HOE HET WERKELIJK WAS
VERLAAGD IN PRIÜS
Met zeer veel belangstelling heb ik het artikel "Mijn Moeder" in de Moesson
van 1 april 1981 blz. 16 gelezen. In het bijzonder het gedeelte over die jongelui
in de oude legerbus uit Bandung. Ik was één van die jongens. Het is de eerste
keer dat ik ooit iets over dit avontuur heb vernomen. Het lijkt mij erg leuk de
moeder van Jenny Thérèse nog eens te mogen ontmoeten. De kabar angin dat
wij destijds heelhuids waren aangekomen, is juist geweest. Waar de andere
jongens zijn gebleven is mij onbekend. Van slechts één van ons kan ik zeggen
dat hij zo'n 10 jaar geleden is overleden in Harderwijk: de toenmalige brigadier
der Infanterie L. Fokkema. Het merendeel der overige namen ben ik vergeten.
Ik herinner mij slechts: Roos, zoon van een inspecteur van politie te Modjo-
kerto, Cramm en/of Schramm.
Het verhaal begint in Cipatat, gelegen
tussen Padalarang en Bandung. Daar
waren de jongens van dit verhaal ge
legerd in het schietbivak en voorbe
stemd voor de opleiding tot reserve
officier. Op 8 maart 1942 kregen wij
's ochtends te horen dat het leger had
gecapituleerd en dat we onze gang
konden gaan. Mijn ouders woonden in
Surabaya en in West Java had ik wei
nig te zoeken. Wat de consequenties
van de capitulatie waren, anders dan
dat het leger had opgehouden te be
staan, was mij en velen met mij, on
bekend.
Diep teleurgesteld waren we wel en
opstandig. Hoe het plan om naar Su
rabaya te gaan is ontstaan, weet ik
niet meer, maar in de middag zaten we
ca. 13 man in een "militaire" bus, een
groen gespoten Chevrolet, op weg
naar Bandung. De eerder genoemde
Roos had een rijbewijs voor personen
voertuigen en ik zelf kon ook een auto
besturen, dat wil zeggen dat we geen
van tweeën ooit een bus hadden be
stuurd. Met ca. 13 man zijn we gestart,
de eerder genoemde brigadier Fokke
ma, ikzelf en nog zo'n 10 of 11 anderen,
die door een zelfde doel bijeen waren
gebracht. Fokkema, Roos en ik waren
de enige blanken. De rest was echte
"Indische Jongen" van licht bruin tot
zwart. Zo omstreeks de 10e of 11e dag
na ons vertrek kwamen wij van Se-
marang via Magelang of Yogya 's-a-
vonds in Solo aan. Ons doel voor die
dag was Yogya geweest, maar de ui
terst vijandige houding van de autoch
tone bevolking aldaar deed ons schie
lijk doorrijden... Schramm, als ik mij de
naam goed herinner, had een oom in
Solo. Toen wij Solo binnenreden viel
het ons op dat de straten zo stil en
verlaten waren, totdat we bij het sta
tion aankwamen. Daar wemelde het
van de Jappen, die ons ietwat ver
baasd aankeken, maar ons verder met
rust lieten. Stel je voor een militaire
bus met jongelui, die alleen maar mi
litaire kleding bezaten!
Zo snel we konden doken we de eer
ste de beste zijstraat in en vonden
eindelijk het huis van de oom. Het
duurde nogal even voordat Schramm
terugkwam. In die tijd, terwijl wij buiten
de bus de benen strekten en aan eten
dachten kwamen uit de huizen, waar
wij voor stonden, enige dames. Toen
werd ons ras duidelijk waarom Solo
zo'n verlaten indruk maakte en de
Jappen zo verbaasd hadden gekeken.
Er was een avondklok ingesteld van
af 19.00 uur. Er ontstond weldra een
druk gesprek, waarbij de dames voor
al nieuwsgierig waren naar nieuws
over het gebied waar hun mannen
waren gelegerd. Nu wisten wij net
zoveel of net zo weinig over het ver
loop van de strijd als iedere gewone
burger, dus konden we weinig behulp
zaam zijn.
Intussen was Schramm diep teleurge
steld teruggekeerd. Na lang kloppen
en roepen was er eindelijk gereageerd.
Toen Oom echter zag wie voor hem
stond en in wat voor kledij, met nog
eens zo'n 10 gelijk gekleden bij hem,
was het snel beslist: "Ga zo snel
mogelijk weg van hier" en dicht ging
de deur. Toen kwam de moeder van
Jenny in het geweer. De zaak was in
een mum van tijd geregeld. De
bus hebben we één der erven opge
duwd, dan was er geen lawaai van
een motor en we zijn inderdaad in
twee ploegen in twee huizen onderge
bracht. De ontvangst was geweldig.
Heerlijk gemandied en gegeten en toen
plannen voor de volgende dag ge
maakt. Want wij wilden nog steeds
naar Modjokerto, waar Roos woonde,
naar Malang en naar Surabaya. Het
probleem vormde de Japanse posten,
althans dat dachten we.
In de loop van het gesprek viel de
naam van inspecteur Bruinsma en
Roos bleek die te kennen. Toen heb
ben we besloten dat Roos hem de
volgende dag zou opzoeken en aan
hem vragen hoe wij het beste verder
zouden kunnen gaan. Dat is de vol
gende dag gebeurd.
Op dat moment waren er niet zoveel
Jappen meer. Verder was de brug bij
Ngawi vernield en de spoorbrug werd
of was ingericht voor autoverkeer. Die
brug werd door Indonesische politie
agenten bewaakt, behorende tot het
ressort van Hr. Bruinsma. Die gaf ons
een vrijgeleide voor die brug mee. De
dames hadden intussen inderdaad de
Japanse vlag voor ons gemaakt, zoals
Jenny dat bechrljft. Zij hadden hun
voorraad benzine, die zij in de tuin
hadden begraven, aan ons geschonken.
Twee dagen later was ik thuis in Su
rabaya. Roos heb ik nog enige malen
in Surabaya ontmoet, voordat ik door
de Jap werd geïnterneerd. Fokkema
heeft op verschrikkelijke wijze kennis
gemaakt met de methoden van de
De moeder van Jenny Thérèse,
mevrouw H. A. Beer-van Straten.
Kempei Tai en van de rest heb ik
nooit meer iets vernomen.
Ik hoop dat de moeder van Jenny
Thérèse mijn verhaal, in welke vorm
ook, leest en mij haar adres wil doen
toekomen. Het zal mij bijzonder veel
genoegen doen deze dappere vrouw
nog eens te ontmoeten.
J. J. HENDRIKS
Nieuw
EEN DAL IN AMBARAWA
door Han Helfferich-Koch
Het ontroerende verhaal van een
moeder met haar drie kinderen, die
in de jaren 1942-1945 geïnterneerd
was in een kamp in Ambarawa. Een
aangrijpend document gebaseerd op
een in het kamp bijgehouden dag
boek, dat getuigt, niet alleen van
kampervaringen, maar vooral ook van
moed en vertrouwen.
Prijs f 24,50 f 4,porto
BOEKHANDEL MOESSON
•AUTOPIONIERS IN INSULINDE'
(KRÈTA SÈTAN)
door F. F. Habnit
De eerste auto's in het oude Indië.
Een belangrijk stuk historie en do
cumentatie, voorzien van meer dan
250 foto's.
Eerst 55,
NU f 29,50, porto 6,25
17