BBL EEBST
AURORA
Telefoon: 020-199377/199396
derig geworden door de zware regen
val van de afgelopen dagen en het
rook naar vocht en rottende vegetatie.
De Koemkoems en ajam maleo's lieten
hun stem horen, terwijl de altijd aan
wezige muskieten je geen moment met
rust lieten en met een eentonig ge
zoem om je hoofd zweefden.
Ik had mij op een omgevallen stam zo
goed mogelijk geïnstalleerd en stak
een van Nelle op. De muskieten in
wolken rook zettend, wachtte ik de
gebeurtenissen af en genoot van het
leven in deze rimboe, met zijn talrijke
bontgekleurde insecten, hagedissen en
vogels. Patjets (bloedzuigers), die zich
op mijn kleding en schoeisel hadden
genesteld, behandelde ik met de gloei
ende punt van mijn sigaret. Ze lieten
zich dan spoedig vallen.
Ik had zo enige tijd gezeten en terwijl
ik enkele paradijsvogels bewonderde,
die met hun witgouden veren in de
kruin van een hoge boom zaten te
pronken, hoorde ik de scherpe knal
van een geweer en de bijna gelijk
tijdige inslag van een kogel.
Met enorm gekraak en gestamp van
poten daverde "iets" schuins voor mij
langs, als een olifant die door het
kreupelhout breekt. Het geluid stierf
weg, zonder dat ik in de gelegenheid
was geweest om ook maar iets te zien
van de veroorzaker van het lawaai.
Al spoedig liet Pieters zich zien en
vertelde mij het verhaal van een grote
casuaris die zich voor zijn loop ver
toonde en waarop hij een schot had
gelost. De zwarte massa viel, doch
stond gelijk weer op nog vóórdat hij
een nieuwe patroon in de kamer had
kunnen schuiven. Afgezien van enke
le druppels bloed die wij ontdekten,
vonden wij verder niets, hoe intens
er ook gespeurd werd. Inmiddels kon
digde de schemer zich aan en wij be
sloten Janssen op te pikken. Voordat
de duisternis viel, zouden wij het
zware woud uit moeten zijn. Aldus
gebeurde en thuisgekomen werd de
strategie voor de volgende dag onder
genot van een bak koffie toebroek be
sproken. Pieters zou met Janssen de
aangeschoten casuaris gaan zoeken,
terwijl ik met een zekere Daud het
woud in zou gaan, in de hoop een
wild zwijn te kunnen verschalken.
De suizende Petromax (druklamp) werd
uitgemaakt en wij begaven ons ter
ruste, teneinde de volgende dag fit te
zijn voor de jacht.
Het zal zo een uur of elf in de avond
geweest zijn toen wij werden opge
schrikt door een schot, dat boven onze
hoofden werd afgevuurd. Er klonk enig
geritsel tegen de zinken wand aan ons
voeteneind, dat afkomstig bleek te zijn
van een stuiptrekkende rat. Pieters
had het beest met zijn flobert (cal. 22)
doodgeschoten en hield het nu bij zijn
staart. Uit de neusgaten van de rat
druppelde wat bloed. Een ieder heeft
zo z'n eigen manier om ongedierte op
te ruimen, dachten wij en sliepen die
nacht verder ongestoord.
Ternauwernood aan een aanval
ontsnapt.
Bij het aanbreken van de dag stapten
wij met z'n vieren in de GMC en ver
trokken. Op een bepaald punt aange
komen parkeerden wij de truck en
zouden te voet verder gaan. Zoals af
gesproken gingen Pieters en Janssen
achter de aangeschoten casuaris aan,
in de hoop hem te vinden, terwijl Daud
en ik ergens het woud introkken om
naar hun legers terugkerende zwijnen
te verrassen. Beesten, die na een
nacht eten zoeken moe naar hun legers
terugkeren, zijn nonchalant en niet
meer zo waakzaam als in de voor
avond.
Het lag in onze bedoeling tot een uur
of acht in de ochtend naar zwijnen te
speuren en daarna op vogeljacht te
gaan.
Het was ongeveer halfzeven toen wij
het bos introkken en we hadden zo'n
anderhalf uur voorzichtig en geruisloos
rondgeslopen. Moe van de inspan
ning, kwamen wij aan de voet van een
met zwaar geboomte en varens be
groeide helling. In een van de woud
reuzen liet een koemkoem zijn och-
tendgekoer horen en ik vroeg Daud
om de vogel met zijn flobert naar be
neden te halen. Hoe Daud ook rond
de boom sloop, hij kon 'm niet onder
schot krijgen. Weldra hoorde ik wiek-
geklapper en weg was de koemkoem.
"Dia su terbang" (hij is weggevlogen)
zei Daud op fluistertoon en ik knikte
bevestigend. Wij zouden net verder
gaan, toen vaag hoefgestamp klonk op
W
W IVVltn
TRAVFI CFRVITF RV
Clauskindereweg 28,
1069 HN - Amsterdam-Osdorp
Kantooruren: ma. t/m vr. 09.00 - 17.00 uur,
zaterdag tot 12.00 uur.
de kalkachtige bodem. Daud trok mij
aan mijn arm en zei: "babi" (zwijn).
Rechts vóór ons klonk geritsel in de
varens. Op een afstand van circa twin
tig meter van ons vandaan boog het
geritsel naar links af en kwam toen
onze richting op.
Wij zaten reeds gehurkt en met het
geweer in de aanslag te wachten. Op
een gegeven moment zou hij links van
ons langs moeten komen en een open
plek passeren. Hierop wachtte ik en
hield mijn Hornet gericht op die open
plaats. Op het moment dat hij over
stak, keek ik door de kijker en zag
een enorm zwijn in het vizier verschij
nen. Ik drukte af I
Toen de scherpe knal klonk, sprong
gelijktijdig met woest geschreeuw het
zwijn voorwaarts, keerde zich en kwam
met een snelle rush mijn richting op.
Vlug achterwaarts gesprongen, ge
weer herladen en op goed geluk een
nieuw schot afgevuurd op het vóór
mij langskomende beest. Dankzij deze
snelle reactie ontliep ik een mogelijk
voor mij fatale aanval.
Rechts van mij hoorde ik geritsel in
een boom. Daud had een veilig heen
komen gezocht en bevond zich in de
top. Intussen verdween het zwijn over
de heuvelkam in een moerasachtig dal,
dat begroeid was met sagoduri en rot-
tan. We hoorden enig geplons en ge
kraak, waarna diepe stilte viel. Het be
tekende, dat wij in dicht en haast on
doordringbaar struikgewas naar een
gevaarlijk zwijn moesten zoeken. Snel
de twee verschoten patronen ver
nieuwen, kijker eraf en er achteraan
dacht ik.
Daud die inmiddels, wat verlegen, uit
de boom geklommen was weerhield
mij echter van prompte actie. Laten wij
eerst een sigaret roken, zei hij, en
het zwijn tijd geven om te verloederen
waardoor zijn waakzaamheid zou ver
slappen. Hij had gelijk en op de heu
vel, niet ver boven het moeras waarin
het zwijn verdween, rookten wij onge
duldig ons shagje. Na een minuut of
tien daalden wij langzaam en speurend
af in het dicht begroeide moeras. Hier
en daar zagen wij zich oplossende
bloedplekken in het water, waardoor
wij de gelegenheid kregen het spoor
vrij makkelijk te volgen. Telkens even
stoppen en aandachtig de ondergroei
bestuderen was de boodschap alvo
rens verder te gaan. Zo ging dat door,
totdat wij op vaste doch modderige
grond aankwamen. Iets verderop von
den wij een plaats waar hij gelegen
had. Afdrukken van zijn forse lichaam
en bloedvlekken waren duidelijk zicht
baar. Hij had zijn wonden getracht met
klei dicht te smeren I Tussen de tien
tallen sporen die door het modderige
woud liepen, zou het een moeilijke
taak worden om de zijne te herkennen.
Vanaf de ligplaats besloten wij om
ieder een eigen richting te gaan en
cirkels te beschrijven. Wij hoopten
(lees verder pagina 15)
11