelijk de regel "dan ruik ik hooi, dan ruik ik mest" in voor. Bij het woordje mest ging het fout, Gerard trok dan een vies gezicht en kon er geen woord meer uitbrengen. Gevolg: doodse stilte. Het publiek hield de adem in en Mannus gekromde vingers bleven boven de toetsen hangen in afwachting wat Gerard zou doen: door gaan met zingen of afgaan. Het werd altijd afgaan. Een daverend applaus vergezelde altijd zijn afgaan, want zo er naar rotte eieren. De bodem onder onze voeten is warm en zó dun, dat je er overal door zou kunnen zakken en terecht komen in de kokende vuurzee daaronder. De lucht is verstikkend. Maar dan word ik plotseling werkelijk wakker en hoor in de kamer naast mij 't geluid van brekend glas en de stem van Tante Wientje, die gilt, alsmaar gilt, iets, dat ik niet verstaan kan en steeds 't breken van dat glas, en dan, eindelijk gaat die stem over in een lang gehuil. In lange uithalen blijft ze huilen en 't is als een verlossing, als een regenbui, als een stroom water, die los breekt over 't verdroogde land en alles meespoelt. 't Huilen houdt aan en wordt dan ein delijk, eindelijk minder, als een tro pische regenbui, die in een vruchtbare regen overgaat. Het lang opgekropte verdriet heeft zich baangebroken. En dan hoor ik de rustige stem van Oom Begeman, die telkens maar weer de zelfde woorden zegt, telkens maar weer die rustige stern, totdat 't huilen overgaat in snikken, en dan is 't stil. En is er alleen de nacht nog, met 't ge luid van de rivier in de verte. En de sportief was het publiek toen nog. Ik heb het zelfs een keer meegemaakt, toen we ver buiten de pelotonsgrenzen optraden, dat hij teruggeklapt werd. Naast de medewerking aan de schets jes verzorgden Rinus, Pietje Swing en ik een heel belangrijk onderdeel van het programma, namelijk: de Tiga Tani Tani, drie jongens met een gitaar die zingend door het leven gingen. Rinus was er nog muzikaal bij en begeleidde ons op de gitaar. Pietje was behalve zanger nog een virtuoos op de mond- harmonika. Hij was de Toet Tielemans van ons peloton. Ik zong alleen maar mee omdat nu eenmaal een trio door drie man ver kocht moet worden. Makkelijk hebben Rinus en Pietje het niet met me gehad. Om goed voor de dag te komen hebben ze weken aan me moeten sleutelen. Ik bleef maar hardnekkig waar "kent" stond "kunt" zingen en omgekeerd. Uiteindelijk werd hun geduld en vol harding beloond en zong ik zes liedjes foutloos mee. Pietje was ook een meester in het swingen. Dat was een lust in z'n leven. Dag en nacht was hij er mee bezig. Als je met Pietje 's nachts de wacht liep moest je niet raar opkijken als hij ineens naast je liep te swingen. Het zou vreemd zijn als hij het niet gedaan zou hebben. Hij begeleidde zich met keelgeluidjes. En dit is nu niet om te roddelen, maar wist u dat Pietje tot aan de dag van vandaag nog steeds swingt? Eerlijk. Nog geen drie maan den geleden heeft Pietje, en ik heb het uit zeer betrouwbare bron, in een hotel in Jakarta een nummertje swin gen weggegeven. Nou u weer. Het is met de swing van Pietje en herinneringen het zelfde liedje: je kunt er niet buiten. J. BLOKKER volgende morgen rijden we weg, in een dag zó licht en stralend als alleen een Indische ochtend beginnen kan. Wonderlijk land, mijn Moederland YFKE Vreelandsestraat 14, Den Haag geopend voor bezoekers elke zaterdag van 08.00 tot 13.00 uur. Afspraak uiterlijk donderdags. Tel. 070-45 44 06. De tweede bundel cartoons van POIRRIÉ. f 12,50 f 1,90 porto EEN LEUK KERSTCADEAU I MOESSON REEKS 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 22