garandeerd samen op de vloer ge
legen! Naderhand door mijn zusters
in scherpe bewoordingen de les ge
lezen, hetgeen schuldbewust aan
vaard.
In de Simpang sociëteit werd er dins
dag en vrijdag gerolschaatst. Met mu
ziek in de naast de ovale, cementen
baan staande zeskante koepel. Tussen
de muziek door, in de rustpauze,
speelden wij krijgertje op de schaats.
Ik behoorde tot de snelle rijders, en
op een keer werd ik nagezeten door
een andere snelle rijder. Twee maal
de baan rond en toen was mijn snel
heid zo groot, dat ik het niet meer
hield en van de baan afschoot. Ge
bukt, met de armen voor mijn gezicht,
schoot ik midden onder een tafeltje
door. Er stonden namelijk rondom de
baan kleine tafeltjes met stoelen, waar
ouders en kinderen limoen door een
rietje opzogen of andere dingen. Aan
"mijn" tafeltje zat een oudere dame
met twee meisjes limoen te drinken.
In mijn vaart nam ik de tafel met dran
ken mee en één meisje viel met haar
stoel achterover. Wij, de tafel en ik,
kwamen tien meter verder tot stilstand.
Verlegen bracht ik de tafel terug en
maakte mijn excuses, maar had geen
zakgeld om nieuwe drinks te betalen.
Na een zeer onvriendelijke preek te
hebben aangehoord, stapte ik de baan
weer op en schaatste verder.
Als de muziek begon ging ik naar een
meisje toe en vroeg haar om een ritje.
Met gekruiste armen reed je dan, al
dan niet met "zwieren", al pratende
rond.
Ik moest altijd om acht uur thuis zijn,
maar was vanzelfsprekend altijd te
laat. Om tijd te winnen, reed ik dan
op de schaats naar Scheepmakers
park waar ik woonde. Uitvluchten ver
zinnen had zijn grenzen, dus moest
ik diverse dreigementen aanhoren.
Door het rijden op asfalt kregen mijn
wielen het aanzicht van een veel
hoek. Dit had o.a. het volgende ge
volg: mijn "keet" (mijn meisje, keet
vermoedelijk afkomstig van het Engel
se of Amerikaanse Kathe of Kathy)
woonde ook in dat park. Elke middag
ging ze met één of twee vriendinnetjes
in de droge, gemetselde goot zitten kij
ken naar het verkeer. Op een dag wilde
ik "patsen" en laten zien hoe hard ik
kon rijden. Dus reed ik op de schaat
sen een eind terug en kwam toen met
een vaart langs haar heen. Vlak vóór
haar lag een takje op het asfalt en
even verder op de exacte afstand,
keurig afgemeten, een paardevijg. Door
dat takje viel ik op mijn bijgebouwen
en schoof keurig zittend door de paar
devijg heen. Met een kop als vuur
bekeek ik mijn groen gekleurde witte
short en naar de schaterlachende meis
jes. Al, soedah, pajah deze; ik maakte
dat ik weg kwam.
Een feest voor ons kinderen was het
z.g. "poeter Kajoon". Op verjaardagen
werd een "kossong" (toerwagen) ge
huurd en ging de hele meute rond
rijden; het was altijd vechten, wie er
op de bok mocht zitten, naast de koet
sier en de zweep vasthouden; je voel
de je dan "oer". De rit ging altijd via
Kajoon om de Brantas te zien, vandaar
de naam, en verder door Palmenlaan,
Kaliasin, Simpang, enz.
Als op school twee jongens ruzie kre
gen, dan was het na schooltijd "uit
maken" op het Zusterveld in Embong
Woenggoe; dit was een onbebouwd
stuk grasgrond tussen de huizen in.
Er werd om de onnozelste redenen
geklopt. B.v. "Janet Gaynor is de zui
verste (liefste) filmster." "Wah, Nazi-
mova veel zuiverder. Janet Gaynor
kalah, heeft sproeten."
Een andere liefhebberij was (behalve
katapult) het schieten met onze wind
buksen. We krabden kalk van de mu
ren en elk schot met een beetje kalk,
gaf een rookwolkje, net echt. En in
Scheepmakerspark met ons vieren,
mijn neef, twee vrienden en ik, gingen
we 2 aan 2 achter een boom staan en
schoten met punthagel op elkaar. We
mikten echt, als je een hoofd zag, mik
te je en schoot. Maar we waren snel,
we trokken ons hoofd altijd tijdig te
rug en hoorden dan de hagel de boom
treffen. Een passerende heer riep ons
toe om op te houden wegens het ge
vaar, maar onder hoongelach gingen
we door. Het is echt een wonder, dat
niemand een hagel tegen het hoofd of
in het oog kreeg. Maar we rekenden,
en terecht, op ons reactievermogen.
En we waren heus geen slechte schut
ters.
Er woonde in Soerabaja een Chinees,
Rozenkruiser, een keurig geklede en
zeer beschaafd uitziende man; hij heet
te Tjai Tjie Plin (inmiddels overleden).
Hij genas zieken met behulp van krui
den, zieken die door doktoren reeds
opgegeven waren. Ik kende persoonlijk
een dame, suikerziekte, door de dokto
ren stervende verklaard, hetgeen inder
daad het geval was. Als laatste redmid
del - baat niet, schaadt niet - werd ze
bij deze Chinees gebracht. Nu was het
zijn gewoonte (ook bij mij) dat je
niets mag zeggen; hij houdt je pols
vast, sluit de ogen en na een korte
tijd zegt hij: "Ik weet wat het is." Hij
schrijft een recept in Chinese karak
ters en in zijn eigen huisapotheek
maakt zijn dochter de medicijn klaar.
Deze stervende dame was in korte tijd
volkomen gezond, hoefde niet eens
meer te prikken en mocht alles eten
wat ze wilde. Ze heeft nog vele jaren
gezond geleefd.
Ik had maanden lang geregeld buik
loop met koorts, na 10 dagen was
het over, maar na een maand begon
het weer en op dezelfde wijze ging
het door, afwisselend ziek en gezond.
Ik ben bij twee verschillende doktoren
geweest, heb obatjes geslikt, hielp
niet. Toen ben ik naar die Chinees
gegaan.
Een keurig, nette kamer; aan de muren
grote opschriften: "Verboden te ro
ken", en "Verboden te vloeken". Hij
zei: "Djangan bilang apa-apa" (niets
zeggen) en hield mijn pols vast. Na
korte tijd zei hij: "Ik weet wat het is"
en schreef een Chinees recept. Hij gaf
het aan zijn dochter en die maakte de
obat klaar. Intussen keek ik naar zijn
apotheek, de gewone flessen met ge
droogde spinnen en blaren, enz. En hij
gaat weg en laat het aan de patiënt
over, hoeveel hij geven wil, volkomen
vrij. Als je niets geeft, is het ook goed.
Natuurlijk gaf ik een goed bedrag, liet
het op tafel achter. Met zijn medicijn
ben ik in korte tijd volkomen en voor
goed genezen. Hij woonde achter Ke-
tabang, in de buurt van het Jaarmarkt
terrein.
Zoals bij ons oldtimers bekend, krijg
je met ons Nieuw Jaar van de Chinese
toko waar je altijd alles koopt, een
grote mand thuis bezorgd. Inhoud: een
(duur) speenvarken met een fles heer
lijke saus, een fles echte Scotch whis
key, en vele andere dingen, een kapi
taal. En van een andere Chinees een
grote mand vuurwerk, allerlei soorten,
tot vuurpijlen en een z.g. tamboer toe,
een lange rentengan van 2 21/2 meter
lengte, die je aan een boomtak hangt.
En om 12 uur aansteken. Het duurt wel
een kwartier voor alles is opgebrand.
Er zitten geweldige moorslagen tus
sen met donderende knallen. Na af
loop is de hele tuin bezaaid met stuk
jes papier en de lucht vervuld met
kruitdamp.
Wat een tijden waren dat, alles veel
beter, vriendelijker, gastvrijer dan hier.
Ik heb mijn hart in Nederlandsch-lndië
achtergelaten, zoals velen van ons.
(illustraties: J. Poirrié)
29