In memoriam Willem Brandt
DELI COURANT
Een kampherinnering.
Het was begin oktober 1944 dat ik Wim Klooster persoonlijk leerde kennen.
Zijn naam was mij bekend als hoofdredacteur van de Deli Courant in Medan.
De Jappen hadden besloten om op de rubberonderneming Aek Pamienke, ruim
200 km ten zuiden van Medan een kamp voor werkers op te zetten, die een
voedsel aanplant moesten maken. Uit ons kamp Soengei Sengkol werden 100
"sterke" mannen uitgezocht waaraan ik als kampdokter werd toegevoegd. Het
voor ons klaargemaakte kamp op Aek Pamienke bleek een grote pondok te zijn
met 38 kamertjes van ongeveer 3'/2 m bij 3y2 m. Aan de kop van de pondok
waren twee grotere mandoerkamers waarvan er één ingericht werd als "polikli
niek", d.w.z. wachtkamer, spreek- en behandelkamer. Tegenover de grote met
atap bedekte pondok lag op ongeveer 30 m afstand een kleine met golfijzer
bedekte pondok. Hieromheen een prikkeldraad omheining. In de ruimte tussen
de pondoks een gleuf in de grond, dat was de W.C. We mochten slechts twee
derde van de kamers van de grote pondok in beslag nemen want er zouden nog
100 sterke mannen komen uit een ander kamp.
Inderdaad arriveerden de volgende dag
tegen zonsondergang de volgende 100
"sterke" mannen uit het kamp Bela-
wan Estate, ook uit de buurt van Me
dan. Zij mochten de rest van de ka
mers in gebruik nemen en ook de
kleine pondok. Het kwam er op neer
dat er minstens drie mensen in een
kamer moesten slapen. Veel ruimte
hadden we dus niet, maar men went
aan alles.
De volgende morgen ging ik kennis
maken met de nieuwe kampleden, le
dereen was hard aan het werk om nog
iets van de ruimte te maken. Toen ik
in de kamer van Wim Klooster kwam
waren zijn twee kongsigenoten druk
bezig met inrichten, maar Wim was
bezig op een uitgeklapt tafeltje boe
ken op te stapelen die hij uit een gro
te plunjezak haalde.
Die boeken had hij nodig, zei hij, om
dat hij juist bezig was met gedichten
van de Chinese dichter Li Tai Poh uit
een Engelse vertaling in het Neder
lands te herdichten.
De Jappen gaven ons drie dagen de
tijd om het kamp in te richten en de
verschillende werkzaamheden te or
ganiseren en toen begon het touw
trekken om corveeërs om de aanplant
op te zetten. We werden in morgen
en middagploegen ingedeeld en moes-
Op Java heeft men zich wel eens af
gevraagd of Deli wel tot Nederlands
Indië behoorde. In ieder geval was de
afstand Medan-Batavia groter dan die
van de Delische hoofdstad tot Amster
dam, om te zwijgen van de invloed
van de overwal, die er bv. toe leidde
bedienden instede van met "djongos"
aan te roepen als "boy". Het is alle
maal historisch verklaarbaar: de maat
schappij op Java met haar lange tradi
tie was nu eenmaal anders geaard dan
het jonge, driftige Deli waar alles "be
ter" was dan op het versleten Java.
Ook de verwevenheid van Europeanen
en Inheemsen was in Deli volstrekt af
wezig. Het cultuurgebied ter Oostkust
kende geen autochtone bevolking en
het werkvolk moest dus van buiten,
ten een terrein op ongeveer 11/2 km
van het kamp bewerken. Van de voed-
selaanplant is totaal niets terecht ge
komen dank zij de medewerking van
de wilde varkens.
Wim zat in de middagploeg, want 's
morgens gaf hij les in de Nederlandse
taal aan de ongeveer 20 jongens in
het kamp. Veel haalde dit niet uit. Af
wisselend speelde een van de jongens
hulpje op de polikliniek, die bestond
uit een paar banken voor de wachten
den en een tafeltje waarop wat ver
bandgaas en flessen met wat jodium-
tinctuur en wat Japanse pillen die naar
creosoot stonken en volgens de Jap
uitstekend hielpen bij alle mogelijke
ziekten.
Op een morgen zat Wim ook bij de
wachtenden en ik werd geholpen door
Jan, een beste jongen maar beslist niet
één van de pientersten. Op een gege
ven ogenblik zei Jan: "Dokter dat ken
niet". "Jan, je moet niet zeggen dat
ken niet, maar dat kan niet", zei ik in
een pedagogische bevlieging"O
ja, da's waar", zei Jan, "het is vierde
naamval." Omkijkend naar Wim leek
het net of hij een slok onverdunde
azijn doorgeslikt had.
Wim was erg waardevol voor het
kamp. Gebeurde er iets geks of merk
waardigs in het kamp dan hing er de
meest van Java, worden aangetrokken,
hetgeen de afstand tussen meesters
en knechten bepaald niet ten goede
kwam.
Er waren twee dagbladen in Medan, de
Deli Courant die in het algemeen de
bazen vertegenwoordigde en de Suma
tra Post, die beschouwd kon worden
als de spreekbuis der assistenten. Van
de Deli Crt was Willem Klooster de
hoofdredacteur. Niet alleen was hij
een prima vakman, maar elke neiging
om de verhoudingen te verscherpen
was hem vreemd. Hij heeft met beleid
vrijwel alles weten te vermijden wat
de toch al moeilijke verhoudingen op
scherp kon zetten.
JHR.
volgende dag een gek tekeningetje met
een gedichtje in de gang die de voor
kant van de pondok met de achter
kant verbond.
Voor het Sinterklaasfeest schreef hij
puntige gedichtjes op de mensen die
zich wat vervelend hadden gedragen.
Natuurlijk kreeg de kampdokter ook
een behoorlijke veeg uit de pan. Voor
oudejaarsavond schreef hij een lied
en voor nieuwjaarsavond schreef hij
een geestige Kloris en Roosje samen
spraak. Verder schreef hij een sketch
over de toekomstige vrouwenmaat
schappij, die de leiding zou nemen on
der leiding van Erica Mankiller en haar
secretaris Lodewijk Lelywater. De Jap
pen kwamen ook kijken.
Om ons 's avonds bezig te houden
hield hij lezingen over de dichters van
de jaren 1880 en de middel-Neder
landse dichtkunst en hij sprak zelfs
middeleeuws Nederlands. Zijn grote
liefde echter was de dichter Slauerhoff
en hij benijdde mij omdat ik destijds
als student Slauerhoff persoonlijk ge
kend had.
Het werk op de voedsel aanplant be
viel hem niet erg, al was het heerlijk
om eens buiten de kawat te zijn. Zelf
ging ik daarom dikwijls ook mee met
de middagploeg om eens een gevoel
van vrijheid te hebben en geen prik
keldraad te zien, al was er dan altijd
wel een Jap in de buurt.
Op een middag kregen Wim en ik de
opdracht van de Jap om een mand ge
vuld met oebi rambat naar het kamp
te brengen. Al pratende kregen wij
het over dichtkunst en omdat ik zijn
bundel "Oostwaarts", waarin een ge
dicht over een opiumschuiver, gelezen
had, vroeg ik hem wat dat voor een
sensatie was om opium te schuiven.
"Hoe moet ik dat nu weten", zei Wim.
"Je hebt er toch een heel gedicht over
geschreven, met van die uitgeteerde
lichamen in vunzige vodden, die het
kwalmende heulsap inzogen." "O", zei
Wim, "maar dat is geen opium schui
ven, dat is nou dichten". "Begitoe",
zei ik.
En nu is de scheiding "tussen twee
vaderlanden" opgeheven. Wim is bij
de Grote Bouwmeester van het Heelal
in het Groot Oosten van Wijsheid,
Kracht, Schoonheid. Wim was een vu
rig Vrijmetselaar maar hij sprak er
weinig over. Enige jaren geleden ging
hij nog eens terug naar Indonesië, om
afscheid te nemen van land en volk
dat hem lief was. Het resulteerde in
de roerende gedichtenbundel "Land
van Terugkomst".
Dr. C. VAN LANKEREN
4