DUIZEND ZALIGHEDEN UIT ONZE JEUGD Geboren te Indramaju 1 uur rijden van Cheribon) heb ik het grootste deel van mijn jeugd in dit plaatsje door gebracht. Ik herinner me dat we als ontbijt vaak nasi lingko aten; dit was een eenvoudig gerecht bestaande uit witte rijst met er bovenop in stukken gesneden ketimun, stukjes tahu go- reng, hierover ging een strot ketjap en azijn (de azijn was niet helder, dus echte kampong azijn en de ketjap was erg dun). Het geheel werd bestrooid met bawang goreng en in pisangblad gewikkeld. Het smaakte verrukkelijk en ik heb geprobeerd deze nasi lingko zelf te maken maar kreeg nooit de smaak van de warong en volgens mij kwam dit door de inferieure azijn en ketjap en het pisangblad waarin het verpakt was. Dan was er de rumba verkoopster Rumba (hiermee wordt niet de dans bedoeld) was een soort gado-gado al leen was de katjangsaus heel dun en er zat een apart smaakje aan dat niet te beschrijven is. Als groente werd gebruikt kangkong en taugé en de taugé was gemengd met geraspte klapper. Het werd verkocht met of zonder lontong. 's Middags kwamen de tapel en dau- tjang verkoopsters tevoorschijn. Tapel was een soort pannekoek van gerasp te klapper gemengd met rijstmeel en klapperwater. Terwijl de pannekoek nog in de ijzeren wadjan aan het bruin worden was werd hierin pisang kepok en gula djawa fijngemaakt. Het papje werd dan over de oppervlakte van de pannekoek uitgesmeerd. Tegen de tijd dat de pannekoek bruin was, was het papje ook gaar en werd de pannekoek met een sutil los gekorekt en in tweeën gevouwen. Dautjang was een soort lontong, maar de lontong was een hele grote bal (de grootte van een voetbal) en het is me altijd een raadsel gebleven hoe ze die rijstvoetbal gaar kregen. De stuk ken werden eraf gesneden met een draadl Hierover ging dan een heer lijke soort sajur lodeh, ook weer de taugé gemengd met geraspte klapper en bubuk katjang. Het kon met ver schillende gerechten gegeten worden. Toen de Jappen Indonesië binnenvie len werd m'n vader geïnterneerd en de rest van de familie werd het huis uitgezet. We kwamen toen terecht in de Petjinan oftewel het Chinese Kamp. Ik heb daar toen kennis gemaakt met "Tjai Po", d.i. geconfijte manga die uitsluitend door Indo-Chinese vrouwen werd gemaakt. De smaak was zuur- zoet-zout. Tjai Po was te krijgen in verschillende variaties. Hele dunne vochtignatte sliertjes of het kwam ook in geleiachtige vorm. Het werd ook gemaakt van in grove plakken gesne den manga in een dikke stroop - de stroop was ook zuur-zoet-zout. De kleur varieerde van lichtbruin tot don kerbruin. Elke keer als ik aan tjai po denk zit ik gewoon te watertanden. In Chinatown in New York waar ik geregeld boodschappen doe ben ik een versie tegengekomen van b.g. tjai po; het is geïmporteerd uit Thailand. Jammer genoeg is het niet altijd te krijgen. IRMA GROEN, U.S.A. Nangka (XI) 1939 't Is half 6 's morgens. Ik word zacht jes aan m'n arm geschud: "Ga je mee naar de pasar nasi goedêk kopen?" Binnen 10 minuten zat ik nog met natte haren van het mandiën achter op de fiets van mijn neef op weg naar de pasar. ik was met mijn ouders vanuit Batavia bij familie in Djokja gelogeerd op weg naar Soerabaja, waar we de grote vakantie zouden doorbrengen. De tocht werd met onze auto gemaakt, mijn vader chauffeerde zelf. Hoewel ik in Djokja ben geboren, ken de ik de plaats niet, was er sinds mijn 2e jaar hier niet meer terug geweest. Hierdoor kende ik de familie ook maar nauwelijks. De "kennismaking" bete kende voor mij een nieuwe wereld. Thuis - in Batavia - mocht ik nooit "van de straat" eten; mijn moeder had een panische angst voor typhus, dy- sentrie enz. De sla werd ook altijd ge wassen met een paar korreltjes per- mangaan in het waswater, dat dan zo'n mooie rood-paarse kleur kreeg, 's Morgens en 's avonds werd brood gegeten en 's middags "warm". Altijd rijsttafel met minstens 5 6 gerech ten. Sastro, de Javaanse djongos, ser veerde aan tafel, dat na enige aan wijzingen van mijn moeder volgens de regels van de kunst gebeurde. Bij de familie in Djokja ging het alle maal veel gemoedelijker toe. Geen aparte kokkie of djongos, maar mijn tante die zelf kookte en als ze geen zin had, gewoon iets van de pasar liet halen. Zo ook deze heerlijke frisse ochtend, terwijl de logé's en de rest van de familie nog op één oor lagen, fietste mijn neef met mij achterop naar de pasar om bij mbok (naam vergeten) een paar pintjoeks nasi goedêk te halen. Met dampende waar weer vlug terug om net op tijd te zijn om de inmiddels wakker geworden menigte van ontbijt te voorzien. Wat was dat heerlijk: die stukjes jonge nangka in dat sausje op die warme naar pandan ruikende rijst in dat pi sangblad! Die smaak heb ik nooit meer vergeten 1975 Mijn man en ik zijn op "heimwee"-reis in Djokja neergestreken in Wisma Ma- dukoro, Jl. Tamansiswo 95. Vóór ons apartement staat een nangkaboom met een vrucht van zeker 1 m lengte. Later op de middag werd de vrucht geplukt en wij kregen bij de thee ieder een schoteltje met een paar nangka's - heerlijk, suikerzoet, 's Avonds werd ons gevraagd wat voor soort ontbijt we verlangden: Indonesisch of conti nental. Het eerste bleek nasi goreng te zijn en het tweede een broodontbijt. Maar mijn herinnering bracht me naar 1939 terug en mijn verzoek om in plaats van nasi goreng een porti nasi goedêk te mogen krijgen werd een beetje verbaasd glimlachend ingewil ligd. Wat verheugden we ons daarop! De volgende ochtend zaten we vol verwachting aan de ontbijttafel en ja hoor, ieder een bord vol dampende nasi goedêk. Zalig rook het en gretig tasten we toe. Maar o wee, 2, 3, 4 happen een beetje ongelukkig keken we elkaar aan - we waren mud vol! De smaak herkende ik terug, de herinnering met alles wat er omheen zweefde drong helder bij me op, maar ik kon m'n bord niet leeg krijgen - kennelijk omdat we 't rijst ontbijten geheel en al ontwend waren na al die jaren. Spijtig moesten we toekijken hoe onze half volle borden werden afgeruimd, ook spijt omdat we onze gastvrouw en -heer moesten te leurstellen en voor de zoveelste keer op deze reis begrepen we, dat de tijd niet heeft stil gestaan. E. LONISSEN-VAN DOMBURG SCIPIO 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 12