Herinneringen aan mijn Salatiga In de nummers van Moesson komt deze plaatsnaam zo af en toe voor, en elke keer als ik die naam lees, gaat er een rilling van tedere herinneringen door me heen. Ik was in 1928 11/2 jaar oud (ik ben in 1926 in Magelang geboren) toen mijn ouders naar dit prachtige bergplaatsje verhuisden. Ik heb er op de kleuter school gezeten, tegenover de militaire soos, 7 jaren op de Gouvernements Eer ste Europese Lagere School op de Toentangse weg en V/% jaar op de mulo aan de Banjoebiroese weg, tot de Jappen de school sloten. Hier in Amerika worden zoveel scholen door de leerlingen verbrand en vernield (in Nederland weten ze er ook raad mee I - Red.) en mijn dierbaarste herinneringen aan mijn 26 jaren in Indonesië zijn de 7 jaren die ik aan de 1e school in Salatiga heb doorgebracht. Ik wou dat ik weer kind was en weer naar die school kon gaan. Het was de beste tijd van mijn hele leven. Terwijl ik dit schrijf staan de tranen mij in de ogen. Mijn oudste dochter Jennifer Victoria, geboren in Salatiga op 2 maart 1950, is verscheidene jaren terug afgestudeerd aan de University of Hawaii in Honolulu en was voor slechts een korte tijd onderwijzeres aan een lagere school nabij Hilo op the big island of Hawaii, maar ze kon het niet volhouden daar de kinderen zo geweldig brutaal waren. Ze nam haar ontslag en is nu sedert vele jaren met haar echtgenoot een doodgewone tani in Kapoho, waar ze op haar 33 acres papaya's, bananen en groenten verbouwt. Ik help haar met de ver koop van een gedeelte daarvan hier op het eiland Maui. Vanwege de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende Indonesische re volutie heb ik slechts enkele na-oor- logse foto's in mijn bezit. Alle foto's uit de "goede oude vooroorlogse tijd" zijn we kwijtgeraakt en dus heb ik van Salatiga zelf niet veel over. Ik herinner me nog zo klaarhelder het Kerkplein met in het midden de Pro testantse kerk waar ik elke zondag trouw naar toe ging (thans ga ik niet meer naar de kerk), en het kleine beekje langs de Solosche weg, waar ik van school komende met mijn vrien den Didi Schilder, Joop van de Molen graaf, Jaap Hutzezon en anderen naar tjoejoes zocht en daarbij de tijd ge heel vergat, en voordat ik het wist kwam daar mijn woedende moeder met een stok in haar hand op mij af. Ook kreeg ik een geweldig pak slaag voor het roken uit njamplong pijpen, ge maakt van de njamplongs die op het schoolerf groeiden. Ik kan me nog helder herinneren het omkappen van de grote waringinboom op het achter erf van de lagere school, waarbij één der arbeiders door een grote zware terugzwaaiende tak werd doodge- kneusd. Dat hernieuwde mijn geloof dat de waringinboom "anker" was, en ik was altijd doodsbang bij het klim men naar een lajangan pedot die in zo'n waringinboom was terecht ge komen. Vliegeren en voetballen deden we al tijd op de "bult", een groot open mili tair veld grenzend aan de kampong Mritjan. Tijdens de Japanse bezetting heb ik een keertje meegedaan aan het inbreken (inklimmen) van het militaire kruitmagazijn op de "bult", waar we dan o.a. traangas stalen en dit gas kapot gooiden in de bioscoop in het midden van een filmvertoning. Op school bracht een jongen die op de rubberonderneming Getas, nabij Bringin, woonde, gedongdongs mee en deelde die uit onder ons en deze gedongdons werden tussen de school- deurscharnieren kapot gedrukt en we smulden van deze vrucht. De naam van deze jongen was Reinard; ik ben z'n laatste naam vergeten, maar hij werd altijd Reintje de Vos genoemd. Ik ben wel benieuwd waar hij nu zit. Ik heb hem vaak op de onderneming bezocht, waar we dan enkele vellen rauwe rubber stalen om er ballen van te maken. Voorts was er natuurlijk het natuur- zwembad Sendjojo, waar we het week einde vaak heen gingen. Ook het na- tuurzwembad Moentjoel werd vaak door ons kwajongens op de fiets be zocht. Met mijn vader ging ik vaak per prauw via de kali Sratèn naar de Rawah Pe ning en we kwamen altijd beladen met vis en gevogelte thuis (mijn vader was een vogeljager - ik daarentegen heb het hart niet een vogel kwaad te doen). Pak Soemo met wie we erg bevriend waren en die in kampong Sratèn woon de, was werkzaam bij het departement van visserij naast de 1e lagere school en tijdens lunchtijd kwam ik hem altijd opzoeken en leerde hij mij het maken van een werpnet. Op bijzondere gelegenheden gingen we met de Esto bus (eerste Salatiga- sche Transport Onderneming) 15 km de bergen in naar Kopeng, waar we dan van de ijle berglucht genoten en van de bevolking heerlijke aardbeien en andere Europese vruchten kochten. Zwarte frambozen groeiden overal in het wild. Maar Kopeng was toch wel een beetje te koud (1500 meter boven zee) om er werkelijk van te genieten. Salatiga (600 meter) was "just right". Ik herinner me nog al de lieve meisjes waar ik heimelijk op verliefd was: Tientje Seiler, Frieda Middendorp, Tati Soewandi (dochter van onze huisdok ter dr. Soewandi), Connie en Winnie Inen (zij woonden in Malang maar brachten elke vakantie in Salatiga bij hun grootouders Hutzezons door), Ine ke de Groen. Wat is het toch jammer dat die tijd voorbij is. Toen ik daar nog woonde droomde ik over Hawaii en Tahiti, maar nu weet ik met zekerheid vast te stel len, dat er geen prachtiger land op aarde is dan ons voormalig Indië. Ook durf ik zeggen dat er geen lieflijker volk is dan het Indonesische volk (af gezien natuurlijk van de voor ons zo ellendige bersiap-tijd). SINJO MANFRIED W. PARIJS Kula, Maui, Hawaii Het Kerkplein in Salatiga. 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 12