KASAR EN ALOES Het grofste en het verfijndste toen en nu door Ems I. H. van Soest Het grofste volk ter aarde, schreef Michel van der Plas in een "Maarin Elsevier's naar aanleiding van Nederlands wangedrag in wintersportoorden. En mijn gedachten gingen naar wat vroeger van de Javanen werd gezegd: Het verfijndste volk ter aarde. Herinneringen tuimelden door mijn brein, twee be grippen kregen weer betekenis: Kasar en Aloes. Een logeerpartij in Soerabaja. De schoonzuster van de vrouw des huizes nam de honneurs waar: Njonja besar kwam terug van verblijf in Nederland. Mijn moeder zei: Wat heb je een beeldig interieur! en de ander riep met ware hartstocht: "Ja en wat ben ik blij terug te zijn bij mijn bedienden met hun fluwelen handen! Ik moet er niet aan denken wat zo'n grove Hollandse werkster hier zou aanrichten!" Mijn moeder zei ook eens tegen de djongos van mijn oudste broer, toen ze hem bezocht op de suikerfabriek, waar hij een enorm huis bewoonde: "Djongos, perkerdjahan dari djongos baik sekali". Alles glom en blonk en hij nam zelfs stof af van de potloden op mijn broers schrijftafel. Het antwoord van de djongos? "Saja, njonja besar, djongos seneng sekali. Toewan moedah aloes betoel." Zalig zijn de zachtmoedigen. Maar was het ook niet zo, dat er, soms kasar met bedienden werd omgegaan? Mijn beide broers waakten ervoor, "baroes" in hun vriendenkring als eerste op het hart te drukken: "Kom nooit in drift aan hun hoofd of hoofd doek. Dat is heilig." Wie kasar was, sloeg zo'n raad in de wind. Dan had je de njonja tjerèwets. Je hoorde ze soms huizenver, vooral als een huis op een heuvel lag. "Anak setan, pigimana bisa... ajo lekas, kalo tida bikin ke saja bilang, di potong gadji" enzovoort. Laten we eerlijk zijn, waren dat de echte totokvrouwen, die zo uit konden varen, of degenen die lang in Indië woonden? In mijn her innering sloegen die eerder een ko misch figuur in hun drift! Mijn broer was eens in een pension, waar een ex-Haagse hospita de scep ter zwaaide. Ze was tandeloos, maar dacht er niet aan, zich zo'n "paarde- hoef" in te laten zetten. Als de blekoks het erf bevuild hadden, raakte ze in een soort razernij, die zich uitte in een schril: "Djongos! Angkat TAI BOERR- RROENG I" hetgeen op de lachspieren van enkele gasten werkte vanwege het slissende bijgeluid. Nu moet ik beslist wel onderscheid maken tussen totoks en totoks. Je had pur sangs die van ouder op ouder in Indië hadden gewoond en qua milieu blijk gaven van een verfijnde bescha ving. Soms werd de lijn plotseling on derbroken doordat zo'n totok van de derde generatie trouwde met een meisje uit een beschaafd Indisch mi lieu. Dan waren er de import-totoks uit gegoede kringen in Nederland, die dus "aloes" waren opgevoed. In de twintiger jaren kwam er een ander soort pur sangs naar Indië, meestal bestemd voor de handel of als em ployee van cultuurondernemingen. Mochten sommigen al "kasar" eigen schappen hebben, in Indië werden die ongemerkt bijgeslepen onder de in vloed van een andere cultuur. De zoon van een eenvoudige Scheveningse vis ser, de dochter van een boerengezin uit een van de provincies, ze werden immers net zo goed "toewan besar" en "njonja besar" genoemd als de anderen? Hun gevoel van eigenwaarde steeg. De totoks voor handel en cul tuur ontplooiden zich, al naar gelang ze in Nederland een basis hadden uit bekende handels- of industriekringen. Al deze totoks werden Indische dames en heren. Er was een enkele bij die zich vreemd gedroeg, zoals de jonge man die zich hooghartig voorstelde als VAN K. en de lachlust opwekte omdat hij, niet in staat een eigen auto te besturen, zich wel verwaardigde een taxi te nemen. Maar het moest dan wèl een taxi zijn van een bepaald soort. Als het vehikel geen RODE wielen had, vertikte hij het er in te stappen. Hij liet zich hoge kaplaarzen aanmeten en schafte zich een karwats aan, ofschoon hij geen paard reed. Een jaar later deed een andere totok zijn intrede in onze stad en herkende hem direct. Sinds wanneer heette hij VAN K? Hij was immers de zoon van de eigenaar van een Haagse linnenver- huurmaatschappij en de firmanaam be gon gewoon met een K Zo'n tien jaar later wijzigde zich het importbeeld opnieuw. De totoks die in Indië arriveerden, hadden in Neder land tot een bepaalde politieke partij behoord en zagen neer op die kolonia- HOTEL "DE RUITER" HOUTHEM bij Valkenburg (Z.L.), St. Gerlach 43 tel. 04406 - 4 03 18 Riant uitzicht op het Geuldal doet denken aan de mooie rustige om geving van de Preanger Zeer geschikt voor diegenen die op me disch advies een rustkuur moeten onder gaan Met dieet-patiënten wordt rekening ge houden Alle kamers centraal verwarmd en voorzien van warm en koud stromend water. Prijzen per persoon en per dag; incl. be diening en B.T.W. Logies met ontbijt f 27,50 p.p.p.d. Half pension f 37,50 p.p. p.d. Kamer met douche en toilet, logies met ontbijt f 35,p.p.p.d. Kamer met dou che en toilet half pension f 45,p.p.p.d. Ie maatschappij met haar "schijnheilig gefleem", "omhaal van woorden", ze vonden dat je maar gewoon most doen. Gewoon als jongens onder elkaar "recht op de man af". Ze hadden ma ling aan adat, alles om de mensen klein en onderdanig te houden. "Joh, omdat jij nou mijn djongos ben hoef je me toch de hielen niet te lik ken?" Mijn vader zag in 1932 het ge vaar al aankomen en voorspelde: "ZIJ zullen maken dat wij dit land kwijt raken." Ze deden een aanval op het bastion van de koloniale maatschappij, zoals die drie eeuwen had bestaan, nog vóórdat er van een wereldoorlog of Japanse inval sprake was. Ze maak ten het land, de bevolking rijp voor de scheiding. Op de Bendoweg, het laatste huis dat wij in Semarang be woonden, zagen mijn moeder en ik bij een wandeling de djongos van een van die nieuwlichters in de voorgalerij zit ten, benen uitgestrekt op de tafel, de krant van zijn afwezige toewan wijd uitgespreid voor zijn neus: "die spreekt vast Nederlands met zijn baas", zei mijn moeder en stelde dankbaar vast hoe ouderwets onze beide bedienden nog waren (het af scheid heb ik ergens anders in Moes son beschreven). Wat Menno van Meeteren Brouwer in zijn plaatjes in De Reflector en Weekblad voor Indië al in mijn kinderjaren voorspeld had, baboes en djongossen zouden uitster ven. Des te meer waren de oudjes te waarderen. Ik zal ook nooit onze buurvrouw ver geten in datzelfde heuvelterrein, Ben doweg. Ze woonde in het paviljoen dat bij ons huis behoorde en was als handschoen uitgekomen op een hu welijksadvertentie die een weduwnaar met zes kinderen had geplaatst. Ze was de dochter van een winkelier uit de Haagse Passage. Toen ze de eer ste keer met haar echtgenoot bij ons op bezoek kwam, monsterde ze mij smalend. "Ja, juffrouw u kan makkelijk zo'n goed figuur houden." Haar eigen baby, de zevende spruit van heer ge maal was op komst. Een andere keer kwam ze overdag koffie drinken. Mijn nieuwste boek, "Alleen in het volle leven", was juist uitgekomen en mijn moeder toonde het haar met moeder lijke trots. Ze snoof verachtelijk. "Hoe kan je nou zo'n boek schrijven als je zelf de hele dag op je g... zit?" Blijk baar had ze nooit van inleven gehoord, ik had de hoofdpersoon van het boek ontmoet tijdens onze terugreis naar Java. Toen de baboe de koffie bracht en zich weer terug wilde trekken, stond de njonja baroe op en trok haar aan de mouw van haar kebaja. "Komp er toch bij zitten, mens, en drink een bakkie mee!" Toen baboe in opperste verlegenheid ging "djongkok" riep buurvrouw strijdlustig: "Welja, knielen! Toch niet voor mij zeker! Kom, haal gauw een stoel!" Mijn moeder trachtte haar geduldig uit te leggen, dat dit tegen de adat was en dat baboe bo- 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 14