ISiBfcfli
■SB
EEN REIS NAAR DE MOLUKKEN NU,
MET EEN HERINNERING AAN TOEN
Vorig jaar maakte de heer Crone een reis naar de Molukken langs de plaatsen
waar hij 37 jaar geleden zijn voetstappen achterliet. Toen onder minder aange
name omstandigheden dan nu en zeker niet vrijwillig! Als deze Moesson ver
schijnt is hij weer Oostwaarts vertrokken, deze keer ook om Amahei (Ceram) te
bezoeken waar hij in het Kon. Julianakamp krijgsgevangene is geweest.
Haruku
Om kwart over zeven in de ochtend
vertrokken de heer Nanlohy van "Sum-
ber Budi Tour" en ik met een busje
van kota Ambon naar het op ca. 20
km afstand aan de N.O.-kust van het
eiland Ambon gelegen haventje Labuan
Telehu, vanwaar prahu's en grotere
vaartuigen de verbinding onderhouden
met Ceram (Amahai) en de Oeliasser-
eilanden: Haruku, Saparoea en Nusa
Laut. Al een dag te voren had de heer
Nanlohy een prahu met 2 buitenboord
motoren gecharterd, maar deze bleek
na onze aankomst in Telehu nog niet
uit Ceram te zijn gearriveerd. Om
streeks half tien konden wij aan boord
gaan. Helaas was het juist laag water
(bij terugkomst gelukkig niet) zodat ik
een korte afstand door zee moest
waden met blote voeten over een
bodem van karang, een wat pijnlijke
herinnering aan Amahai en Haruku van
37 jaar geleden! Vanuit Telehu is het
eiland Haruku duidelijk te zien met
daarachter het hoge bergland van
West-Ceram.
Kort na vertrek van Telehu voeren wij
dicht langs het bakboord gelegen on
bewoonde eilandje Pulau Pombo, waar
fraaie zeetuinen te zien zijn. Na on
geveer een uur varen voeren wij dicht
onder de N.W.-kust van Haruku, qua
natuurschoon een wondermooie kust
strook, met hier en daar opvallend ho
ge klapperbomen tot aan het strand
toe met daarachter, oplopend, het oer
woud. Vóór de gehele N.W.-kust be
vindt zich een uitgestrekt onderzees
rif met een brede strook smaragd
groen water. Na het ronden van de
N.W.-kaap van het eiland kwam de
aan de N.-kust gelegen Islam-kampong
Pelau in zicht en korte tijd later meer
den wij af aan een houten landings
steiger aan het eind van een met
de wal verbonden stenen dam. Die
steiger kwam mij bekend voor, moge
lijk is daar sedert de oorlog niets ver
anderd.
Vervolgens maakten wij onze opwach
ting bij de Raja, Bapak Duba Latucon-
sima, die al tijdens de Japanse over
heersing tot de notabelen van Pelau
behoorde. De Raja, een aristocratische
figuur, sprak zeer goed Nederlands en
ik schatte zijn leeftijd op om de 60,
maar juist voordat ik wilde opmerken,
dat hij zich onze kamptijd wel nauwe
lijks zou herinneren, vertelde hij ons
dat hij 76 j. oud was! Het zware bom
bardement door een aantal Liberators
op 7 december 1943 wist hij zich nog
goed te herinneren. Na de oorlog heeft
hij nog enige tijd gecorrespondeerd
met een Engelse P.O.W.er uit Bristol
die hem zijn trouwring schonk uit dank
voor verleende hulp; later heeft de
Raja deze ring naar Engeland terug
gezonden. Volgens de Raja zouden al
in 1942 P.O.W.ers op Haruku werk
zaam zijn geweest.
Na deze interessante ontmoeting te
voet van Pelau naar de Christen-kam
pong Kariu, ongeveer 2 kilometer Oos
telijk van Pelau gelegen. In de "1000
van Amahai" van Kapt. Korteweg ben
ik deze naam niet tegengekomen, maar
bij de plaatselijke bevolking staat het
"Haruku"-kamp bekend als het "Ka-
riu"-kamp. Even buiten Pelau bezoch
ten wij het pal aan zee gelegen oude
fort "Hoorn", waar nog een oud kanon
te zien is. Op weg naar Kariu passeer
den wij een brug over een kali; even
vóór deze brug liep naar het Zuiden
(van Pelau komende naar rechts) het
smalle voetpad naar het vliegveld.
Na een wandeling van ca. 20 minuten
bereikten wij de Oostelijke grens van
het kamp, nabij de kampong Kariu.
Deze grens is een naar de Ceramzee
omlaagvoerende smalle weg. Aan deze
weg, nog juist buiten het kamp, stond
tot voor een maand het huis waar
Bamboe Mori woonde.
Het was pas enkele weken geleden
afgebroken. Oostelijk van deze weg
(ruwweg achter de woning van B. Mori)
bezocht ik het tot aan zee toelopend
kerkhof, waar de heuveltjes van de
graven nog duidelijk zichtbaar waren.
In het kamp, direct Westelijk van de
weg, zag ik de plek waar zich destijds
de kampkeuken bevond (naar rechts
aflopend naar de Ceramzee). Een wa
terput met stenen muurtje, volgens de
heer Nanlohy destijds gegraven door
Australische P.O.W.ers, was nog ge
heel in tact. Van de heer Nanlohy heb
ik begrepen dat de Westgrens van het
kamp werd gevormd door eerder ge
noemde kali, waardoor het kamp zich
naar het Westen uitstrekte tot bijna
aan Pelau toe. De Noordgrens vormt
uiteraard de Ceramzee en de Zuid
grens dus vermoedelijk de weg (of de
lijn) Pelau-Kariu. Ik zelf heb weinig
herinneringen aan dit kamp, omdat ik
op 26 november '43 met het 1e zieken
transport naar Java vertrok. (Als be
horende tot de "gelukkige" groep van
besmette patiënten in Ambon overge
bracht van de hulpkruiser naar een
ander schip en dus niet even later bui
ten Ambon getorpedeerd). De heer
Nanlohy meende dat wij destijds van
de Jap mochten baden in de kali, ik kan
mij dit niet herinneren en dacht dat
wij dat in zee deden, evenals te Ama
hai (daar in de baai) het geval was.
Wat Bamboe Mori betreft, zijn wan
daden zijn nu nog bij de ouderen tot
in kota Ambon toe bekend.
Wij bezochten nog de oude heer Papa
Gwan Tjoa, 88 j., die naast het zojuist
afgebroken huis van B.M. woont. Bij
de komst van de Jappen is hij het oer
woud ingetrokken. Tenslotte zochten
wij "Tante" op, een oude vrouw van
Haruku, die 4 jaar geleden na 26 j. in
Boven Smilde te hebben gewoond naar
haar eiland terugkeerde. Zij herinnerde
(lees verder pagina 19)
Foto boven: de baai van Ambon. Foto rechts: de veerpont tussen
Galala en Rumah Tiga. (foto's: H. Hartog).
12