Verlofgangers
door Dr. H. J. de Graaf
Het leven der Europese ambtenaren, met name dat der z.g. importkrachten of
"trekkers", werd in de Oost in de regel aangenaam onderbroken door het
regelmatig terugkerende "buitenlandse verlof", vooral gewaardeerd, wanneer
het voor de eerste keer voorviel. Men keek er jaren te voren verlangend naar
uit, er werd voor gespaard en was het eenmaal zo ver, dan werd deze gelegen
heid ook danig uitgebuit door velerlei vermaak en ontspanning, vaak in Den
Haag, meer dan eens in Parijs (Montmartre!), zodat men menigmaal platzak in
de warme tropen terugkeerde en lang in de korting bleef. Zo kwam het tenminste
wel voorToch heeft de wijze, waarop het buitenlands verlof aan 's Lands
dienaren en daarmee gelijkgestelden verleend werd, en die wij ons nog met
weemoed herinneren, slechts vrij kort bestaan, nog geen halve eeuw. Dan is de
weg naar Jakarta nog heel wat ouder
Biwms, rn m 'm m mm -
mHS ii i |j~ 11 MI-IJ'S 8%-l'J
a -ë w'ü-.c •••;-«
111 l Mé»U II II li M I i i
Deze oude ansichtkaart toont de verhouding in de afmeting van het S.S. "Jan Pietersz.
Coen" van de Maatschappij Nederland en die van het Paleis op de Dam in Amsterdam.
Op de voorgrond voor het paleis is het monument van "Naatje op de Dam" nog te zien,
dat in 1914 verdween.
Om met het begin te beginnen, bij de
roemruchte Oost-Indische Compagnie
werd er van buitenlands verlof nog
niet gedroomd. De reis om de Kaap
duurde al te lang en wanneer men
eenmaal in de Oost gedebarkeerd
was, zat men er meestal levenslang.
Dat duurde vaak niet al te lang, want
Indië was door zijn klimaat voor de
meesten funest. Vroeg dood was re
gel, overleven uitzondering.
Wilde men het dierbare patria toch nog
eens terugzien, dan moest dat maar
op eigen zak gebeuren. Daartoe was
een flinke spaarpot onmisbaar, voor
eerst om de kostbare zeereis te be
talen en dan om het daarna nog een
tijdje in het lieve vaderland uit te zin
gen in de kring van familie en vrien
den. Dat voorrecht was maar voor
weinigen weggelegd.
Wie zou men als eerste grote verlof
ganger kunnen bestempelen? Niemand
minder dan Jan Pietersz. Coen, de
stichter van Batavia. Lange tijd had hij
er naar uitgekeken om te repatriëren.
Eindelijk, op 1 febr. 1623 was het zo
ver. Hij droeg het gezag over aan zijn
opvolger, Pieter de Carpentier en de
volgende morgen liet hij het anker
lichten voor de lange tocht naar het
vaderland, waar hij een zevental maan
den later aankwam. Nu volgden een
paar vrij rustige jaren in de rijke Re
publiek der Verenigde Nederlanden.
Gelijk zo velen na hem vond hij in zijn
verlof een vrouw, Eva Ment, en hij liet
zich zelf en zijn gade levensgroot uit
schilderen. Beider prachtige portret
ten pronken thans in het Wesfries Mu
seum zijner geboortestad Hoorn, een
bezit, dat ons Amsterdamse Rijks
museum haar benijdt. Intussen bracht
hij bezoeken aan de Heren XVII. de
Staten-Generaal en de bejaarde Prins
Maurits, maar bleef ook actief in Com
pagnies zaken, waarover wij het nu
niet zullen hebben.
Doch Indië trok hem weer. In 1626 zou
hij voor de tweede maal oostwaarts
zeilen, na een stevige handdruk van
20 000,Erg vlot verliep de terug
reis niet. Door zijn huwelijk en allerlei
politiek geharrewar viel er vrij wat
uitstel. Ten slotte mocht hij gaan, maar
als "passagier", incognito, uit vrees
voor de Britten, die het land aan hem
hadden, en terecht. Men voer ook
achter Engeland om. Zelfs de beman
ning wist aanvankelijk van de identiteit
van deze lange passagier niets af.
Doch bij de Kaapverdische eilanden
hees hij zijn kommandeursvlag. U kent
de rest: een tweede bewind van 1627
tot 1629 met het tweevoudig beleg van
het jonge Batavia in 1628 en 1629 en
zijn plotselinge dood op 20 september
1629. Hij was de eerste Gouverneur-
Generaal die met verlof ging en later
in die functie terugkeerde.
Rijklof van Goens, die van 1678 tot
1681 het bewind over Nederlands-lndië
voerde, is dan ook vóór die tijd even
in Holland geweest. Als negenjarige
had hij in gezelschap zijner ouders het
vaderland verlaten en begrijpelijk is,
dat hij na een verblijf van 27 jaren on
der de tropenzon, het land zijner kin
derjaren wel eens terug wilde zien.
Hij nam dus zijn ontslag, dat hem op
de eervolste wijze verleend werd, want
hij kreeg een toelage van 4000 gulden
èn de kommandostaf der retourvloot,
een hele eerIn het vaderland liet ook
hij zich portretteren door de grootste
modeschilder dier dagen, de bekwame
Bartholomeus van der Helst, eens met
Rembrandt gelijk gesteld. Helaas ging
dit prachtstuk, waarop behalve zijn
echtgenote en kroost, ook nog een
Aziatische bediende prijkten, bij de
noodlottige brand van het museum
Boymans in 1864 te gronde. Gelukkig
bezitten wij er een uitstekende kopie
van.
Reeds een jaar later keerde van Goens
terug, na weer in dienst te zijn ge
treden, wat bijster vlot ging, want hij
werd toen meteen maar "Raad Extra
ordinair" en mocht de uitvarende vloot
kommanderen.
Een mindere godheid, die men enigs
zins als verlofganger zou kunnen be
schouwen, en wel voor niet minder
dan een tiental jaren "buiten bezwaar
van den lande", was de befaamde pre
dikant en veelschrijver, ds. Frangois
Valentijn. In die tijd, van 1695 tot 1705
zal hij wel als predikant te Dordrecht
zijn opgetreden, zodat hij een verlofs-
tractement om eens een moderne
term te gebruiken, gevoeglijk missen
kon. In elk geval heeft hij in de Mer-
westad een afscheidspreek gehouden.
Doch dit drietal "verlofgangers" is
een uitzondering in de Compagnies
geschiedenis. Wellicht zouden we er
nog Gustaaf Willem, baron van Imhoff
kunnen bijrekenen, maar deze ging op
13 januari 1741 niet vrijwillig met ver
lof, doch als arrestant, "gedetineerde",
zouden we nu zeggen van de G.G.
Adriaan Valckenier doch juist vier da
gen vóór zijn arrestatie was hij door
de Heren XVII tot G.G. benoemd, zo
dat hij een half jaar na zijn aankomst
in patria, al weer naar Indië terugreis
de, niet als gedetineerde, maar als
Gouverneur-Generaal. Bij zijn aan
komst in Batavia werd Valckenier de
arrestant tot zijn dood. Een wonder
lijke geschiedenis, zowel voor de
thuisblijver als voor de verlofganger.
Maar de meesten wandelden, zoals
Goethe eens moet gezegd hebben,
niet straffeloos onder de palmen, en
bleven van de al te milde tropenzon
genieten, tot de dood er op volgde.
Dit was b.v. het geval bij de G G. Mr.
Joan Maetsuycker die 42 jaar onafge
broken in de Oost verbleef tot hij in
1678 in de hoogste functie overleed.
6