BIJ DE VOORPLAAT NU NOG, MORGEN OOK Tot een van de grootste rijkdommen die ik in mijn leven gehad heb, reken ik het bezit van grootouders. Mensen, verre van bemiddeld, maar met een schat aan liefde, wijsheid en hartelijkheid, die ook als herinnering een rijke erfenis zijn. Van Oma hield ik dolveel, maar met Opa had ik naast die genegenheid, nog een bijzondere band die ik eigenlijk nooit heb kunnen omschrijven. Als kind natuurlijk niet, maar ook nu niet. Opa was een lange, donkere man. Hij had de veerkrachtige, lichte tred van de jager en buitenman, handen die al tijd in rust waren en alleen bewogen als het nodig was. Opa was een zwijg zaam mens, mengde zich nooit in ge sprekken, al kon je aan hem zien dat geen woord hem ontging. Soms - en dan zweeg iedereen meteen - sprak hij een korte zin, vaak maar één woord uit. Naar de betekenis moest men nog even zoeken, om dan te weten dat het een volledige opinie was, gefundeerd, raak. Duikend in mijn prilste herinne ringen, weet ik, dat ik als meisje van een jaar of vijf hem gezien moet heb ben als de knapste mens uit mijn gehele omgeving. De betekenis van "man" kan me nog niet duidelijk ge weest zijn, hij was gewoon geweldig, ik hield van zijn donkere, benige ge zicht, zijn blauwzwarte dikke haar, zijn handen die naar shag roken. Tussen Opa en Oma in sliep ik, in het kolossale bed. Oma had altijd melati's onder haar kussen. Ze plukte ze voor het slapen gaan van de struik onder het raam. Ik kon haar koude sleutelbos voelen die onder haar kussen weg schoof in de nacht. Boven Opa's hoofd kussen lag zijn pistool, hij kon niet slapen zonder dat pistool. Een gewoon te overgehouden uit de tijd dat hij soms weken lang alleen in de oedik moest werken Terrein uitzetten, werk volk aannemen om de sluizen, dammen en bruggen te bouwen. Opa werkte bij Waterstaat, opzichter. Er waren, slan gen, tjelengs maar ook orang djahat waartegen hij zich moest kunnen be schermen. Hij heeft nooit hoeven schie ten gelukkig, maar jagen deed hij wel. Er hing een dubbelloop Winchester aan de stutbalk van de gedekken wand achter het bed. Ik vond het een prach tig geweer, indrukwekkend. Ik ging door de knieën toen Opa het eens in mijn armen legde. Hoe sterk moest je wel zijn daarmee te kunnen schie ten! Maar Opa jaagde altijd met een klein geweer, vroeger tenminste. Mijn vader zei dat Opa de beste schutter was die hij ooit gekend had. Zittend op zijn luie stoel schoot hij op een afstand van 30 meter op een gifslang, die door de pagger van het achtererf kroop. Dwars door de kop. "Hoe wist je dat het een slang was Opa?" "Omdat ik kon zien dat het geen kip was." Een groot deel van de dag lag Opa op zijn krossi males te mijmeren en naar buiten te kijken. Naar de verko pers, de kippen van de buren die door de pagger kwamen tjakarren in Oma's bloemperken. Soms werkte hij met de kebon in de tuin, gaf aanwijzingen bij het plukken van klappers en andere vruchten. Altijd neuriede hij hetzelfde wijstje "la Paloma". Ik hing graag in zijn buurt rond, vroeg soms wat, waar op ik pas antwoord kreeg op een mo ment dat ik het niet meer verwachtte. "Mensen praten teveel", vond Opa. Op een keer namen mijn ouders Opa en Oma mee naar de bioscoop, een van de eerste sprekende films. De laatste film die Opa gezien had was er een met de Keystone Cops, dus vraag niet hoelang geleden al. De er varing van al dat geluid en vooral die sprekende menser», moet voor hem een schok geweest zijn. Mijn moeder vertelde later: "Eerst zat Pa gespan nen te kijken, na een poosje zag ik dat hij af en toe zijn handen voor zijn oren hield. Toen er een liefdesscene kwam (in die tijd nog heel romantisch en kuis) wendde Opa het hoofd af en heeft de rest van de film niet meer naar het doek willen kijken. "Schandalig", zei hij hoofdschuddend, "schandalig, ze zoenen elkaar waar iedereen bijzit!" "Maar niemand zag hun toch Pa, het is toch maar een verhaal en in dat verhaal gaf hij haar een zoen waar niemand bij was!" "Maar i k zat er toch bij en jij en al die mensen in de bioscoop!" Toen lachten mijn ouders er om, maar als je goed piekert had Opa gelijk. Film en televisie zijn immers de heime lijke kijkgaatjes voor alles wat eigen lijk privé moet blijven? Praten ging hem ook niet zo goed meer af, hij had vaak vreselijk last van zijn chronische bronchitis die hij opgelo pen moest hebben als hij tot aan zijn schouders in het koude kaliwater stond uren lang, om peilingen te doen. Soms zei hij ineens "Ajo", schoot in zijn sloffen. Dan wist ik dat we naar de "grote sluizen" gingen. Die wande lingen er naar toe, ze zijn in mijn hart gekerfd zo diep, dat het pijn doet als ik er aan terugdenk. De djatibomen waar we langs gingen, de kampongs, de warong waar Opa me een cent gaf om goela katjang te kopen. Ik hoorde bij hem, bij die man die sluizen kon bouwen en mijn opa was. Als we over de brug-zonder-leuning over de reusachtige betonnen pijlers gingen, liep Opa voorop. "Niet naar beneden kijken, recht vooruit, dan DENNERUST Een Kerstgift die ontroerde en ver raste was het bedrag van f 1.042, dat de inwoners van Huize "Denne- rust" te Renkum bij elkaar zamelde en dat ons per giro werd overge maakt. Voor de Bruine Bus, voor de landgenoten in Indonesië. We zijn er erg, erg dankbaar voor. En meer dan dat. Charitatieve Fondsen Tjalie Robinson wordt je niet duizelig". Ik was niet duizelig, alleen verschrikkelijk bang. Met die lange benen voor me uit voel de ik me zeker. Op een keer, aange komen bij de sluis, duwde Opa me voor zich uit. "Deze keer loop jij voor op". Het was een bevel, ik wist dat tegenstribbelen niet hielp. De vuur proef, ik wist dat die eens zou komen. Vele malen ben ik gestorven van angst op dat houten plankier. En ik wist ook, dat Opa niet achter me aan kwam, dat hij me "los" had gelaten. Een beetje doelloos bereikte ik de overkant. Opa wenkte me terug. Zonder een woord te zeggen, pakte hij daarna mijn hand en liepen we terug naar huis. Ik werd ouder en Opa echt oud. En nog stiller omdat zijn asthma hem het praten onmogelijk maakte. Op een keer beging ik de fout hem aan het lachen te maken, hij kreeg toen een aanval waarin hij bijna stikte. Zijn pistool lag niet meer boven zijn hoofdkussen, hij zat bijna rechtop, ge steund door vijf kussens. Oma sliep op een divan naast zijn bed zodat ze er gemakkelijker uitkon om hem te helpen. Er lagen geen melati's meer onder haar hoofdkussen - de geur zou Opa kunnen irriteren - alleen de sleu telbos. Als ik op bezoek geweest was en de lange weg naar huis terugfietste huilde ik van woede. De onrechtvaar digheid, de gemeenheid, waarom moest Opa zo lijden, waarom werd Oma dit aangedaan? Niet lang daarna, op een nacht, kwam de huisjongen op de fiets naar de stad om ons te vertellen dat Opa was over leden. "Wil je afscheid van hem nemen?" vroeg mijn moeder. Ik ging door de serre naar de slaapkamer. De jalou- zieën waren dicht, ik liep weer naar buiten en plukte een takje melati van de struik onder het raam. Er zaten open bloemen aan, geurend nog. Ik legde het takje boven op Opa's kus sen, daar waar zijn pistool zou hebben gelegen. Nu zijn er bloemen Opa, maar morgen ook, want als de bloemen zijn afgevallen, zullen de nieuwe knop pen vannacht opengaan. Het leven gaat heen, het leven gaat door. De dagen, nu nog, morgen ook. Jaar uit, jaar in, als de bloemen van de melati. En je kunt ze plukken. L.D. 2

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1980 | | pagina 2