Werktransport naar
Singapore II
AARDE DER MENSEN
Vanuit het grote mannenkamp Tji Hapit
in Bandoeng (waar we het in vergelij
king met hetgeen volgde naar om
standigheden redelijk goed hadden)
werden wij 1200 zeevarenden van
alle rangen) afgevoerd naar het 10e
Bat. in Batavia. Nogal tot onze be
vreemding werden we hier officieel tot
militair gepromoveerd. Moesten zelfs
exerceren enz. Dat had mogelijk iets
te maken met een of andere conven
tie. Tenminste, die aap kwam al snel
uit de mouw want volgden er dagelijks
corvé's van graafwerkzaamheden in de
omgeving. Iets wat naar ik meen voor
burgergeïnterneerden niet toegestaan
was. Toen we enigszins in deze kunst
getraind waren, kwam het onverwachts
gedurende de nacht aantreden, met
onze schamele bezittingen bepakt.
Hierbij werden we gescheiden in twee
groepen en wel de wat jongeren en
de "oudjes" vanaf 35 jaar. Tot 2 maal
toe herhaalde zich dat maar we konden
na korte inspectie weer inrukken. Ech
ter de derde maal, na 2 maanden
daar vertoefd te hebben, werd het
ernst. Vertrek naar Tg. Priok en em-
barkeren op een oude schuit en als
haringen in een ton de ruimen in ge
dreven. Bestemming Singapore waar
we debarkeerden en ondergebracht
werden in barakken op het kleine
eilandje Poeloe Damar. Van hier uit
elke morgen over gevaren om op de
(Vervolg: "Een huzarenstukje")
'kapal poetih' anker op gaan en koers
zetten naar Koepang. Op de terugreis
werd gemerkt, dat ook de 'Canopus'
niet zonder kleerscheuren eraf ge
komen was. De machine begon on
verwachts harder en onregelmatiger
te lopen. Na onderzoek bleek een
schroefblad verdwenen te zijn. Ook
het ankerspil vergde reparatie. De
'Canopus', het mooie nieuwe scheepje,
zag er wel uit als een dame van de
society, maar nadat deze dame met
een zojuist thuisgevaren zeeman een
nacht aan de zwier was geweest en
door deze enigszins verkreukeld thuis
was gekomen.
Enige dagen na terugkeer te Koepang
stoomde te 'Canopus' van de Gouver-
nements Marine op naar Soerabaia.
Hr. Ms. Pantserschip 'Tromp' zette
koers naar Makassar. Na aldaar te
hebben geoefend, keerde het schip
20 november naar Soerabaia terug.
Daar lagen zij weer broederlijk naast
elkaar, het witte bootje van de Gou-
vernements Marine en het zware grijze
pantserschip van de Koninklijke Ma
rine, nu echter beide in de lappen
mand op het Marine Etablissement na
een gebeuren, dat weer eens de waar
de illustreert van het voormalige in
ternationale vlaggesein 'IN''blijf bij
elkander tot wederzijdse steun'.
F. C. BACKER-DIRKS
vaste wal een droogdok te graven. Een
zeer zwaar werk met minimale voeding
met als resultaat al spoedig vele zie
ken tengevolge van berrie berrie.
Aanvankelijk werden deze afgevoerd
naar een redelijk goed hospitaal in
het grote Changi-kamp in Singapore,
maar dat werd helaas al spoedig
gestopt vanwege "te grote belang
stelling". In het vervolg werden de
zieken ondergebracht in een tot hos
pitaal gebombardeerde barak in ons
kamp onder het motto "tida kerdja
tida makan". En zeker geen medicijnen
met als gevolg een toenemend aantal
sterfgevallen.
Begin 1945 kwam er een einde aan
deze ellende en verhuisden we naar
een geïmproviseerd kamp ergens nabij
Straat Johore. De behandeling en voe
ding waren er even slecht, maar wer
kend in de rimboe slaagden we er vrij
goed in om daar een soort wilde bes
sen te plukken die ons tenminste wat
vitaminen bezorgden. Ook hieraan
kwam plotseling een einde en werden
we, wat naderhand bleek een week na
de capitulatie van Japan, in trucks af
gevoerd. Arriveerden we ergens aan
de waterkant in Singapore en vrees
den we al weer overzee weg gevoerd
te worden. Maar bleek het tenslotte
een door prikkeldraad omzoomd kamp
in Tandjong Pagar te zijn, wat nu ook
niet dadelijk een reden tot grote vreug-
Informatiebronnen:
Interview H. van Scheyen, destijds
wnd. 1ste officier bij de Gouverne-
ments Marine;
Jaarboek van de Koninklijke Marine;
Koloniaal tijdschrift, jaargang 1917, het
artikel: 'Timor en onze politieke ver
houding tot Portugal sedert het herstel
van het Nederlandsche gezag' door
H. E.K. Ezerman;
Zeemansgids voor den Oost-lndischen
Archipel, deel IV, uitgave 1912;
Interview J. J. Neesen, Oud-Gezagheb
ber bij de Gouvernements Marine;
Encyclopedie van Ned.-lndië;
Koloniaal verslag over het dienstjaar
1878.
door Pramoedya Ananta Toer
Een roman geschreven tijdens
ballingschap op Buru, onder de
titel "Bumi Manusia", vertaald
door Ina E. Slamet-Velsink
f 34,90 f 5,porto
de betekende. Waren we echter zeer
verbaasd er een aantal wèl vrolijk ge
stemde geallieerde gevangenen aan te
treffen, die, onze sombere gezichten
ziende ons vroegen of we dan niet
wisten dat de oorlog voorbij was. Nee,
dat wisten we niet en gezien dat prik
keldraad met schildwachten er buiten,
geloofden we dat ook niet. Dachten
eerder aan een gekkenhuis toen men
ons trachtte te overtuigen met een
vreemd verhaal over atoombommen.
De zekerheid kwam eerst toen onge
veer een week later de Engelse vloot
arriveerde. Hierbij ook het Nederlandse
hospitaalschip "Oranje". Als tragi
komische noot daarover vermeld dat
de gezagvoerder, kapt. Potjer, ons op
toerbeurt uitnodigde voor een lunch
aan boord. Natuurlijk hevig enthousias
me onzerzijds, maar alles zag er zo
feestelijk en goed verzorgd uit dat wij
ons toch wel hevig geneerden in onze
schamele en weinig heldere kleding.
Dat werd nog verergerd door het feit
dat aan ieder tafeltje een lieftallig zus
tertje bleek te zitten. Zoiets kon toch
niet! Ik vrees dat wij daar overigens
weinig aandacht aan schonken want al
meteen werd de lunch geserveerd.
Fantastisch! Iets waarvan we het be
staan niet meer voor mogelijk hadden
gehouden. In tegenstelling er mee de
schok toen we later vernamen dat het
genoemde jongerentransport kort na
ons ingescheept werd met bestemming
Sumatra. Dit werd getorpedeerd en
maar weinigen overleefden het. Voor
hen kwam de atoombom te laat.
P. A. REUVEKAMP
KRING
Een mens kan soms van die gekke ge
dachten krijgen, zelfs 's nachts.
Zoiets gebeurde me onlangs; het was
geloof ik al 3 uur toen ik opeens min
of meer wakker werd en hardop tegen
mezelf zei "wat een rot land is dit
toch. Regen, koud, vervelende mensen,
altijd alles hetzelfde". Ik woelde een
beetje om en dacht "ga toch slapen
man, het is nog nacht".
Op commando van de wekker stond
ik een paar uur later op, waste en
kleedde me, dronk mijn koffie, groette
mijn vrouw en begaf me naar de trein
die me naar het werk moest brengen,
elke dag opnieuw.
Toen ik de krant een uur later weer
dichtvouwde en weer "bij" was, staar
de ik naar buiten en vroeg me af wat
dat was vannacht. Was ik nou wakker
geweest of had ik gedroomd. Wat was
het toch weer?
Voor ik mezelf kon antwoorden was
het tijd om uit te stappen. Ik moest
nog een stuk lopen naar het kantoor,
het regende een beetje.
"O ja, ik weet het weer", sprak ik tot
mezelf.
Ik ging het gebouw binnen en ging
aan de slag.
Zo gek ja kan een mens soms denken.
PHILIP MIKHAËL
16