hun "tempel". Daarna verschenen de
genootschappen met een wetenschap
pelijk of maatschappelijk doel, stre
vende naar de verheffing der mens
heid, zoals bij ons de Maatschappij
tot Nut van het Algemeen, het best
bekend als "het Nut" het "Zeeuws
Genootschap voor Wetenschappen" in
Middelburg, de "Maatschappij tot be
vordering der Proefondervindelijke
Wijsbegeerte" te Rotterdam enz.
Doch ook deden de "Sociëteiten" hun
intrede, die allerwegen in Europa ge
sticht werden, gezelligheidsverenigin
gen voor heren, en soms meer dan
dat! Tijdens de noodlottige burgertwis
ten der 80-er jaren van de 18e eeuw
kende men ten onzent Patriottische So
ciëteiten en daartegen in "Oranje
sociëteiten" en in de vorige eeuw, de
bloeitijd der Sociëteiten, zouden zelfs
de ministeries of wel plaatselijke be
sturen binnen de sociëteitsmuren ge
formeerd te zijn. In Arnhem had men
zelfs twee Sociëteiten: een van Gel
derse aristocraten in de Koningsstraat,
de ander buiten de stad, voor oud-
Indischgasten. Thans is dit eertijds zo
krachtig levend instituut stervende.
Ook in Batavia werd tenslotte een
Sociëteit opgericht. Dit moet na het
jaar 1776 geschied zijn, want toen ver
klaarde de latere Gouverneur-Gene
raal de Klerk, bekend door zijn nog
bestaand buitenhuis aan Molenvliet,
dat nu het "Arsip Nasional" herbergt,
"dat men te deser hoofdplaats de
levenswijs zooveel mogelijk diende te
beschaven door het opregten van pu-
blicque samenkomsten, die de zeederi
verbeterden en gelegenheid gaven tot
gepaste huwelijken! Hij verwachtte dus
van een Sociëteit meer dan louter ge
zelligheid. Hieraan ontbrak het immers
in het oude Batavia geenszins. Men
telde er niet minder dan honderd en
twee kroegen, waarvan vele met da
mesbediening, b.v. zelfs tot twaalf
stuks toe. Dit dozijn zal zich wel niet
uitsluitend tot het presenteren van
glaasjes jenever hebben beperkt. Doch
déze vrouwenbediening droeg weing
bij tot verhoging der beschaving en
nog minder tot het sluiten van goede
huwelijken.
Het is dus begrijpelijk, dat in Batavia
ook een Sociëteit werd gesticht, en
wel in een dier deftige huizen in de
Buiten Nieuwpoortstraat, waarvan ik in
mijn eerste tijd nog de droevige res
tanten heb mogen zien. Doch over
deze eerste Bataviase Sociëteit is bit
ter weinig bekend. Wij weten niet veel
meer, dan dat zij "de Harmonie" heet
te, net als de latere instelling en wij
mogen vermoeden, dat zij haar leden
wel grotendeels uit de vervallende,
door malaria verpeste benedenstad zal
hebben betrokken.
G.G. Daendels, die zich overal mee
bemoeide en alles wilde organiseren
zag in de verplaatsing der Sociëteit
uit de ongezonde Benedenstad, naar
de plek, waar hij zijn nieuw Batavia
had gedacht, een middel om de Euro
pese oudgasten naar het gezondere
Weltevreden te lokken.
Hij liet daartoe overleg plegen met de
vooraanstaande leden der Sociëteit en
wist hun medewerking te verkrijgen.
Hij betoogde, dat het noodzakelijk
was, de "tegenwoordige lugubere en
in de besmetting van een Batavia-
schen dampkring deelende situatie" te
ontvluchten. Slechts weinige "eerste
ambtenaren waren daarom nog leden
der Sociëteit en voor de volharders
in het oude Batavia was het een
"gevaarlijk verblijf voor hunne gezond
heid". Op de nieuwe plaats der So
ciëteit zou men gezonde lucht ademen
en zou men de "invloed der pestiale,
eigenlijk gezegd Bataviasche lucht,
niet te vreezen". U ziet het, de moe
raskoorts werd aan de kwade lucht
(mal-aria) toegeschreven, en niet aan
de schuldige muskieten. De financiën
Het tweede statieportret van Lord Minto
door Chinnery in Calcutta geschilderd. Het
werd na de souvereiniteitsoverdracht met de
andere G.G. portretten naar Nederland ver
scheept en bevindt zich thans nog steeds
in het depot van het Rijksmuseum in Am
sterdam.
zouden geen bezwaar opleveren. De
weeskamer, die toch over miljoenen
(2.400.000 Rijksdaalders) beschikte zou
graag de luttele 75 tot 80.000 rijksdaal
ders voorschieten, want zo bracht het
geld nog wat op Bovendien mochten
de aannemers van de afbraak van Ba-
tavia's wallen, die twee maal sultan
Agong's scharen gestuit hadden, de
koraalsteen voor de Sociëteit benut
ten, maar niet de bakstenen; die ble
ven voor het Gouvernement. Ook stel
de dit zeer genereus een metalen hei
blok voor het heien beschikbaar. Men
kon dus met het werk beginnen. Ar
chitect was een zekere Jongkind, fa
milie van de latere kunstschilder? De
uitvoerenden waren natuurlijk Chine
zen. Daar de totale kosten op slechts
105.000 rijksdaalders geschat werden,
behoefden de Sociëteitsleden slechts
weinig bij te dragen.
Daendels heeft het gebouw op de hoek
van Rijswijk en Rijswijkstraat nooit vol
tooid gezien, want toen hij op 29 juni
1811 Java vaarwel zeide, was men
nog druk aan de gang. Maar toen kwa
men de tegenvallers. De Britten, die
de zee beheersten, kaapten de hout
vlotten uit Oost-Java met balken voor
vloeren en daken. Door de inflatie
stegen de prijzen enorm. De Chinese
aannemer klaagde steen en been. De
arme G.G. Janssens, die zijn armen vol
had met de landsverdediging, moest
de noodkreten van het Sociëteitsbe-
stuur aanhoren en kon er niets meer
aan doen. Tijdens de verovering van
Java door de Engelsen lag het werk
volkomen stil.
Verbetering kwam er pas met het
nieuwe, Engelse bewind, vertegen
woordigd door de figuur van Thomas
Stamford Raffles, de Luitenant-Gou
verneur. Bij deze vonden de klagende
Sociëteitsbestuurders een open oor.
Ook hij erkende het bestaan ener
bloeiende Sociëteit als een algemeen
belang. Zij was bevorderlijk "to the
comfort and convenience of the Euro
pean inhabitants of Batavia", zodat de
onvoltooide gebouwen, bestemd voor
de "Society House at Riswick" zouden
afgemaakt worden. Raffles achtte dit
nuttig ter bevordering van de "Social
meetings and intercourse between the
English and Dutch habitants".
Het zou dus de verbroedering van
"British" en "Burghers" bevorderen.
Vandaar, dat het "Gouvernement"
gaarne wilde bijdragen in de bouw
kosten, die inmiddels tot 160.000 rijks
daalders waren gestegen, mede door
de waardevermindering van het geld.
Vandaar dat de Engelsen meer moes
ten voorschieten. Er was dus weer
volop geld, er kwam ook een nieuwe
aannemer, in plaats van de failliete
Chinezen, de Maleier Abdoel Hamid,
en zo toog men opnieuw onvervaard
aan de arbeid. Eindelijk, op 14 augus
tus 1814, was het bouwwerk voltooid.
Het zag er nu heus niet gek uit, voor
al de prachtige balzaal met zijn schit
terend plafond - maandelijks zou er
een avondje worden gedanst. Dan de
kolfbaan, waar het oud-vaderlandse
kolven zou worden beoefend, maar
ook de leeszaal met de ruimten voor
de collecties van het Bataviaasch Ge
nootschap enz.
Daar het Gouvernement er zo veel
geld in gestoken had, behield dit zich
het recht voor, om het fraaie gebouw
mede te gebruiken, onder meer, omdat
men in het "paleis" te Rijswijk ruimten
voor representatieve doeleinden mis
te, welk euvel tot 1870 bleef voort
bestaan.
Het moet omstreeks deze tijd geweest
zijn, dat het Engelse Bestuur besloot
om de portretten der Nederlandse
Gouverneurs-Generaal naar de nieuwe
Sociëteit over te brengen. Het lijdt m.i.
weinig twijfel, of het nieuwe grote
statieportret van Lord Minto zal die
Hollandse braven daarheen gevolgd
zijn, want wellicht zou deze indruk
wekkende afbeelding van de grote
heer in India de loyaliteit der "Dutch
burghers", versterken.
(lees verder volgende pagina)
7