O ZIEK ZIJN VROEGER vendien haar eigen koffie dronk. Ver moedelijk heeft mevrouw een brief naar huis geschreven over de schan dalige manier waarop die uitbuiters hun bedienden behandelden. En wat was de reactie van onze baboe later? "Itoe njonja gila betoel" giechelde ze. Dit was gek, niet aloes I In "De Pauw" schreef ik: "Haar trots was immers geen hoogmoed, maar slechts een pantser jegens kwetsende bejegeningen". Hoeveel keren heb ik daardoor mijn hoofd niet gestoten Nu eens voelde ik me gekwetst in mijn Indische wezen, dan weer in mijn Ne derlandse. "Jij weet zo alles nog van school, die zwarte kinderen", lachte mijn vriendin, die op 14-jarige leeftijd naar Holland was vertrokken en nu getrouwd in Den Haag woonde. Ik was diep geschokt. Ze hielp ons aan een adres op de Regentesselaan, waar de hospita zei: "O, komp u uit Indië? Ik heb het niet zo begrepen op Indische mensen. In hun koffers zitten soms alleen stenen!" Ik was meteen, trillend van verontwaardiging, al half buiten, terwijl mijn moeder en broer nog onderhandelden. De vorengenoem de vriendin ging het goedmaken. "Jij ook! Dat mens was doodverbaasd. Ze vond jullie zulke keurige lui, maar jij, die juffrouw... om daar kwaad te wor den! Was toch niet gemeend!" Inder daad sloofde ze zich later voor ons uit. Michel van der Plas heeft meermalen ook het Den Haag getypeerd, dat ik leerde kennen in 1935 en de jaren daarna, het Den Haag waar de dames van goeden huize taartjes aten bij Krul. Het Den Haag, dat toen nog niet de allure had van een randstad, maar dat nog op het Dorp van die Haghe leek. Mijn moeder en broer herkenden het nog goed, al reden er nu auto's en toen rijtuigen. Het was het elegante en gedistingeerde Den Haag, waar de mensen uit Indië toch nog erg in de gunst stonden, vooral bij de nering doenden. "Als we ooit Indië zouden verliezen, waar moeten wij dan blijven? Wij leven toch van de koloniale wa ren bekende menig kruidenier. Met enige geringschatting bekeek ik het station Staatsspoor, dat een lange schuur leek na de Quai d'Orsay, na station Atocha van Madrid. En die lage huizen, drie verdiepingen op z'n hoogstBarcelona met hoogbouw, Parijs met wel zeven verdiepingen "Ja, kind", zei mijn oom die ons af haalde, "dit is duinzand, hier kunnen nóóit hoge gebouwen verrijzen." Daar denk ik aan als ik een nieuwe wijk bezoek Het was het Den Haag waar de heren zwierig hun hoed afnamen als ze el kaar tegenkwamen. Zo'n hoed ging soms ook af als huldebetuiging als een meisje of jonge vrouw knap werd ge vonden. Een gewoonte die mijn broer Jan mopperend in acht nam: je kreeg er een koud hoofd van! Het was het Den Haag waar nog "dank u balleefd" werd gezegd voor een fooi en heren zonder mankeren op stonden als er dames de tram in kwa men. (Het bordje: Personen beneden de 21 jaar moeten voor volwassenen opstaan kwam pas later). Het Den Haag waar vloeken gelijk stond met heiligschennis. Het Den Haag waar mensen uit de "heffe des volks" soms blijk konden geven van innerlijke be schaving. Zo herinner ik me een bloe- menkoopman, die eerst een kus druk te op een bos tulpen, alvorens hij die aan mijn moeder overreikte. En een man, die aanbelde om iets te verko pen en op de krachtterm van de on geduldige heer des huizes uitriep: "O, vloekt u meneer, dat is niet beschaafd, ik ben al weg." Het Den Haag van de oorlogsjaren schiep verbroedering. Er werd niet ge dacht aan standsverschillen of ras, er was maar één gedachte: De Duitser (Mof) en NSBer waren de vijand, die moest weg, de rest was Nederlander. "Wij willen onszelf zijn en blijven" had Koningin Wilhelmina gezegd. Het re frein van een ondergronds liedje luid de: "Want Hollanders willen we zijn". In de hongerwinter zag je die heren van de zwierige groet met bijltjes sjouwen om bomen te kappen voor brandhout en hoorde je ze tegen zo'n straatventer zeggen: "Hoe lang nog?" In de jaren eind veertig kwam de be schaving terug. Liep je in het begin van de vrede met jurken van 1,25 op een bon van Herrijzend Nederland, klepperschoenen, jassen die in de re gen krompen, zodra de eerste "New- Looks" in de etalages verschenen hulde men zich daarin en de eerste Garbohoed kwam op het keurige kap sel. Alles leek in ere hersteld. Ik heb hier nog nummers van Elegance waar ik aan meewerkte. Maar zijdelings merkte je toch hoe de oorlog verruwing had gebrachthoe kon het ook anders na de aanblik van tonelen van haat en vergelding. Grof en verfijnd - eigenlijk mag men niet generaliseren en een etiket plak ken op een hele natie. Wel is het zo, dat onder bepaalde invloeden bepaal de individuen zich collectief grof gaan gedragen, de voorbeelden staan da gelijks in de krant. Maar daarom is de verfijning ook nog wel aanwezig en treedt aan de dag, als je er niet op verdacht bent soms. Een verfijnd volk kan zich onder bepaalde omstandig heden, oorlog b.v., zeer kasar gaan gedragen, dat is door de geschiedenis bewezen. Elk individu afzonderlijk kan van beide eigenschappen iets tonen. En elke generatie zal op eigen wijze tonen wat ze onder kasar en aloes, grof en verfijnd, verstaat. De ouderen hebben daaraan hun specifieke herin neringen Ons reservefonds voor moeilijke dagen Moesson wil geen subsidie. Het wil voort bestaan alleen als U dat wilt. Met uw steun poekoelen wij teroes Hieronder laten wij, onder hartelijke dank zegging aan alle schenkers, de verant woording volgen van de giften die zijn binnengekomen voor het reservefonds voor Moesson over mei 1981. A. A. 25,A. Burg 10,A. M. H. de la Croix-Schiffer 10,L. C. F. de Graaf 25, T. Heyman 10,—V. H. Huitink 16,55; E. Int- veld 50,R. Mariouw 20,Mw. B. M. Na- bermann 20,A. Nainggolan-Zitter 15, E. Ch. Portier 6,A. Pfaeltzer 300, A. v.d. Star-Valberg 25,P. v.d. Ven 15,A. J. v. Velthoven 10,Mw. G. Vroomen 3,—; J. de Veer 6,40; Prof Ver- kuyl 13,J. Willemsen-Sterckx 10, Binnengekomen in mei 1981 totaal f 589,95 Hoest Mal.: Batoek. Hoest is een verschijnsel van ziekten der ademhalingsorganen; soms ook een zenuwverschijnsel. In beide ge vallen is het nuttig de hoest te doen be daren. Daartoe komen slijmige en be darende middelen in aanmerking. Voor het bereiden van slijmige dranken kan men Arabische gom gebruiken, die evenwel vervangen kan worden door de gom uit de pohon koeda-koeda. Men menge onder zulk een slijmige drank wat laurierkerswater bijv. op 200 grammen van de drank 2 grammen laurierkerswater. Indische spruw Mal.: Sarijawan. Dit is een zeer slepende ziekte, die in het begin alleen op gewone diarrhee gelijkt, maar waarvan later de ver schijnselen duidelijker worden. Zij ken merkt zich vooral door de langdurige diarrhee met zeer dunne, meestal wit of geelachtig gekleurde ontlastingen en door het ontstaan van rode puntjes op de tong. Later wordt de gehele tong rood, als rauw vlees, glad en pijnlijk. De ziekte moet door een geneesheer worden behandeld en in alle geval moet een geneesheer bepalen of er Indische spruw bestaat. Gewoonlijk wordt obat seriawan ge geven en de mondaandoening met angsana behandeld. De lijders mogen nasi tim, mager schapenvlees, eieren, oud brood, laboe ajar, sêmangka, ram- boetan eten, wat koffie en water drin ken, maar liefst geen melk. Uit: Geneeskundige hulp aan Inlanders. Dr. C. L. van der Burg, 1894. 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 15