Begrafenis van Z.V.H. Pakoe Boewana X, Soesoehoenan van Solo in 1939. Naast de witte begrafeniskoets de slippendragers in groot tenue. zich zelf een fantastisch wapen, b.v. Van der Parra, die zelfs de keizerlijke adelaar in zijn wapen opnam. Hij was als gemeen soldaat het zeegat uitge varen. Natuurlijk konden deze hooggeplaat- sten niet ongemerkt dit aardse tranen dal vaarwel zeggen, daartoe behoorde zekere pracht en praal, zekere aan de Middeleeuwse riddertijd ontleende sta tie, kennelijk van feodale herkomst. Het uitvoerigst vinden wij een dergelijke lijkstatie beschreven in de uitvaart van gouverneur-generaal Cornelis Speel man bij Valentijn (IV, 312) Uit deze wijdlopige beschrijving nemen wij slechts over, hetgeen ons aan de vroegere "mannen van wapenen" her innert. Laat ons daarom nagaan, welke voorwerpen in de rouwstoet werden gedragen of meegevoerd. Voorop werd Speelman's wapen ge torst door niemand minder dan door de manhaftige commandeur Frangois Tack, gevolgd door zijn heimet (helm). De kapitein des Kasteels voerde de ont blote degen, met de spits omhoog. Enige kooplieden droegen het pantsier of wapenrok, gevolgd door de meta len handschoenen en de sporen. Daar na kwam de degen, in de schede ge stoken. Na de koetsier volgde het lijf- paard van Zijn Edele, in de rouw met zwart baai omhangen en geleid door een luitenant en een koopman, beiden in de rouw met zwarte lange mantels. Dan, vlak voor de lijkkist de luitenant Jan Jacob Slier in volle wapenrusting of kuras met de regiments- of comman dostaf in de hand. Vlak voor de dub bele kist, één van hout en één van lood, overdekt met een zwart fluwelen kleed en rondom behangen met Zijne Edelheids wapenen en gedragen door 26 gekwalificeerde dienaren en bor- geren allen in de rouwMaar om dat de kisten vrij zwaar wogen, liepen onder de baar (onzichtbaar) een aan tal van zes kloeke scheepstimmerlie den, allen mede in het zwart. En bo vendien waren er nog acht gekwalifi ceerde ministers tot slippendragers, allen van zeer hoge rang enz. enz. Ook bij de volgende gouverneur-gene raal, die in Batavia stierf, Camphuys, die niet zo strijdbaar was geweest als zijn voorganger, werden behalve zijn rok van zwart fluweel toch Zijne Edel heids wapen, sporen, degen en helm meegedragen. Het wapenschild en andere onder delen der ridderlijke uitrusting plach ten na de ter aarde bestelling boven de grafstede te worden opgehangen. Men vindt daarvan in Indië geen spoor meer aanwezig: verroest of gestolen, slechts in een der Ceylonse kerken moet nog een harnas hangen. Wat moet dat eertijds een kleurig schouw spel zijn geweest, al die schilden en wapenrustingen Ook boven Jan Pietersz. Coen's graf hingen eertijds behalve zijn wapen schild "de verdere cieraden van een Oppergebieder van Indien", zoals het zwaard, de schede, sporen, hand schoenen enz. Van een plechtige uit vaart wordt niets vermeld, wat begrij pelijk is. Batavia werd in zijn sterfjaar 1629 door de Matarammers belegerd en beschoten en er was geen tijd voor bijzondere plechtigheden. Coen had er nog de dag voor zijn overlijden met zijn verrekijker naar uitgekeken. Bovendien kon de grote man niet in de kerk begraven worden, daar deze door de Javanen verwoest was. Voorlopig werd hij in het stad huis ter aarde besteld. Maar boven zijn graf hing men toch schild en wapens. Men zal zich echter afvragen, of al deze uitvoerige begrafenisplechtighe den iets typisch Indisch waren, dan wel of zij uit het dierbare vaderland waren overgenomen. Het laatste moet wel het geval geweest zijn. Immers, toen de grote admiraal Michiel Adriaansz. de Ruyter op 18 maart 1676 te Amsterdam in de Nieuwe Kerk ten grave werd gedragen, ging voorop de grote Admiraalsvlag van zwarte zijde, met het wapen des Admiraals er op geschilderd, de Standaard, de vier kwartieren of delen van des Admiraals wapen, met hertogelijke kronen, het groot blazoen (wapenschild), de spo ren, de gantelets of ijzeren handschoe nen, het rapier, de degen, het kasquet (de helm), de wapenrok. Daarna volgde het rouwpaard, met zwart laken tot de aarde bedekt en behangen met vier wapenschilden des Admiraals. Nög een standaard en daarna een kurassier of geharnast man met de commandostaf in zijn rechterhand. Daarop kwam de baar met de dood kist, behangen met acht wapenschil den en gedragen door 18 boden ónder het rouwkleed, die door 18 anderen werden afgelost. Het wapen van de Admiraal werd in een rouwkas(t) omhoog boven het graf gehangen, boven de vier kwartieren. Het kasquet was boven de rouwkas(t) en aan elke zijde een der standaarden en wat hoger in het midden de Admi raalsvlag. Zo lezen wij in ds. Brandt's levensbeschrijving van de Ruyter. Wij zien dus, dat de begrafenisplech tigheden van grote mannen in het va derland èn de kolonie grote overeen komst vertoonden. Of het nu een Hol lands admiraal of een vaak erg bu reaucratisch heer als een Indische gouverneur-generaal was, hij werd als Middeleeuws ridder ter aarde besteld, met helm, ijzeren handschoenen, spo ren en harnas. Toch schijnt men al deze antieke romp slomp op den duur wat te gek hebben gevonden. Veel van hetgeen wij bij Speelman's begrafenis in 1684 aantroffen, vinden wij nog op 4 september 1780 terug bij de uitvaart van Reynier de Klerk, wiens buitenhuis aan Molenvliet thans het fraaie Landsarchief (Arsip Nasional, Arsip Nagara) is. Wij komen dan weer tegen het wapen van de overleden gouverneur-generaal, de commando- of regimentsstaf op een fluwelen kussen met zilveren kwasten, de degen in de schede, mede op een zwart fluwelen kussen, doch geen helm of harnas, sporen of ijzeren handschoenen meer, terwijl ook het strijdros ontbreekt. Wel zijn er nog de acht gekwalificeerde slippendragers. We merken, dat we het tijdperk der nuchtere verlichting naderen; de Mid deleeuwen wijken terug. De moderne eenvoud (of kaalheid?) nadert. De vraag rijst nu, of van al die Middel eeuwse plechtigheden niet een en an der door de Indonesiërs is overgeno men, met name door de Javanen, die soms die uitvaartplechtigheden moch ten bijwonen. Het lijkt niet onmogelijk. Weliswaar leent de westerse wapen rusting zich slecht voor het tropische klimaat en is het bijzondere wapen niet de degen, maar de kris, maar het lie velingspaard van de Soenan heb ik in 1939 nog zien meelopen bij de be grafenis van Zijne Hoogheid Pakoe- Boewana X. Ook de slippendragers ontbraken toen niet, oudere officieren, die naast de begrafeniswagen in hun dikke uniformen - groot tenue - moes ten meelopen, want Z.H. was immers adjudant van H.M. koningin Wilhelmina. (lees verder volgende pagina) 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 7