Diamonds Manufacturing Rotterdam
Groothandel in/en fabrikant van diamanten
en juwelen kan u tegen gunstige voorwaarden
diamanten aanbieden voor uw relaties en
familie in Indonesië
Voor vrijblijvende informatie:
Kipstraat 7b, 3011 RR Rotterdam. Tel. 010-134550*
van zijn hellingen overzag de reiziger
een Indisch Kanaan, een landstreek
waar de padi welig groeide en de rij
zende bodem zich opbeurde, hooger
en hooger, geschakeerd met dorpen,
vischvijvers, akkers en djatibosschen.
De Hollandsche opperkoopman ging
hier een land betreden, waarover nog
de adem zweefde van de aloude hin-
doe-Javaansche maatschappij, waar de
tempels van het Boeddhisme nog niet
geheel vervallen, en de godenbeelden
nog niet vergruisd waren; waar een
ongetelde groote natie onder 's lands
oude wetten en naar de voorvaderlijke
instellingen leefde, geregeerd door in-
heemsche oversten des volks. En die
voor den stedehouder des inlandschen
keizers zich boog, dieper dan ooit de
Europeesche lijfeigene het voor den
frankischen baron had gedaan.
De ommelanden van Batavia waren
hem bekend, en ook de moerassige
vlakten van Palembang, waar hij in
1644 den post van opperhoofd had
bekleed, en de delta, van Djambi, wer-
waarts de Comp. hem als commissaris
had gezonden - wat was dit alles te
genover de schoone bergstreek, wier
panorama's thans eerst aanvingen zich
los te wikkelen uit het verschiet! Zijn
voldaanheid over hetgeen hij zag uit
zich in het reisverhaal:
"Alhier begint zich het eyland als een
wonder ende sieraet van de nature op
te doen, met soo schoone en heerlycke
rysvelden, item allerley boom- ende
aerdvruchten, dat sulx niet te plaisant
can afgebeeld worden."
Het dorp Oenarang schatte hij op 300
a 400 huisgezinnen. Zij lagen onder
het servituut om aanzienlijke personen,
naar de hoofdstad optrekkende, kos
teloos met leeftocht en vervoermidde
len behulpzaam te zijn.
De heerendiensten waren in dit land
zooveel ouder dan de weg van Jaca-
tra. De reiziger gewaagt van "ontal-
lycke afloopende rivierkens, van het
hooge geberchte nederdalende", en
van de zich vermenigvuldigende dor
pen, "alle met aerdige namen, na de
constitutie der landen afgebeelt."
Hoe zulke karakteristieke dorpsnamen
ook nog wel in later tijd ontstonden
deelt Eckart mee, in zijn "Indische
brieven aan een staatsraad". In zeker
distrikt van Java troffen hem de vele
dichterlijke namen van dessa's en ge
huchten, en hij vernam toen dat deze
uitgedacht waren door een vroegeren
controleur, in overleg met een regent
die vertrouwd was met de kawi-taal.
Het distrikt was in zijn opkomst, de toe
komstige dessa's waren nog niet meer
dan "padoekoean's" en "daroengan's,
maar door den aanleg van wegen, van
waterleidingen en rijstvelden kwamen
zij spoedig tot ontwikkeling. En de
"bapa distrik", gelijk ouden van dagen
dezen controleur noemden, had den
luidjes aan het verstand gebracht dat
in zulk een nieuwe maatschappij ook
nieuwe namen behoorden.
Zoo bekwam men hier een "Welgele
gen", dat zijn naam met meer recht
verdiende dan menige Hollandsche
buitenplaats; voorts een "Bloemen
zee", een Gelukkig Verblijf", een
"Ambtenaarslust", een "Bekoorlijke
Aanlegplaats", een Geurig Woud", een
"Ver-gezicht", enz. Waren de dorpjes
reeds gedoopt in het Javaansch, men
verdoopte ze in het kawi. Zoo werd
van een dessa, die bijzonder smake
lijke rijst teelde, dê oorspronkelijke
naam Randoe veranderd in een woord
overeenkomende met "Geurige Rijst".
Dit epitheton ornans zou toen, naar
inlandsch geloof, de aandacht op die
rijst gevestigd, en haar nog meer in
trek gebracht hebben. De sawahs be
kwamen daardoor uitbreiding, de be
woners welvaart, en uit erkentelijkheid
voor die opkomst ging nog vele jaren
na eiken oogst een bezending van de
beste rijst uit die dessa, als een ge
schenk der bevolking, naar de weduwe
van dien controleur, welke te Batavia
in kommervolle omstandigheden leef
de.
Met de rijstvelden vormden de djati
bosschen den meest geprononceerden
trek in de physionomie van dit land
schap.
't Moest wel de begeerigheid van la
tere houtcontractanten opwekken waar
men in dit reisverhaal hoorde gewagen
van "ongelooffelijck groote yaty ofte
eykenbosschen, van hooge en boven-
gemeen sware boomen, daer men uit
sommige planken can zaegen welke
niet min dan 31/2 voet breet zijn. En
hebbe ick door bosschen gereysd, daer
men 50 a 60.000 sware boomen van 40
tot 60 voeten langs den stam, en 15
20 duymen in diameter dick, soude
daeruyt gehack hebben, sonder eens
te verneemen dat er hout gehaelt was."
Java was toenmaals, in het midden der
17de eeuw, zoo zwaar bewoud, dat
naar deze getuigenis de bosschen zich
aaneenschakelden van het eene uit
einde des eilands tot het andere, een
strook van 4 tot 5 mijlen breedte vor
mende. Trots de vernielende bosch-
branden van den drogen moesson
(door het penseel van Raden Saleh
veraanschouwelijkt) en trots den roe-
keloozen roofbouw der inlanders, wel
ke aanzienlijke boschperceelen ver
delgden voor hun ladangs, zou die
rijkdom van Java zoo aan djati als aan
wildhoutbosschen nog lange jaren be
klijven. Dirk van Hogendorp schreef
in zijn Bericht (van 1799) dat de bosch-
schen van Java onuitputtelijk waren en
voor eeuwen lang al het hout konden
opleveren, dat Nederland voor zijn
oorlogs- en koopvaardijvloot noodig
had. Eveneens zouden, nog een paar
eeuwen nadat de "Javaense Reyse"
het licht zag, djatistammen zijn aan te
wijzen, welke weinig of niet onder
deden voor die, wier afmetingen Rijklof
van Goens verbaasden.
(wordt vervolgd)
11