De Beste Jaren van Mijn Leven (XXIII)
dreef was, gooide en passant een Ma-
doerees om, die op zijn stoeltje voor
zijn warong gezeten was, door één
van z'n horens quasi achteloos onder
de stoel te steken. Met een gil en on
der "adoe"-geroep, belandde deze
man met een smak op het plaveisel,
waarna hij nog juist zag hoe dit witte
monster een politiepost ramde.
De tweede stuurman die dit eveneens
waarnam en hulp hoopte te krijgen
van deze wakkere wetsdienaren,
schreeuwde reeds op verre afstand:
Tahan, tahan! Tjoba oesir kesini I"
Maar de jongens van de heilige Her
mandad keken wel uit, ze zouden zich
aan de horens laten rijgen!
Takoet, toean," zeiden ze verlegen,
toen de twee geüniformeerde stuur
lieden hen voorbij renden en hen
daarbij verachtelijk aankeken.
Enkele gebronsde havenschonen die
daar ook toevallig aan het kuieren
waren en die de stuurlieden blijkbaar
kenden, riepen waaschuwend: "Stru-
man, adoe, ati-ati!"
Hierdoor als het ware aangespoord,
gaven de twee stuurlui de wedren niet
op, al hijgden ze reeds als locomotie
ven en al stonden hun longen op bar
sten. Vlak bij de Rode Brug werd een
Madoerese prauw gelost en de tanige
kerels, op hun eiland reeds generaties
lang bekend met het gedrag van sapi's,
zagen wat er geschiedde en handel
den dienovereenkomstig.
Ze sprongen aan land, gingen met z'n
allen op de weg staan, daarbij met hun
armen en benen zwaai- en schopbe-
wegingen makend. De stier remde af
en bleef snuivend stokstijf staan.
Daarna keek hij even om en aangezien
hij het gevaar van achteren minder
duchtte dan van voren, keerde hij zich
resoluut om en wilde weer Tandjong
Perakwaarts hollen. Maar nu herken
de hij zijn kwelgeesten en zonder zich
ook maar één moment te bezinnen,
sprong hij op de derde stuurman af,
de kop omlaag en de horens naar vo
ren. Maar struman tiga was niet voor
een kleintje vervaard, die dacht bij
zichzelf, als je eenmaal zover bent dat
je een stier daar durft te knijpen, dan
durf je hem ook wel op z'n kop te
slaan. En dus mepte hij met de hand
spaak op de stier z'n kop. Niet één
maal, maar wel twee of drie keer, fél
achtereen.
Toen gaf de stier het op en bleef
snuivend staan.
De tweede nauticus, die inmiddels ook
naderbij gekomen was en zijn tamp
manilla gereed hield, sloeg als de ge
smeerde bliksem een "mastworp met
voorslag" om het dier z'n kop en
belegde voor de zekerheid op elke
hoorn nog twee "halve steken".
"Hebbes," zeiden ze triomfantelijk te
gen elkaaren tegen de saamge-
dromde omstanders. Uiteindelijk ben
je zeeman of je bent het niet.
Daarna was het nog héél even moeilijk
om de gang er in te krijgen, terwijl de
omstanders aanmoedigend "tarik, ta-
rik, struman," riepen. "Wacht maar ef-
NAAR MAGELANG
Opeens hadden wij twee dagen vrij. Hoe dat kwam is mij in de loop van de tijd
ontschoten, maar we hadden het. "En nu gaan we de Borobudur zien", zei mijn
man. Nu, na al die jaren, lijkt het mij dat wij wat onnozel waren, maar wij waren
jong, zagen geen bezwaren en gingen. Behalve kleding en toiletgerei namen wij
ook een kaart mee ende fietspomp De kaart was een goed en soliede
idee; de pomp had een ander aspect. Vertrouwde hij de banden niet?
"De achterband moet af en toe wat
opgepompt", zei mijn man, alsof het
een eigenaardigheid van de band was
en geen teken dat er iets aan man
keerde. Maar we stapten in de vroege
morgen in Bandoeng op de motor en
reden via Tjiamis en Poerworedjo en
het was al ver in de middag toen we
zover waren. Maar toen was de achter
band ook slap en lieten we hem repa
reren. Hoe dat toen voor het oog nog
mogelijk was is mij nu nog een raad
sel, want toen we nog een eindje had
den gereden gaf de band het definitief
op. Het was bij een warong en het
begon licht te schemeren. Op de hoek
van een zijweg stond een wegwijzer,
waarop ik las: Magelang 12 paal. Met
een volkomen kapotte band die over
bijna de gehele lengte helemaal open
gescheurd was, op een plek waar geen
enkel vervoermiddel te huur was, was
deze afstand allesbehalve een troost.
Wat nu? De motor achterlaten in de
warong? Zouden we hem morgen dan
terugzien? Onwaarschijnlijk! Mijn man
besloot met de motor te gaan lopen,
d.w.z. hij ging er op zitten en bewoog
zich voort met zijn voeten.
"Zie jij een auto aan te houden",
raadde hij mij aan, "ik neem de barang
en als jij in Magelang bent zoek dan
een hotel en kom mij ophalen."
Daar waren wij intussen nog ver van
af, want we hadden in tijden geen
auto gezien, ik kende geen Javaans
en de bevolking geen Maleis en 12
paalEn"O, neem de pomp
dan heb je iets om je in geval van
nood te verdedigen". Ik nam de on
handige pomp van hem over, beslist
niet blijmoedig. Het idee mij te moe
ten verdedigen op een al heel gauw
stikdonkere weg in een land waar ik
de taal niet kende, lokte mij niet aan,
maar ik begon te lopen.
Hoe lang ik zo gelopen heb met die
pomp in mijn hand in het donker, mij
afvragend of ik al één van de 12 palen
had afgelegd - ik weet het niet, maar
opeens hoorde ik een auto aankomen.
Bijna was ik midden op de weg gaan
staan. Zou hij mij zien? Ik had een
witte, in ieder geval een lichte jurk
aan. Een ogenblik van intense span
ning, toen zag ik een niet grote auto
waar iemand half uithing en twee
jongensstemmen riepen: "Wilt U mee
rijden?" "Ja", schreeuwde ik. Zij stop
ten en ik klom er in. "Naar Mage
lang?" en toen ik toestemde reden
wij verder, niet te snel, want het bleek
dat de lichten niet te best waren. Na
tuurlijk vroegen zij wat ik met die
pomp deed en toen ik het hele verhaal
verteld had, keken wij uit naar "de
man met de motor". Na een tijdje ont
dekten wij die, maar de motor stond
in het water en mijn man was tot zijn
middel nat. De weg ging hier over
ongeveer 100 meter door een kuil en
het scheen nog kort tevoren geregend
te hebben.
Hij laadde de barang in de auto over,
maar moest bij de motor blijven en
dus reden wij door naar de stad. Het
was nog tamelijk ver en ik herinner
mij dat er links aan de kant van de
weg een kerkhof was, wat voor mij
betekende dat wij niet meer ver van
de stad af waren. De beide jongelui
brachten mij naar een hotel, waar ik
een kamer besprak en de bagage
achterliet, daarna huurde ik een auto
en ging mijn man tegemoet die ik
doodmoe oppikte.
Hoe wij de motor mee kregen ben ik
vergeten, wel weet ik nog dat we hem
eerst naar een garage hebben ge
bracht en toen het hotel hebben op
gezocht. Het was een goed hotel en
wij hadden een rustige kamer met een
enorm bed. Toen ik 's nachts na een
droom, waarin ik naar de weg zocht,
wakker werd, zocht ik naar mijn man
en kroop tenslotte op mijn knieën
door het bed, kroop, tot ik hem vond.
We waren toen allebei wat uitgerust
en wakker en hebben toen samen een
enorme lachbui gehad om alle gekke
situaties van die dag. Toen wij de vol
gende morgen de motor ophaalden,
stond die al met een nieuwe band op
ons te wachten.
Maar voor de Borobudur was geen
tijd meer. Die hebben wij gelukkig een
andere keer gezien. En wij hebben
verder ook altijd de banden nagezien
voor wij een tocht gingen maken.
ADDIE
fetjes", zei de derde, in wien de strijd
lust weer losbrandde en dreigend liep
hij naar het beest z'n derrière. Die be
gon meteen braaf havenwaarts te
sjokken!
De volgende dag meldde het Soera-
baja's Handelsblad: "Een voortvluch
tige sapi van het s.s. "Djoeroe Toelis",
dat een lading runderen van Soemba
aanvoerde, maakte de omgeving van
Tandjong Perak onveilig waarbij een
waronghouder en de politiepost wer
den aangevallen. Door heldhaftig op
treden van twee stuurlieden werd het
gevaarlijke dier tenslotte overmees
terd."
23