3£erInnerincjen 3<Cetjil (XXXV) Vervreemding Als ik zo m'n achttien jaargangen Tong Tong en Moesson weer eens doorge bladerd heb, dan constateer ik voor de zoveelste keer dat er banjak veel ge schreven wordt over allerhande heerlijke Indische en Chinese gerechten met de daaraan sterk verbonden hapjes voor en toetjes na plus de eveneens heer lijke drankjes die, toen vroeger, het leven in Indië veraangenaamden. Te veel om op te noemen. Helaas kan ik er niet over meepraten. Op het gebied van de Indische- en Chinese keuken ben ik een achtergebleven gebied. Over al die heerlijkheden uit die dapoers heb ik zelfs nog nooit kunnen dromen, zo onbekend zijn ze voor me. Ik moest me eigenlijk schamen, maar ik doe het niet omdat ik aan deze ondeskundigheid totaal geen schuld heb. De schuldige is het toenmalige thuisfront. Het is een ernstige beschul diging, ik weet het maar het is nu een maal de waarheid. Het thuisfront in die tijd kneep hem namelijk als een dief dat wij in Indië te veel van het vader land zouden vervreemden. En om elke vervreemding te voorkomen lieten ze ons, het vaderland getrouwe, drie da gen in de week op Hollandse stamp potten uit blik kauwen. De overige dagen van de week kregen we rijst, maar dan was het wel een rijsthap zonder alles er op en er aan. Dus je bleef ergens ongeschoold. Het thuisfront voerde het anti-ver- vreemdingsbeleid zo ver door, dat we ook tijdens de broodmaaltijden aan Nederland werden herinnerd, want het beleg was zo samengesteld dat we bij elke hap in de boterham tegen het rood, wit en blauw van de gekleurde muisjes of tegen het oranje van de haringen in tomatensaus aankeken. Hoewel ik er niet minder om eet, zit ik toch ook wel eens met m'n beperkte kennis uit de tropische keukens in m'n maag, vooral als ik met de aardappels etende tak van de familie te Chinezen ga. Van alles wordt me dan gevraagd als ze de menukaart doorgeworsteld hebben. Wat is dat. Wat is dit. Hoe smaakt dat en is dit lekker. Eén keer heb ik eerlijk gezegd: "Het EN HOE JIJ? Oude Indo's kunnen elkaar zo ent housiast begroeten, vooral wanneer ze elkaar na lange tijd weer zien. De omgeving staat dan even gek te kijken want er wordt door de bekenden geen reserve in acht genomen. 'Al lang niet meer gezien, en hoe jij'? Er wordt gepraat, meestal bij wat eten en drinken, er wordt gelachen en her inneringen worden opgehaald. Het af scheid is hartelijk en afspraken worden gemaakt maar eigenlijk zelden nage komen. Ze wonen allemaal zo ver en al oud, kan niet meer zo goed. Maar elkaar vergeten, dat niet. Dat kan ook niet want ze hebben een gemeen schappelijk verleden. Ooit hebben ze elkander ontmoet onder gelijke om- spijt me geweldig voor jullie, maar ik weet er niets van af. Van die gerech ten die jullie opnoemen heb ik nog nooit gehoord, laat staan dat ik weet hoe ze smaken". Nou, dat was eens, maar nooit meer. Wat stond ik voor joker. Ze keken me aan of ze een tong-tong in Indonesië hoorden slaan en ik zag ze denken: "Zo iets stoms heb ik nog nooit gehoord. Die heeft nu drieënhalf jaar in Indië gezeten!" Zo'n vernedering kan ik voor de twee de keer niet meer verdragen. Wat ze me ook vragen over een of ander lekkernij, m'n antwoord is nu altijd: "Dat kun je rustig nemen. Je weet niet wat je proeft". Een eerlijker antwoord bestaat er niet. M'n familie keert voldaan naar huis terug en ik blijf als "de specialist in de familie" bekend en op m'n voetstuk staan. Het is haast niet te geloven, maar ik heb slechts één keer in m'n diensttijd in de gordel van smaragd echt Indisch gegeten en nog op z'n Indisch ook. Dat was in de kampong Tjikalong Koe long. Met een paar man hadden we de bewaking bij de sobats van de genie die, met een aantal koelies, bezig wa ren een baileybrug te slaan op de plaats van een weggebandjirde brug. De koelies kregen hun eten uit een naburige kampong. Nu trof ik het die dag dat er meer eten aangevoerd was dan de koelies opkonden zodat ik uit genodigd werd om aan te schuiven. En zo zat ik broederlijk naast de koe- standigheden. Samen hebben ze goe de en minder goede dingen beleefd. Samen zijn ze 'gerepatrieerd', samen hebben zij zich moeten aanpassen en ieder heeft zijn eigen nieuwe weg moeten vinden. En af en toe ontmoeten ze elkaar op eens: op de markt, een reünie, een pasar malam of soms staan ze opeens voor de deur. Men kijkt elkaar eens aan en weet dat de band nooit ver broken is geweest. Moeiteloos begrij pen ze elkaar en voelen elkaar aan. Hun dag is weer goed. Soms vraag ik me af of de jongeren deze ervaring ook zullen beleven. Ik vraag me zelfs af of bij hen nog blij vende vriendschap bestaat of gesloten wordt. Echte vriendschap voor het lies op een stapel planken met een in een pisangblad verpakte maaltijd op schoot. Geen mes en vork bij de hand dus het werd voor mij ook met de vingers eten. Wat valt dat zwaar tegen als je zo'n twintig jaar opvoeding ach ter de rug hebt van: Niet met je vin gers eten. Dat is vies. Je bent nergens meer. De onhandigheid vierde hoogtij en dan nog die inge wortelde afkeer voor vieze vingers. Afschuwelijk gewoon. Na elk propje eten dat ik in m'n mond had gestoken likte ik m'n vingers af en veegde ik ze aan m'n broek af. Maar ondanks alle afkeer smaakte het best. Van al de heerlijke drankjes in Indië ken ik alleen de eindeloos lekkere stroop soesoe. Zonder dorstig te zijn herinner ik me nog moeiteloos de gla zen vol die ik er van naar binnen heb gewerkt. In Kadipaten heb ik de lek kerste gedronken. Ik zie me daar nog zitten achter een groot glas stroop soesoe bij de Chinees die dat heerlijks brouwde, vergenoegd kijkend naar het glas met inhoud. Ik trachtte altijd de zelfde zelfbeheersing op te brengen als m'n benijdenswaardige sobats, die het op konden brengen een half uur over één glas te doen. Het is me nooit gelukt. Na de eerste slok lag m'n zelf beheersing al onder tafel en ging het bij de tweede keer dat ik het glas aan de mond zette van slurp, slurp, slurp. Resultaat: glas leeg en stond ik weer op straat. En echt niet omdat m'n dorst gelest was. O, nee. Bij lange na niet. Ik had het nog wel een uurtje vol kun nen houden voordat daar aan voldaan was, maar m'n soldij hield het nooit langer vol dan een paar minuten. Voor mij was het: drinken naar je geld hebt. Nu, op de weinige bloedhete dagen die Nederland kent, wanneer alles in me op de tropische toer gaat, dan stort ik me nog wel eens op de glazen stroop soesoe. Maar weet u, mijn stroop soesoe is nooit zo lekker te krijgen als die in Kadipaten. Zou ik, zo vraag ik me vaak af, het goede recept niet hebben of is m'n smaak in de vervreemding geraakt. Saja tida taoe. J. BLOKKER leven. Jongeren ervaren dezelfde din gen: leven en werken in deze maat schappij. Maar misschien is dat nu juist de reden waarom geen hechte banden kunnen groeien. We leven in een ontwikkelde welvaartsstaat waarin het eigen 'ik' voorop staat, te zamen met materialisme. Privacy wordt ver der zeer op prijs gesteld. Begrip, har telijkheid en gastvrijheid zijn geen van zelfsprekende deugden meer. Ach, waarschijnlijk zit ik te zeuren. Al zou het bovenstaande nog zo zijn, wat dan nog? Ik weet niet, ik vind het al leen zo ontroerend wanneer ik twee oude Indo's elkaar zie begroeten en hoor vragen "en hoe jij?" R.B. 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 31