EEN INDISCH SPROOKJESHUWELIJK
(i)
PASOEROEAN, 11 JULI 1891 EN DE REALITEIT ERNA.
door Ems I. H. van Soest
Terwjjl ik met mijn ogen en aandacht aan het televisietoestel gekluisterd zat,
samen met mijn gastvrouw, een kleindochter van mijn tante Anna, om het
sprookjeshuwelijk tussen de Prins van Wales en Lady Diana Spencer te zien
voltrekken, voltrok zich in mijn geest iets dat veel weg had van een wonder.
Het plechtige ritueel in de St. Paul's Cathedral scheen op een ander plan een
echo te wekken, ik was getuige van twee huwelijksvoltrekkingen tegelijk.
Twee data schenen mij er aan te herinneren dat TIJD maar een betrekkelijk
begrip is. Want ofschoon er negentig jaar lagen tussen deze 29e juli 1981 en
die 11e juli 1891 schenen zij samen te komen tot één punt, een punt waarin
alleen de eeuwigheid telt.
De aartsbisschop van Canterbury
sprak van "This man" en "this woman"
en herinnerde eraan dat e I k bruids
paar vorstelijk is wanneer het gewijd
wordt in de liefde die het huwelijk van
Jezus Christus met zijn gemeente sym
boliseert. En het huwelijk van mijn
ouders in het stadje van de stille
kracht, Pasoeroean, was voor hen
even onvergetelijk als deze verbintenis
voor Engeland's kroonprins met de uit
verkorene van zijn hart. Hoewel het
zich niet voltrok in de statige St. Paul's
cathedral maar in het eenvoudige
kerkje van Pasoeroean, waren er pun
ten van gelijkenis. Toen ik in 1963 na
de dood van mijn broer in Statenhof
kwam wonen, toen nog een gewoon
pension, trof ik daar een dame aan met
zilvergrijs haar waaronder zeldzaam
lichtende blauwe ogen. "Van Soest",
zei ze, terwijl ze mij doordringend aan
keek, "en hoe heette uw moeder?"
"Emma Maria van Angelbeek", ant
woordde ik. Ze gaf een ingehouden
geluid van verrassing. "Dan zijn mijn
oudere zussen bruidsmeisjes geweest
bij dat huwelijk, waar in Pasoeroean
nog lang over werd gesproken. Ikzelf
was toen nog te klein om er bewust
iets van mee te maken, maar mijn
oudste zus Beata vertelde er mij nog
jaren daarna alles van. Hoe Willem en
Emma trouwden uit het huis van nota
ris Hazenberg, de mevrouw was de
oudste zus van Emma, die 17 jaar met
haar scheelde en hoe ze in de glazen
koets van de majoor-chinees naar de
kerk reden, terwijl vriendinnen en be
kenden bloemen langs hun weg strooi
den. De sleep van de bruid was zeven
meter lang en haar japon was van wit
fluweel."
"Dat heeft mijn moeder me ook altijd
verteld", zei ik, "maar als uw zuster
Beata heette, was zij dan die Beata
Wattendorff met wie mijn moeder
zwom in Blauwwater (Banjoe Biroe)?
Na afloop deden ze melatti's in eikaars
haar". "Ja, ik heet nu ook weer Wat
tendorff, ik ben gescheiden". In de
korte tijd dat zij in het pension woon
de, was zij de hartelijkheid zelf voor
mij. Zij bleek ook nog familie van
Charly Krapels, die getrouwd was met
mijn nicht Marie van Soest.
"Dat 's Heren zegen op u daal, Zijn
licht uit Zion u bestraal" werd mijn
ouders toegezongen en de dominee
schonk hun een bijbel met hun namen
en de datum erin. Als ik als kind adem
loos luisterde naar het sprookje van
deze 11e juli 1891 vroeg ik altijd, zoals
mijn broers vóór mij: "Mam, waarom
is er toen geen foto gemaakt?" Mijn
moeder zei dan, dat bijgelof het toen
verbood. Zo'n verheven dag moest niet
met een foto vastgelegd worden, maar
voor altijd besloten blijven in je hart.
Je moest niet pronken en pralen met
de uiterlijke dingen, je moest levens
lang onthouden dat je elkaar trouw had
beloofd"for better and for worse,
in sickness and health, till death do
us part."
Het liefdehoofdstuk uit 1 Cor. 13 werd
op de buis in prachtig Engels voorge
lezen - in 1981, waarin het materiële
zozeer de overhand lijkt te hebben.
Heeft George Orwell, de schrijver van
"1984" dit hoofdstuk niet ergens over
geschreven en er het woord "love"
overal vervangen door "money"?
Het bruidspaar, nu man en vrouw,
schreed de trappen af van de kathe
draal, achter Diana golfde de sleep
van 7 meter lengte (21 feet), precies
zo lang als van die andere bruid, mijn
moeder. In het koude Engeland droeg
zij een zijden japon, wat moet dat wit
fluweel in het warme Indië "panas"
zijn geweest! Terwijl de beelden op de
buis de tomeloos uitgelaten Britten
vertoonden die wachtten op de "bal
konscène" en mijn achternicht naar de
keuken ging om de nasi goreng op te
warmen, dacht ik aan de receptie die
mijn ouders hielden in het reusachtige
huis van de Hazenbergen, waar ik la
ter in de dertiger jaren een bezoek
bracht en mij verwonderde over de
hoogte der plafonds en de dikte der
marmeren zuilen. De binnengalerij
waar zij stonden, was in een tuin her
schapen met pisangstammen, palmen-
groepen en reusachtige Victoria Re-
gina, een geschenk van de resident,
die het burgerlijk huwelijk had vol
trokken. Mijn vaders ouders waren kort
te voren naar Nederland vertrokken,
voorgoed, na de suikerfabriek Kali Ba-
gor, waar mijn vader nu tuinemployé
was, van de hand te hebben gedaan.
Alleen zijn oudste broer Jan was aan
wezig, terwijl Emma omringd was door
het talrijke kroost van de Hazenbergen.
Onder de bedienden viel Praja op,
palfrenier van mijn vaders bendy, die
als hij in die functie was een rode toe-
doeng droeg met gouden kwast, die
bij elke beweging van de pittige zwarte
paarden op en neer deinde - zoals de
schitterende hoofddeksels van de ku
rassiers negentig jaar later in Lon
denHij ging rond met gefrappeer
de champagne en was er trots op, dat
hij bij de toean moedah door zou die
nen en nu ook de njonja zou rijden.
Er waren prachtige cadeau's, een mar
meren beeld op voetstuk, een schil
derij, uit Holland een zilveren thee
servies.
Een andere Anglikaanse geestelijke zei
op de buis in zijn toespraak dat in
sprookjes het huwelijk de climax is en
wat volgt de anti-climax, het leven van
alledag. "Zij leefden daarna nog lang
en gelukkig".
Maar mijn ouders gingen nu die vuur
proef doorstaan. Voor Willem werd
dat het werken onder zijn vaders op
volger, de heer Jonkers, die met al
zijn employé's in conflict kwam door
de vreemde reorganisatie die hij toe
paste. Mijn grootvader, J. W. A. van
Soest, stond bekend als modelsuiker-
fabrikant, altijd gekleed in smetteloos
wit met tropenhelm. De heer Jonkers
liep er bij in slordig khaki en eiste van
zijn personeel dat zij hun schoenen
en hun puttee's voortaan uit zouden
laten en evenals hij blootsvoets door
de tuinen zouden baggeren, zodat de
bloedzuigers op hun benen vrij spel
hadden. Mijn grootvader werd Jantje
Potdome genoemd omdat hij nooit
vloekte, Jonkers vloekte dat het kraak
te. Ook de jonge huisvrouw had haar
moeilijkheden. Mijn vader had voltallig
personeel en zijn vrijgezellenhuishou-
den werd door zijn broer Jan spottend
bewonderd. Daar kwam nu die njonja
moeda en begon alles te controleren.
Er was geen mogelijkheid meer om te
veel petroleum te nemen voor de lam-
poes. Het blandjageld werd nagere
kend. De djongos Karto zag dit alles
aan met grote wrok. De dispenskast
zat op slot.
Wat was de toewan royaal geweest I
Carsina, het oude baboetje, sputterde
en bromde. Z ij had toch altijd de
schone pakken van de menatoe in
toewan's kast geschikt, zijn ondergoed
gevouwen, zijn zakdoeken geteld. Nu
deed de njonja dit alles. "Carsina, ik
ben jong en jij hebt reumatiek", zei
Emma tot haar, "wees blij, dat je niet
meer zoveel hoeft te doen". De keu-
8