t8 Woning van de Karo-Bataks, het dak gesierd met karbouwenkoppen. tegen kwade geesten. Het landschap wordt hier overheerst door de nog actieve vulkaan Sibayak, meestal omsluierd door een magisch aandoend waas. Aan de overkant speelde de Gunung Sinabung ook steeds verstoppertje, tot grote teleur stelling van de fotografen in het ge zelschap. Maar dan nog een verrassing om het goed te maken. Een bezoek aan de regionen van de Sipiso-piso waterval. Zo genoemd omdat het water als een scherp mes naar beneden snijdt. On eindige vergezichten, groen, zo weel derig groen dat het witte "mes" bijna verblindend werkt. Toch overheerst zelfs hier nog Danau Toba, het noor delijkste gedeelte. Een laatste blik. Adieu Toba, we hebben met je kennis gemaakt en we zullen je nooit meer vergeten Om even de innerlijke mens te ver sterken werd ons djagoeng reboes en kopi toebroek aangeboden, hoewel... was het nodig? De vrede en rust die men hier steeds weer met grote teu gen kon inademen stilden immers hon ger en dorst? Even buiten Berastagi kregen we on ze middagmaaltijd in een groots op gezet complex, temidden van prachtig aangelegde tuinen, waar het vanwege de zondag stampvol was met bezoe kers van heide en ver, hoofdzakelijk Chinezen. Schallende muziek overal en zelfs een competitie van "go-go" dansen voor de jongeren. Het eten liet dan ook vrij lang op zich wachten. In Pematang Purba bezochten we nog een ander "koningshuis", dat keurig gerestaureerd voor het nageslacht be houden wordt. Al dwalende in de om geving kwamen we een mannetje te gen dat met oude "gobangs" leurde. We konden de verleiding niet weer staan. Weet je nog Opa's kerosi males met die uitschuifbare armleuningen, De Sinabung bij Berastagi waarvan de top, zoals het gezegde luidde, vaak een "witte hoed" had. waar aan beide kanten een echte go- bang op het scharnier zat? Zoiets kan je toch niet vergeten en negeren? Onze accomodatie voor die nacht was in Hotel Rudang besproken. Een mooi hoofdgebouw, modern, maar ook vele bungalows rondom. Alweer een bloe menpracht in alle perken, vooral vele soorten lelies. De bungalows waren eenvoudig maar stemden tot tevreden heid. Niet te lang binnen blijven, meteen weer aan de wandel. Jasje aan, want het was wel flink koel. We wilden naar het Bukit Kudu Hotel (vroeger van de B.P.M.), zo maar een beetje nostalgie. Sado koetsiers pro beerden ons over te halen tot een ritje. Nee, djalan kaki sadja. Daar lag dan het magnifieke hotel, hoog op een heuvel, keurig onder houden, omliggende tuinen en golf ter rein een plaatje. Rode cannas en sal vias, dahlias in alle soorten en kleuren. Maar wat staat daar bij de inrit op een grote kei geschilderd? Kijk dan "10 km. Pelan Pelan Om n'tar juga nyampè!" Daar was toch niet veel Bahasa bij. Het hotel was weer propvol mensen, die gezellig op de platjes buiten en ook binnen in de "salon" hun bordje makanan verorberden. Ja hoor, de open haard is er nog. Ook de prach tige koperen omlijsting met de woor den: "Elke gast brengt vreugde aan. 't Zij bij 't komen, 't zij bij 't gaan". Daar onder met arang gekrast "awas api". Je-lah-je-rot. De volgende dag moesten we helaas weer naar "beneden", naar de warmte van Medan. Op weg deden we Pece- ren (nieuwe spelling!) aan om de kampong te bezoeken waar nog in drie originele Batakhuizen geleefd wordt. Waar de daken zo vochtig en bemost zijn dat er zelfs planten op groeien. Waar de kippen druk in de kolong lopen te tjakarren en waar moeders met kinderen op schoot voor het huis rustig zitten te "luizen". En waar we voor het eerst in jaren weer een djam- boe aer boom zagen, zwaar van de rose, bijzonder gevormde, waterige vruchten. Over vruchten gesproken. We misten helaas weer de mangistan tijd. Wel mangga, sawoh, salak, pisang en ad vocaat volop. En verse marquisa juice in het hotel, zalig. De weg naar Medan, een en al haar speldbochten, was wel mooi vanwege de schitterende panorama's. Conditie van deze weg uitstekend en de bus chauffeur een kampioen in het lave ren. Niemand wagenziek. Over Medan zal ik maar niet vertellen, teveel een anti-climax op het voor gaande. Behalve dat het Danau Toba Hotel International uitstekend is, dat de grote spekkoek die we in de win kelwijk kochten verrukkelijk was, zo ook de kwee dadar. Overigens mag Medan wel eens een schoonmaak beurt hebben. Maar daarom niet ge treurd PAM S.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 18