BIJ DE VOORPLAAT
OUD WORDEN, OUD ZIJN, EN DAN,
Als gisteren herinner ik me mijn gesprek met Chris Broekhuyzen. Hij woonde
nog in dat prachtige huis op Tanah Abang, smaakvol, artistiek ingericht, met
werkplaats en studio. Chris was een van de drukbezette, creatieve mensen van
die tijd. Een veertiger in de kracht van zijn leven. Furieus fulminerend als hem
iets dwars zat. "Oud worden? Ik moet er niet aan denken! Het is de grootste
straf van het mens zijn. Je bent je van niets kwaads bewust, je probeert je leven
te vullen met goede, nuttige dingen en ineens beginnen je tanden en je haar
uit te vallen. Je krijgt pijn in de rug, je benen willen niet meer, je krijgt kwalen
waar je nooit van gedroomd hebt. Alles tegelijk of al die ellende één voor één,
maar je zult je ouderdom moeten lijden I"
"Ach klets", zei ik, "genoeg mensen
die gewoon prettig oud worden, ge
zond blijven omdat ze gezond geleefd
hebben. Er moet toch een tijd zijn dat
je tevreden moet kunnen terugzien op
je jeugd".
"Quatsch, lariekoek! Wie tijd heeft om
terug te zien op een werkzaam leven,
heeft nooit echt gewerkt en misschien
niet eens geleefd. Als je je leven lang
van werken, doen, bezig zijn gehouden
hebt, blijf je dat tot je laatste snik
houden. En wat is daar verkeerd aan,
waarom moeten we gegeseld worden
met fysieke aftakeling terwijl je geest
nog helder is!"
"Dat zeg jij", zeg ik zwakjes, want ik
moest hem toch wel gelijk geven van
dat werken.
"Waarom zijn we niet als de planten,
de bomen, de dieren? Neem een vogel.
Wordt hij oud? Op een dag valt hij
zo maar van een tak, pok! dood. Geen
gedonderjaag met valse gebitten, stok
ken, ziekenhuis, verzorging. Ze zijn hun
familie niet tot last, niks, niks. Neem
een boom, een struik. Hier, neem die
kembang sepatoe voor het huis. Die
moet er al minstens dertig jaar staan,
god weet of dat oud of niet oud heet
voor een plant. Maar hij bloeit en blijft
groeien, hier een takje dood, daar een
nieuwe tak, maar altijd bloemen!"
"Maar wat wil je dan Chris, het i s al
eenmaal zo met mensen. Er zijn le
venswetten die ons zijn toebedeeld,
daar doe je geen snars aan."
"Doodgaan op het moment dat ik nog
menswaardig ben, dat wil ik. Niet ster
ven als een seniele ouwe kerel, ge-
koekoet en verpleegd door de familie,
tot last van iedereen. Bah!"
Net als ik dit gesprek (omstreeks 1950)
met Chris Broekhuyzen neerschrijf
als inleiding van het voorplaatartikel,
bereikt me het bericht dat hij over
leden is na een tweede operatie
die hij moest ondergaan. Hij lag in
Carolus toen ook Rogier er was. Toen
ik hem wilde opzoeken, hoorde ik dat
hij liever geen bezoek ontving. Ik kon
dat direct begrijpen, we hebben elkaar
niet meer gezien. Ik heb hem ook nooit
"oud" gezien, voor mij blijft hij de
veerkrachtige, razende, tierende en
scheppende artiest die ik kende uit
de 50-er jaren. Hij is dat voor zover
het hem mogelijk was, gebleven, hoor
de ik. Maar de fysieke aftakeling die
hij zo verfoeide, is toch ook voor hem
gekomen, al heeft hij er misschien wel
aan meegeholpen.
Oud zijn. Een begrip dat ingebed
ligt tussen ontslag en een 65-plus
kaart. Crazy gewoon, omdat zovelen
er nog lang niet aan toe zijn. We val
len niet als een vogel, pok, uit een
boom, maar glijden zachtkens van kan
toorstoel naar luie stoel, en uiteinde
lijk via ziekbed de, kist in. Dat is de
gewone weg, hoeft geen lijdensweg te
zijn, maar het kan wel een lange weg
zijn, een lange, vervelende, vernede
rende weg soms.
Er wordt van je omgeving verwacht dat
je de klok terugzet, zo'n 65 jaar als
het kan. Dan heb je de goede leeftijd
terug waarop je gehoorzaam kan luis
teren naar wat jongeren decreteren
wat goed voor je is. Dit is de tijd van
de bejaarden, als ik me niet vergis
lopen we in Nederland naar het mil-
lioen toe. Gehuisvest en opgeborgen
in tehuizen, pensions, serviceflats.
Soms geriefelijk, tot grote tevreden
heid, maar ook tot onuitsprekelijk ver
driet. Dat is het, vroeger of later be
reik je dat punt, waarop alles onuit
sprekelijk wordt. Verdriet en geluk, je
leert ze op bepaalde leeftijd op kalme
wijze consumeren, net zoals je het
dagelijkse potje, dat hemelsbreed ver
schilt met wat je vroeger zelf kon ma
ken, zonder een spier te vertrekken
leert opeten. Er wordt van je verwacht
dat je je eisen op de laagste stand zet.
Het verlangen naar anders is wegge
draaid. Je staat op je 70ste eigenlijk
weer in de box. Ga zoet spelen met je
speeltjes, Mama komt straks met je
bordje pap en je flesje Vicee, zo is
het toch goed?
Weineen, zo is het echt niet overal en
altijd. Zoveel gelukkigen die zelfstan
dig in eigen huis zitten met een aardig
pensioen. Reizen, het hele jaar door,
Spanje, Griekenland, Oostenrijk. Naar
Indonesië, het kan er makkelijk af,
want het leven heeft weinig sociale
verplichtingen meer. Je bent als je tot
die categorie oudjes behoort, vrij. En
als je die vrijheid kunt opvullen met
alleen maar prettige dingen, reizen,
kunst, familiebezoek, daar het geld
voor hebt, dan valt dat oud-zijn best
mee.
Het is voor hen die een leven van
werken om te bestaan achter de rug
hebben, moeilijk om alleen te bestéan.
Werken is hun leven geweest, maar
ook hun lust. De Oude Dag, het pen
sioen, het niet-meer-doen-dat nodig is
om te bestaan, dat wordt de tragische
afgang. Onnuttig zijn, als ze daar over
klagen snapt niemand het. "Wees toch
blij dat je eindelijk kunt rusten!" En
dan mogen ze handwerken, schilde
ren, kaartje leggen, teeveetje kijken.
De ouderdomsvoorziening in Neder
land is geweldig. Er wordt wel altijd
geklaagd, maar dat is gewoonte. Te
weinig is altijd nog veel meer dan
helemaal niets, zoals in Indonesië of
in andere landen in de wereld. Mis
schien zouden onze oudjes tevredener
zijn als ze voor dat meer moesten wer
ken. En dan zonder dat het door de
belasting werd afgepakt. Er is altijd
wel iets hier dat vervelend zit.
Maar o jee, een storm van veront
waardiging zal dit geschrijf opleveren
als ik zou beweren dat de oudjes het
in Indonesië niet ellendig hebben, dat
je ze weinig hoort klagen. Er gebeurt
daar altijd wel iets. Iets erg ongeluk
kigs of iets heel gelukkigs. Dat gaat
het hele leven zo door. Never a dull
day, maar afschuwelijk is het wel als
je geen eten en geen onderdak hebt.
En er geen kinderen zijn die voor je
zorgen, of kunnen zorgen. Als je het
vroeger redelijk gehad hebt en het
lot je nu onredelijk bejegent door je
het meest noodzakelijke te onthouden.
Wat is noodzakelijk? Een bordje rijst,
een beschut plekje als het regent, een
stel kleren. En een vriendelijke hand
die je wat toestopt, precies op dat
ogenblik dat je het nodig hebt.
Millioenen armen over de gehele we
reld. Niet alleen oudjes, maar voor die
is de armoede dubbel zwaar. Als u in
Indonesië, in Azië bent, geef altijd aan
ze stond daar maar en keek naar de
touristen
(lees verder pagina 3 1e kolom)
2