Driemaal "La Méduse" door Dr. H. J. de Graat De geschiedenis van een Frans oorlogsfregat. 1811 - 1816 Nadat Nelson bij Trafalgar op 21 oktober 1805 de Frans-Spaanse vloot ver nietigend had verslagen en daarbij gesneuveld was, dorst geen Frans eskader van "Vaisseaux de haut bord" (linieschepen) zich meer met de Britse men-of- war te meten. Het was overal "rule Britannia rule the waves". Genadeloos blok keerden de Engelsen de kusten van het Franse empire, waar zich die en die zijner bondgenoten ook mochten uitstrekken. De verbindingen met de schamele Franse koloniale bezittingen konden slechts door weinige, snelzeilende oorlogs bodems enigszins worden staande gehouden. Tot die koloniën behoorde sedert de "inlijving" in 1810 ook het eiland Java en wat klein goed. Java was door de energieke gouverneur-generaal Daendels in een redelijke staat van verdediging gebracht, doch diens dagen waren geteld. Napoleon had zijn verzoek om ontslag ingewilligd en generaal J. W. Janssens als zijn opvol ger bestemd. Deze dappere man, die reeds in 1806 aan de Kaap voor de En gelsen had moeten capituleren, spoedde zich naar Nantes, waar de weinige troepen gelegerd waren, die Bonaparte voor de verdediging zijner koloniën over had. Hij kon zijn mannetjes beter tegen Rusland gebruiken, b.v. het vol gende jaar 1811 Twee oorlogsfregatten lagen ter rede van Maindien zeilree, ten einde de nieuwe gouverneur-generaal met zijn staf en wat manschappen naar Java over te brengen, t.w. de "Méduse" en de "Nymphe". Het eerste schip, dat vijf jaar later over de ganse wereld een onheilspellende reputatie zou ver werven, kwam pas van de werf. De verf was van buiten en binnen nog nat! Ernstiger was, dat het touwwerk nog onvoldoende gespannen was, wat ge vaar voor ongevallen met zich mee bracht. "Nous avons a bord de la Méduse Ie plus mauvais cordage, que j'ai vu de ma vie", schreef Baud. Een maal onderweg heeft men de zaak zo goed mogelijk gerepareerd. Gelukkig was er voor een half jaar fourrage aan boord. De kommandant heette Raoul en met Nelson had hij gemeen, dat hij slechts één oog had, maar naar hij zelf ver zekerde was dat er drie waard, zelfs in het holst van de nacht. Overigens voldeed hij als zeeman uitstekend. Bovendien waren op beide fregatten nog Nederlandse zee-officieren, die met de zeeën rond Java vertrouwd waren. Aan boord was nog een compagnie Nederlandse scherpschutters (volti- geurs) en wat artilleristen, die in de waan verkeerden, dat zij voor Spanje bestemd waren, benevens enige offi cieren zonder manschappen en dan nog wat ambtenaren. J. C. Baud, die als luitenant ter zee meevoer, kwam rechtstreeks uit het geannexeerde va derland, had zich te Nantes een octaaf (zee-instrument), een journaal, een paar boeken en wat kleren aangeschaft, maar keek op, toen hij aan boord stap te. Daar heerste de grootste verwar ring en steeds een oorverdovend la waai! Alle officieren, tot zelfs de adelborsten toe, moesten zich door scheepsroepers verstaanbaar maken, wat het spektakel Jean Chrétien Baud naar een schilderij van Raden Saieh. Baud's Indische loopbaan zou in 1810 aan boord van "la Méduse" be ginnen. Hij werd later waarnemend gouver neur-generaal en minister van koloniën. natuurlijk nog vergrootte. "Tout me plait bien", schreef later Baud aan zijn vader, "si ce n'était pas Ie tapage affreux qu'on fait nuit et jour, de sorte qu'une seule frégate frangaise fait plus de bruit qu'un escadre hollan dais de 50 vaisseaux" (alles bevalt me goed als het niet dat afschuwlijke lawaai was, dat men nacht en dag maakt, zodat een enkel Frans fregat meer rumoer maakt dan een Hollands eskader van 50 zeilen). Een ernstige ontmoeting met de Britten zou ongetwijfeld noodlottige gevolgen hebben. Op 20 december 1810 draaide de wind naar het noorden, zodat het weer gunstig werd om de blokkade te door breken. Dat vonden de Engelsen ook, en een klein smaldeel hunner vloot maakte zich klaar om de Fransen een warme ontvangst te bereiden. Doch de nacht viel, een lange decembernacht. Alle voorzorgsmaatregelen werden getroffen om ongemerkt voorbij te sluipen. Het diepste stilzwijgen werd geboden, zodat het opvallend rustig aan boord werd. Alle katten en honden, ganzen, eenden en hanen werden mee dogenloos over boord gezet, zodat geen geblaf of gemiauw, gesnater of gekakel de aanwezigheid hunner meesters zou verraden. Vuur of licht werden natuurlijk eveneens verboden; dus geen zeemanspijpje meer, wel een tabakspruim. De 44 stukken werden scherp geladen en de wapens uitge deeld. Reeds des namiddags om vier uur werden de ankers gelicht. Er woei een flinke noordoostelijke bries en het was pikdonker. Geleid door kleine vissersbootjes met lantarens bij de tonnen raakten de fregatten veilig het zeegat uit, totdat geen loodsen nodig waren. Eenmaal het zeegat uit werden de zeilen bijgezet. Het werd een bange, spannende nacht. Daar kwam nog bij, dat velen der 300 op varenden nog nooit op zee waren ge weest, zodat talrijken last van zeeziek te kregen op de post, die ze niet mochten verlaten. De patiënten lagen dan doodmisselijk op het dek. Geluk kig doken geen Engelse zeerobben op en bleef een zeegevecht uit, want dat had voor de Fransen slecht kunnen aflopen. Slechts dank zij de volstrekt in acht genomen stilte en de grote snel heid der beide fregatten ontsnapte het keizerlijk eskadertje aan de waakzaam heid der Britten. Het was voor de jon ge Baud, die de wacht aan boord had, een onvergetelijke nacht. De volgende morgen, tegen acht uur, toen het weer licht werd, was er geen vijand meer te zien. Tot aan Java zou men geen gevaar meer lopen. Maar er moest wel met de brandspuit worden gewerkt, want het eerste nodig was schoon schip maken. Alleen werden onderweg nog een tweetal Spaanse slavenhalers betrapt, want zowel Frankrijk als En geland had de slavenhandel verboden. Ze werden genomen en geplunderd. Op 3 april 1811 te één uur 's namid dags moesten alle opvarenden in groot tenue aantreden. Er werd een procla matie voorgelezen, waardoor aan allen bekend werd gemaakt, welke de be stemming van het eskadertje was: Java, voor velen een verrassing. En dat Z. M. de Keizer zijne excellentie ge neraal J. W. Janssens belast had met het generale bestuur zijner bezittingen, oostelijk van Isle de France, thans (weer) Mauritius. De vlag van de Gouverneur-Generaal werd aan de gro te mast van "la Méduse" gehesen, begroet met 17 kanonschoten. Geluk wensen van officieren en passagiers volgden. Er zal ook wel iets bij ge dronken zijn, door de minderen een oorlam, door de heren iets beters. Na een snelle vaart van 117 dagen liet de "Méduse" voor Banjoewangi het anker vallen. De "Nymphe", die men al gauw kwijt was geraakt, had toen al Soerabaja bereikt en Janssens te verwachten aankomst langs de Gro- 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 6