poirrié De Brug Die Verdween (I) Schets uit het plantersleven door J. BALT Na 35 jaren hebben wij, voormalige bewoners van de tropen, ons noodgedwon gen leren aanpassen aan de wisseling der seizoenen; elk jaar gaat weer een winter over onze hoofden heen en het mag dan volgens maatstaven der kalender maar drie maanden in belag nemen, de ervaring heeft ons wel geleerd dat drie maanden aan de krappe kant is. Ook hiermede hebben we "leren leven". In het oude Indië kenden we een andere jaarverdeling: de droge en de natte tijd. Meestal zo in september kregen we op Sumatra overvloedige (soms tè over vloedige) regens en dat was dan het sein om te gaan planten. De eerstvolgende drie maanden gaven zoveel regen, dat de jonge plantjes de gelegenheid kregen hun wortels uit te slaan en voorspoedig uit te groeien. Dat was dan ook de tijd van de ban djirs. Vooral waar in het bovenstrooms gebied de alang-alang in de plaats was gekomen van het vroegere oer bos, stroomde het regenwater over de harde oppervlakte der aarde naar de beken en rivieren, waardoor het over vloedige water in wildstromende rivie ren ongeremd naar zee werd afge voerd. Bij de uitmonding in zee was het dan vaak een chocolade-achtige massa geworden, waarmee de meest kostbare bestanddelen van moeder Aarde voor de mens verloren gingen. Dat er in de regentijd bandjirs voor komen is geen ongewoon verschijnsel. Meestal zijn wegen, bruggen en dui kers ingesteld op deze gevaren. Noch tans op een onderneming gelegen tus sen Pematang Siantar en het beken de Tobameer, gebeurde het op een nacht in 1937, dat geheel buiten de regentijd een centraal door die onder neming lopende rivier plotseling een verwoestende bandjir te verwerken kreeg, die o.m. een circa tien ton wegende ijzeren brug van zijn beton nen brughoofden lichtte en deze enige honderden meters stroomafwaarts op een rotswand te pletter sloeg. De brug was geheel verbogen, van demontage kon geen sprake meer zijn. Onder normale omstandigheden had de rivier op een diepte van circa tien meter gestroomd en zelfs in de regen tijd had het water nooit de onderzijde van de brug kunnen bereiken. De hui dige bandjir was dus wel "raak" ge weest. Aangezien de brug een schakel had gevormd in de verbinding van be langrijke delen der onderneming, was het nu veroorzaakte ongerief groot. Vrijwel terstond werden plannen ge smeed voor een nieuwe brug, doch de technische dienst van het betreffende hoofdkantoor wilde eerst weten hoe de bandjir was ontstaan, men wilde weten hoe groot de risico's van een herhaling van een dergelijke gebeurte nis waren. Dus moest stroomopwaarts een verkenning plaats vinden; het ging er om de rivier en de zijrivieren tot aan de bronnen te volgen en de oor zaken van de catastrofe op te sporen. En zo trok ik kort daarna, met een collega, voor dag en voor dauw het bos in. Twee Javanen, ervaren woud lopers, begeleidden ons, droegen een paar flessen thee en wat eten en bo vendien namen ze elk een parang mee (kapmes), teneinde waar nodig een pad open te kappen. In dat opzicht was rottan de meest gevreesde hindernis, aangezien de stengels bedekt zijn met vlijmscherpe naalden. De streek, waar wij door moesten, stond bekend als de concessie Seri boe Laksa. Laksa betekent volgens het Sanskriet tienduizend, Seriboe Laksa derhalve duizend maal tienduizend. Ik ben er nooit achter gekomen waar dit grote getal op doelde. Het terrein was onbewoond, er kon dus geen verband bestaan met de rijkdom van één of ander rijke Radja. Een concessie had de betekenis van een areaal, dat door één of andere maatschappij voor een groot aantal ja ren was gehuurd (in bruikleen ver kregen), hetgeen inhield, dat jaarlijks belangrijke bedragen aan het Gouver nement of een inheems hoofd als z.g. "Retributie" moesten worden betaald. Of een maatschappij een dergelijke concessie zou ontginnen en op de be schikbaar komende landbouwgronden een onderneming ging bouwen, hing af van de economische perspectieven, die op een bepaald tijdstip te verwach ten waren. De concessie Seriboe Laksa was een miskleun. Toegegeven het areaal was bedekt met een prachtig, zwaar bos, hetgeen een belofte in zich hield van het beschikbaar krijgen van een vrucht bare bodem, doch om de één of an dere reden was het terrein vóór de concessie-aanvrage onvoldoende ver kend. Veel later bleek, toen de con cessie-aanvraag reeds was toegewe zen, dat bij nauwkeuriger observatie het areaal zo zwaar geaccidenteerd was, dat ontginning en beplanting vrij wel onmogelijk was. Het zou bijna ge lijk staan met het ophangen van bloem potten tegen de Eiffeltoren. De talrijke diepe ravijnen noodzaakten ons langs steile hellingen naar bene den te glijden en aan de andere zijde naar boven te klimmen. Het beklimmen kostte veel tijd en was grotendeels handen-en-voetenwerk en bovenge komen waren we vrijwel uitgeteld, on danks het feit dat we wat het lopen betrof wel "in training" waren, aange zien wij in ons dagelijks werk grote afstanden moesten afleggen. Maar uiteindelijk bereikten wij ons doel. Van een zijrivier waren bij de uitmonding in de hoofdrivier de beide hellingen volkomen kaal, het moeder gesteente was overgebleven. De oor zaak van de bandjir was nu duidelijk. Om één of andere onnaspeurlijke re den waren de beboste hellingen in het ravijn gezakt en hadden de uitmonding van de zijrivier verstopt. Van een To- banees uit de omgeving vernamen we nog, dat gedurende ongeveer een maand de rivier ter plaatse was op gestuwd. Totdat de klassieke druppel nu eens niet de emmer, maar het stuw meer deed overlopen. Hier had de natuur ogenschijnlijk een fout gemaakt, want landbouwers waren in de omge ving niet te vinden. Verrijkt met deze wijsheid togen we huiswaarts en kon den, nu er niets meer op te sporen viel, de moeilijkste ravijnen vermijden. (wordt vervolgd) "Ondanks dat spreekverbod van jullie coach wil ik toch graag weten wie de dader is!" 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 10