*J-lerinnerincjen 3<£etjil
(XXXVI)
NIEUWE
LOGEERADRESSEN
Slangen
Tijdens de acclimatiseringsweken die we met het bataljon van ons in de KWIII-
school van Batavia doorbrachten had de legerleiding besloten dat we, omdat
het nu eenmaal tot onze taak zou gaan behoren, wegwijs gemaakt moesten
worden in het vechten in open terrein. Dat wegwijs maken was in handen van
enkele KNIL-instructeurs gegeven die ons daarvoor per peloton onderhanden
zouden nemen op een open stuk terrein achter de gevangenis.
Ik zag in deze onderbreking van de
dagelijkse sleur van het dag en nacht
wachtkloppen een leuk verzetje en
keek dan ook verlangend uit naar de
dag dat ons peloton aan de beurt zou
zijn.
Maar op die dag waar ik zo verlangend
naar uitgekeken had verdween het
leuke van het verzetje even snel als
een goeie nasihap in een hongerige
soldaat toen ik het oefenterrein voor
m'n voeten zag liggen. Wat een puin
hoop. Ik had van m'n leven nog nooit
zo'n onverzorgd stuk oefenterrein ge
zien. Het hoge gras en andere mij on
bekende begroeingen groeiden zo
maar een eind in het wilde weg. "Moet
ik hier in rondbanjeren", was m'n eer
ste gedachte. "Dat kan leuk worden".
De schrik van m'n leven kreeg ik toen
we, nadat we eerst de theoretische
kant van enkele gevechtstechnieken
hadden aangehoord, ons meteen al in
de tijgersluipgang moesten werpen.
Wat inhield dat we ons zo plat moge
lijk op de grond liggend vooruit moes
ten zien te werken. Een bezigheid waar
ik op vaderlandse bodem m'n hand
niet voor omgedraaid zou hebben want,
ten eerste waren we op die bodem
met de tijgersluipgang legergroot ge
bracht en ten tweede kon je zonder
enige vrees uren in de hei rondsluipen
zonder iets engs of gevaarlijks tegen te
komen. Alleen als je je dag had en alle
geluk van de wereld met je mee sloop
dan kon het wel eens gebeuren, dat
je oog in oog met een hagedisje kwam
te liggen. Maar dan had je het ook
wel gehad.
Maar hier in deze woestenij op In
dische bodem waar het, zo was me
geleerd op vaderlandse bodem, krioel
de van de gif- en wurgslangen, zag
ik het met de tijger
sluipgang niet zo zitten
en zakten alle voorwaar
den voor een Militaire
Willemsorde me in de
schoenen. Omdat ik er
weinig voor voelde
naast de nodige slan
gen op te rukken zette
ik, om niet achter te
raken bij de inmiddels
al sluipende sobats,
een minder gevaarvolle
sluipgang in, namelijk
de reigersluipgang. Dat
is een sluipgang waar
bij je statig rechtop lo
pend het benenwerk bedachtzaam
voetje voor voetje verplaatst en de
ogen stijf op de grond gericht houdt.
De grote voordelen van deze sluip
gang zijn, dat je sneller de benen kunt
nemen als er slangengevaar voor je
ligt en dat je de vijand er behoorlijk
mee in het onzekere jaagt. Al was het
alleen al door de ongebruikelijke ma
nier van benaderen. Zo iets is de
vijand niet gewend en verwacht dat
dan ook niet. Hij wordt er zenuwach
tig en onrustig van en gaat om zich
heen kijken om te zien wat er aan de
hand is. Hij ziet niets, maar heeft wel
het gevoel dat er iets aan de hand is.
En dat is het moment dat je hem in je
macht hebt, want de vernietigende on
zekerheid heeft zich van hem meester
gemaakt.
Helaas kom je met de reigersluipgang
niet ver als je een doorzonde ouwe
KNIL-sergeant achter je hebt staan.
Geen meter.
Ik was net bezig met de tweede stap
in de richting van de denkbeeldige
vijand toen hij al belangstellend aan
me vroeg waar ik mee bezig was.
"Met de reigersluipgang, sergeant",
antwoordde ik en met enthousiasme
begon ik er het fijne van uit te leggen,
in de veronderstelling verkerend dat
dat de bedoeling van zijn vraag was.
Ik dacht nog: "Gut, wat een aardige
man is dat, die wil iets leren van een
soldaat sadja". Maar wat kan een
een mens zich vergissen in een ander.
Hij bleek helemaal niet leergierig te
zijn. Integendeel zelfs. Bruusk brak
hij m'n uitleg af met: mond houden en
informeerde naar m'n oren. Of er soms
wat aan mankeerde, wilde hij weten
want hij had het duidelijk over de
tijgersluipgang gehad.
JAKARTA
Kamer te huur voor 2 pers. ontb. en kl.
was bij fam. F. Uneputty, Jl. Setiabudi tengah
33, Jakarta Selatan.
BATU
Wisma "Elmino Dejus". Beschikb. gesteld
door Ind. fam. een mooi groot huis met
5 kamers met eigen gemakken en double-
room. Gelegen aan de voet van de Kawi
met prachtig uitzicht op de Arjuna en An-
jasmara, Batu en Selecta. Koel klimaat,
redelijke prijs. Inl. tel. 080 - 77 56 28.
HERINNERINGEN
de sambals voor een pittige geest
"Ja maar, sergeant", sputterde ik nog
wat tegen, "al die enge slangen en zo".
Niks mee te maken. Liggen. Je bent
eenDe rest van z'n woorden
bespaar ik u. Maar ik kan u wel ver
tellen dat ze doeltreffend waren. Bin
nen enkele tellen lag ik ook plat over
de grond te kruipen, zij het wel onder
luid geroep van: kst, kst, weg. Onge
bruikelijke strijdkreten weliswaar maar
afdoende: geen slang had zich in m'n
omgeving durven wagen.
Later kwam ik er natuurlijk wel achter
dat het krioelen van de slangen sterk
overdreven was en verplaatste ik me
veel vrijer over Indische bodem. Maar
geheel vrij heb ik me nooit gevoeld:
het Nederlandse addertje in het gras
kroop tijdens m'n jaren in Indië trouw
met me mee en is nooit van m'n zijde
geweken.
Het vreemde van de slangen heeft me
altijd op een afstandje van ze ge
houden ondanks de verslavende wer
king van het willen bevredigen van
m'n nieuwsgierigheid. Zelfs dooie slan
gen hadden nog iets dat me op een
afstand hield. En mij niet alleen. De
meeste wapenbroeders, zoals duide
lijk op de foto te zien is, sukkelden
met de afstand. Alleen wapenbroeder
Geenen wist zijn afkeer tegen slangen
voor de foto even aan de kant te zet
ten en hield de dooie slang omhoog.
De anderen bleven mooi op een af
standje toekijken. Ze lachen wel, om
dat dat nu eenmaal bij het maken van
een foto hoort, maar het is wel de
lach van een boer die kiespijn heeft.
Nee, slangen zijn nooit m'n beste
vrienden geweest. Voor ze door het
vuur gaan zou ik dan ook alleen pres
teren als ze achter me aan zaten.
En toch, als ze als gerookte- of ge
stoofde paling op m'n bord liggen kan
ik niet van ze afblijven.
J. BLOKKER
Wapenbroeder Geenen Hield de dode slang
omhoog, de anderen bleven op een afstand.
De foto werd genomen in Oedjoeng Djaja,
aug. 1948.
31