DUIZEND ZALIGHEDEN UIT ONZE JEUGD
Tjendol en es setroop.
vergeten worden.
Op mijn verjaardag vroeg ik steevast
ajam opor. Zoals mammie ook sajoer
pindang koening klaar kon en kan
maken, om devoot bij te worden!
Maar vreemd, vroeger was ik dol op
hoenkwee en kwee lapis. Nu vind ik
het niet meer lekker. Dit tot grote
verbazing van mijn ouders. Maar, ook
vreemd, als kind lustte ik absoluut
geen rawon. Nu kan mijn moeder mij
er geen groter genoegen mee doen.
Met de toekang katjang had ik een
goed contract. Ik had oud papier, van
b.v. schriften, dat ruilde ik dan om
tegen katjang goreng en katjang re-
boes.
Als kind in Indië had je nooit zakgeld,
dus ruilde je alles wat los en vast zat.
En je vond het heel gewoon. Ook ge
woon vond je het, om alles met je
vriendjes en vriendinnetjes te delen.
Kom daar hier eens om. De beste
vriend van mijn zoon presteert het om
rustig alleen een zak drop leeg te
eten. Snap ik niet, hij eet zich wel een
rolberoerte aan de tempé Banjoemas,
waar mijn zoon dol op is. Ladingen
kan hij ervan op.
L. SPEIJKER-SCHOTEL
(III)
Waar was ik, opgroeiend na de oorlog,
dol op? Op erg veel. Op de ketella,
gegapt op het landje achter onze laan,
gebakar, soms met zout erop. Dja-
goeng, idem dito.
Bij de bibik petjil, bij het Irene Pavil
joen, kon je b.v. de zaligste tahoe ke-
toepat krijgen, die er op de wereld te
vinden was. Daar kon ik me ongans
aan eten. En ik niet alleen, gezien dat
het bij haar altijd druk was. Sóms had
ik geld, van een lieve oom, of een
aanbidder van mijn zus, die via mij
indruk op haar wilde maken. Dan zette
ik dat meteen om, samen met mijn
nichtje Mona, in goelalie, zowel licht-
als donkerbruin. Of tjerorot, daar kon
ik mijn vingers bij opeten. Om taartjes
en gebakjes heb ik nooit gegeven.
Mijn moeder was (helaas) voor een
Hollandse opvoeding. Ik kreeg dus
brood als ontbijt. Ik heb nu nog een
aversie tegen ontbijt. Maar als ik bij
opa Jozef logeerde, mocht ik van hem
ontbijten wat ik wilde. Elke ochtend
weer een strijd in mezelf. Wat moest
ik nu nemen7 Kwee serabi, of boe-
boer soemsoem? Of toch maar boe-
boer ketan item? Opa Jozef, goedig
als hij was, kocht soms alle drie voor
mij. Die logeerpartijen bij hem waren
echt een feest.
Mammie kon mij nergens beter op
tracteren dan op doodgewone rijst
met abon, of met ikan selar, of met
frikadel kering. Adoe, als ik daaraan
denk! Mijn kinderen delen mijn liefde
voor frikadel kering en abon. En voor
semoor ajam. Dat mag beslist niet
(IV)
Die zalige kleine warong, vlak bij ons,
daar kwamen mijn broertje en ik zo
vaak. Als pa en ma 's middags naar
bed gingen, bolosten wij en liepen
naar de warong met de cent of go-
bang, van een oom of tante gekregen.
Daar stonden stopflessen vol met al
lerlei lekkers, de helste kleuren, de
Saté.
zoetste snoepjes. En het geduld waar
mee de waronghoudster dan stond te
wachten, voordat de echte keus ge
maakt werd. Alles hebben we ge
proefd, we maakten er een sport van
uit iedere stopfles wat te nemen. Een
halve cent was toch ook heel veel...
Toch eindigden we met ieder een
grote kroepoek gevuld met petjel. Dat
was dan onze grootste zaligheid. Die
aten we thuis onder de oude waringin
op. Hoe vaak heb ik in gedachten ge
proefd hoe die smaak van die kroe
poek was en die lekkere petjel.
Toen ik een paar maanden geleden in
Bandung was kon ik het niet laten
even te kijken of die warong er nog
was. Ik had het stille vermoeden dat
die wel weg zou zijn en hoe stom ver
wonderd was ik, toen ik op diezelfde
plek diezelfde warong zag. Ik was er
kapot van, kreeg er tranen van in mijn
ogen. Hoe was dit mogelijk, na al die
jaren! Ik zag dat zelfs de stopflessen
nog op dezelfde plaats stonden Al
leen het geld was veranderd, meer ook
niet. Ik kon het niet laten, ik kocht
weer die hardroze balletjes, weer die
tenteng katjang en uiteindelijk die
kroepoek met petjel, die ik nu niet
meer onder de waringin genoot, maar
op een bankje vlak bij de waroeng.
En echt waar, de smaak was zoals ik
die jaren in mijn gedachten had. Ik
hoorde van de waronghoudster dat
het haar nènèk was, die voor de oor
log deze warong had. Ze vond het zo
leuk, dat ik mijn jeugdherinneringen
bij haar was komen ophalen. Als dank
gaf ze mij, voor mijn tjoetjoeks, van
allerlei lekkers mee.
N. MERCIER-ELFRING
IV
Een schot in de roos, dat onderwerp
"Wat lustte U als kind graag?"
Ik denk dan meteen aan aroe-manis,
dat familielid van de Nederlandse sui
kerspin die in Frankrijk "Barbe pa
pa" heet. De aroe-manis was grover,
substantiëler en had juist dat wat de
suikerspin mist.
Nóg hoor ik in gedachten het getokkel
op een tamboerijn van de Madoerese
verkoper, het enige geluid in de stille
middag als zelfs de dieren hun siësta
doen. Alleen kinderen en deze ver
koper schijnen geen last van de hitte
te hebben. Andere kooplieden zitten
in de schaduw van asembomen naast
hun koopwaar te doezelen. Ik sta
zachtjes op met een cent of gobang
om mijn lievelingssnoep te kopen,
tussen twee vierkant afgesneden A-
merikaanse kranten in. Maar mijn va
der die zo licht slaapt heeft me twee
weken lang verboden aroe-manis te
kopen omdat het getrommel hem wak
ker maakt. Ik hoor hem nóg in het
Madoerees te keer gaan tegen de ver
koper die het hazenpad kiest maar
(lees verder volgende pagina, 1e kolom)
20