ill M
Jeanne Oostenbroek-Pitters en Frits Oostenbroek in de voorgalerij van hun huis op Kajoon
in Soerabaja, 1914.
Jan, de meest zachtaardige, werd di
recteur van Volkscredietbanken in Pa-
lembang en Tjiandjoer. Willem maakte
een goede carrière bij de Douane en
woonde op Kebon Sirih in Batavia en
was gek op dieren. Telkens als hij een
premie had verdiend voor het achter
halen van een partij gesmokkelde o-
pium gaf hij een uitgebreide slametan
voor familie en kennissen.
Henri Oostenbroek was boekhouder
en zakenman te Buitenzorg en Batavia.
Hij woonde in een groot huis niet ver
van de Plantentuin. Hij overleed vlak
voor de bevrijding in 1945.
Oom Willem en mijn vader, Frits, kwa
men ook om in de Jappenkampen.
Mijn vader, Frederik Lucas Oosten
broek, trouwde met Maria Pitters. Hij
was boekhouder bij de Sabang Kolen
Maatschappij en mijn wieg (ik was het
vierde kind) stond op het strand van
de prachtige baai van Sabang. Koop-
vaardij-officieren die ons vaak kwamen
bezoeken, zijn er misschien de oorzaak
van geweest dat ik later ook bij de
koopvaardij wilde.
Mijn tweede ideaal was leraar M.O.
aardrijkskunde, misschien ook voort
spruitend uit het feit dat ik zo jong al
heel wat van de wereld had gezien.
Ik heb veel van mijn vader geleerd;
hij bracht mij liefde bij voor mens en
dier, voor de natuur, voor muziek, de
eigen taal en de vreemde talen (hij
sprak goed Engels en Frans). Hij liet
mij zijn foto's ontwikkelen en afdruk
ken, ik moest zijn postzegels van de
brieven weken, drogen, sorteren en
plakken in zijn grote Lübeck Albums.
Hij heeft mij getraind accuraat te zijn
en oog te hebben ook voor de kleine
dingen; je mocht niets over het hoofd
zien.
Ennooit een verwijt of een hard
woord als ik het niet goed had gedaan.
Na Sabang is hij te Soerabaja in de
"handel" gegaan (vanaf 1911-1912).
Hij was als importeur van Studebaker-
auto's en Hima-rijwielen, en later van
sigaren en sigaretten, niet het type van
de gewiekste handelsman, daarvoor
was hij te zacht, te goed en te op
recht. Maar zijn goede verhouding tot
mensen van allerlei slag, geloof, ras
of huidskleur heeft hem geloof ik ge
maakt tot een onderhandelaar in wie
een ieder vertrouwen had. In 1927 trok
hij zich terug uit het handelsleven en
trad in dienst van de "Centrale Kas"
waar hij een controlerende functie
kreeg bij het Volkscredietwezen. Hij
overleed in 1944 in een Jappenkamp
en ik heb hem dus na de oorlog niet
meer meegemaakt.
In 1917 - dus midden in de eerste we
reldoorlog - ging het hele gezin vanuit
Soerabaja via Singapore, Hongkong,
China, Japan en de U.S.A. naar Neder
land; de reis duurde 9 maanden en
binnen een jaar na aankomst in Hol
land stierf mijn moeder te Amsterdam
(april 1919). Zij was toen nog maar
36 jaar oud; Haar te hebben moeten
verliezen toen ik pas 11 jaar was, heeft
een stempel gedrukt op mijn verdere
leven.
Ik ging op de lagere school in Soera
baja en Amsterdam, 1918-1919. In Soe
rabaja de eerste 3 klassen op de Sim-
pangschool, op de Gentengschool za
ten we "gemengd". Daar kreeg je han
denarbeid van juffrouw Wilson, mand-
jesvlechten, dat was leuk. Maar toen
ze met Europees verlof ging moesten
de jongens meedoen met de handwerk
lessen. Zo heb ik leren zomen, stikken,
kant aannaaien, ook entre-deux Mijn
vader dreigde mij met een pakslaag
als ik voor handwerken een voldoende
zou halen. Op mijn rapport prijkte
een 7
H.B.S.-tijd in Soerabaja. Ik maakte het
50-jarig bestaan mee, een week sport
en feesten I Onze HBS-reünies in Den
Haag zijn nog steeds kostelijk, de
oude band bestaat nog steeds, al zie
je hoe langer hoe minder leeftijdge
noten.
Na de HBS heb ik een middelbare- en
een hogere PTT-opleiding gehad. De
eerste duurde 2 jaren en de tweede 2V2
jaar. Tussen beide opleidingen (te
Bandoeng) lag een tijdvak van 8 jaren,
die ik te Soerabaja (hoofdpostkantoor,
telegraafkantoor, telefoondistrictskan-
toor) en te Bandoeng (Hoofdbestuur
PTT, bij de "Roemah Saté") doorbracht:
Het aantal vakken waarin gedoceerd
werd en de hoeveelheid stof waren
niet gering, doch zeer interessant, ook
de telegraaf-, de telefoon-, en de ra
diotechniek behoorden daartoe. Je
moest ook 3 telegraafbrevetten halen.
Ik heb het fijn gevonden om na de
oorlog (zowel vóór als na de souve-
reiniteitsoverdracht) gedurende vijf ja
ren docent te zijn geweest aan dezelf
de opleidingen.
Ik trouwde in mei 1937 te Bandoeng
met Marie van Rijn, die ik als collega
leerde kennen in 1929. Wij woonden te
Bandoeng en in Tegal (tot aan onze
internering), na de oorlog in Australië,
Nederland (Beesd en Zandvoort), en
weer te Bandoeng (tot april 1953).
Riet en Bob Oostenbroek, vier kinderen,
10 kleinkinderen en een welbesteed leven.
Daarna in Bilthoven, Rijswijk (Z.H.),
Den Haag, Amsterdam en (nu) in De
Meern (Mijn jongste zoon - nu chirurg -
heeft op 6 Lagere Scholen gezeten I).
In Tegal was ik directeur van het Post
en Telegraafkantoor van juni 1940 tot
aan mijn internering in juli 1943; mooi,
prettig kantoor, goed personeel, dat
tijdens de bezetting (ik kreeg 2 Japan
se officieren permanent op kantoor)
loyaal bleef jegens mij en mijn gezin.
Mijn 2 dochters zijn er geboren (1941
en 1942). Ook mijn vrouw en drie kin-
(lees verder volgende pagina)
13