Een Brits Viceroy tussen Hollandse G.G.'s of Lord Minto in de kelder door Dr. H. J. de Graat Wellicht heeft een bezoeker van het Paleis Rijswijk zich eertijds verbaasd over de aanwezigheid van het portret van een Engelse onderkoning van India tussen de vele conterfeitsels van Nederlandse Gouverneurs-Generaal. Wat deed deze vreemde eend daar in de Nederlands-Indische bijt? Men zal echter dienen te bedenken, dat in de z.g. Engelse tijd, die van 1811 tot 1816 viel, de befaamde luitenant-gouverneur (dus eigenlijk: plaatsvervangend bestuurder) Thomas Stamford Raffles feitelijk de plaats innam van de echte gouverneur-generaal of onderkoning, Gilbert Elliot, earl of Minto, zijn opperbaas. Deze was de vice roy van Brits-lndië, waar hij in het smoorhete Calcutta resideerde. Dat neemt natuurlijk niet weg, dat wij bij het Britse bewind over ons Indië meestal alleen aan Mr. Raffles en zijn door hem ingestelde en door de Ne derlanders vervolmaakte Landrente denken, die nu misschien nóg wel be staat. Inderdaad heeft deze heer sterk zijn stempel blijvend ook op ons be wind over Indië gedrukt. Evenwel ge loof ik niet, dat er tussen Raffles en zijn chef in Calcutta ooit ernstige con flicten zijn gerezen. Beide heren wa ren van dezelfde vrijzinnige richting, die de Engelsen, geschrokken van de Amerikaanse vrijheidsoorlog en zijn fatale consequenties, zijn ingeslagen met de noodlottige gevolgen in Zuid- Afrika (twee Boer-wars en de afschei ding in 1962). Toen het Engelse bewind enige jaren zijn in eigen ogen heilzame invloed op ons eiland-lndië had uitgeoefend, in tegenstelling van hetgeen de "bruut" Daendels zou hebben uitge spookt, rees de algemene wens op om een welgelijkend portret te mogen bezitten van de opperste gebieder, daar in het verre India, de onderkoning Lord Minto. Het is niet duidelijk, of dit verlangen het eerst geuit is door de Britten, dan wel door de met het nieuwe regime enigszins verzoende Nederlanders, die ook niet zo dal wa ren geweest op Daendels en diens Napoleon-bewondering. Het eerste lijkt mij het waarschijnlijkste, n.l. dat het verlangen naar een welgelijkend por tret van de opperlandvoogd eerder bij de Britten dan bij de Nederlanders is opgekomen. In elk geval: naar Cal cutta, de toenmalige hoofdstad van "British India" ging een verzoek om een conterfeitsel van de "onderko ning", doch men had daar reeds spon taan een niet al te groot portret van de onderkoning door de reizende kunstschilder G. Chinnery laten ver vaardigen en dit opgezonden. De toe zending en het verzoek kruisten dus elkaar. Dit eerste schilderij moet in het begin van 1813 Batavia hebben bereikt. Het portret werd begroet met saluut schoten der vloot, of het de onder koning zélve was. Een commissie van ontvangst stond gereed om het kunst- werk in ontvangst te nemen. Genoem de commissie bestond, o.a. behalve uit de luitenant-Gouverneur Raffles zelve, uit de heren Siberg, gewezen gouverneur-generaal van 1801 tot 1805, en de bekende heer Nikolaas Engel hard, de door Raffles afgezette, laatste gouverneur van Java's Oostkust (Java ten oosten van Tjirebon), dus zeker niet de eersten de besten. Voorlopig werd het schilderij opgehangen in het gebouw, waar na Daendels' ontruiming en afbraak van het oude Kasteel, het centrale bestuur, ook het Britse, ge vestigd was. Dit gebouw op de hoek van Molenvliet en Prinsenlaan, "Gaan derijenburg" geheten, stond in de volksmond bekend als "Kantor Ba- roe" en werd reeds opgeluisterd door de portretten der Nederlandse Gou verneurs-Generaal, van Pieter Both en Jan Pietersz. Coen af tot de laatste tijd. Evenwel in Calcutta had men intussen de bestelling van het tweede portret ontvangen en Chinnery was opnieuw aan het werk getogen, ditmaal voor een groter en statiger schilderij, dat het eerste in pracht en praal zou over treffen. Ook dit werd naar Batavia gezonden en een jaar later, zo tegen het einde van 1814 moet het daar aangekomen zijn. Men wilde aan dit voornamere portret niet minder eer bewijzen, dus: opnieuw kanongebulder op de rede, een commissie van ont vangst enz. Doch wat zou men met deze tweede afbeelding van de vice roy beginnen? Alvorens deze vraag te bespreken, een enkel woord over de vervaardiger van al dit schoons, George Chinnery. Deze was geboren in 1774, vermoede lijk in Londen, waar zijn vader even eens het penseel hanteerde. Hij was een z.g. reizend schilder, die niet zo zeer zijn inspiratie, als wel zijn fortuin vooral in de koloniën zocht, zoals er in die tijd wel meer waren. Men denke bij ons aan Reydt en Rach, een Duit ser en een Deen. Zo werkte Chinnery behalve in Londen, ook te Calais, in voor-lndië, China en in de Portugese kolonie Macao. Daar kwam hij in 1852 te overlijden. In het begin dezer eeuw werd er veel werk van hem gevonden, Het eerste door George Chinnery vervaar digde portret van Lord Minto, dat door de Engelsen na beëindiging van hun bestuur over Java werd meegenomen en aan Raffles werd geschonken. Voorheen bevond het zich in het huis van de Colonial Secretary in Singapore. meestal klein werk, olieverfschilde rijtjes, waterverf-, pastel- en gouache tekeningen, die lange tijd in porte feuille gebleven waren en nu de aan dacht op deze niet geniale, maar wel knappe schilder vestigden. En zo wa ren dus in Batavia, in hetzelfde ge bouw van dezelfde meester twee por tretten van India's opperbestuurder aanwezig hetgeen wat te veel van het goede was. De oplossing voor de vraag, wat met het tweede, grotere statieportret aan te vangen werd dra gevonden. Men zou het grote portret aan de Bataviase Sociëteit "De Harmonie" overdragen. Dit was tóch een halve staatsinstelling en zijn nieuw gebouw op Rijswijk na derde zijn voltooiing. De portretten der Nederlandse Gouverneurs-Gene raal waren er al heen gebracht of zou den er spoedig heen gaan, voor welke portretten de Britten natuurlijk niet warm konden lopen. Om deze over dracht goed te begrijpen dienen we eerst iets te weten over de betekenis dezer gezelligheidsverenigingen juist in deze tijd. In het oude Batavia hadden bij zijn Westerse bewoners in het laatst der 18e eeuw grote geestelijke en maat schappelijke veranderingen plaats. On weerstaanbaar deed ook in deze ge westen de Europese "Verlichting" haar intocht op velerlei gebied. In 1767 was de eerste loge der broeders Vrij metselaren gesticht, met de toepas selijke naam van "De Ster van het Oosten". Deze beweging poogde na het soms bloedige geharrewar der reli gies in de vorige eeuwen meer ver draagzaamheid te brengen door nut tige arbeid binnen de "kolommen" van 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 6