Speelpauxespelletjes •CD- Als er een jongen, met een belletje, hard over het schoolterrein en de -galerijen rende, wist een ieder het. Dan was het pauze. "Pause" zeiden de kinderen en de skolahs. Dan beëindigden de onderwijskrachten hun les en stroomden de lokalen leeg. Leo was vaak één van de bevoorrechten die een stoel voor de juffrouw of de meester op de galerij mocht zetten. Kan men wel van een voor recht spreken, want de meeste begintieners hadden wel iets anders aan hun hoofd. Er moesten nog spelletjes worden gedaan. En een half uur was maar kort. Leo deed het liefst aan knikkeren. "Klentjie", werd het ook wel genoemd. Dan werd er snel, met een stok, een streep in het zand getrokken. Op enige meters van een gegraven, of reeds van de vorige malen bestaand, kuiltje. Dan werd er ook nog gezoet wie er achtereenvolgens mocht spelen. De kunst was om je knikker in één keer in het gat te mikken. Dat lukte slechts een enkele keer. Dan wachtte je af tot een ieder z'n beurt had gehad en probeerde het nu op nieuw, maar van de plaats af waar je eigen knikker, na de beginworp was te rechtgekomen. Dat ging wel wat anders. De knikker werd tussen de toppen van de duim en de middenvinger van de linkerhand genomen en daarna weggeknik- kerd door de zich ontspannende middenvinger van de rechterhand, die eerst door de duim van diezelfde hand was gespannen. Vanzelfsprekend geldt dit allemaal voor rechtshandigen. En daar behoorde Leo bij. Het huidige golfspel in het klein. Wanneer de knikker in de buurt van het kuiltje was gekomen, kwam het meest spannende moment. Er werd met de ogen en de vingers van de al of niet gespreide hand, gemeten. De stuiter mocht niet langs of voor het gaatje stoppen, want dan kreeg een ander een kans. Diegene waarvan de knikker het eerst in het kuiltje, van ongeveer 10 cm doorsnee, kreeg had gewonnen. Leo bracht ook wel eens een grote zak met stuiters mee. En daarin zaten niet alleen zijn glazen "kampioen"-knikkers maar ook stalen kogels van dezelf de grootte. Vermoedelijk kogellagers van één of ander autowiel of uit de machinefabriek van Tjin Hin, aan de Kebon Djoekoetweg Zuid. Want daar kwam de 10-jarige jongen langs, als hij, met de deleman, door zijn moeder werd gehaald. Die vele knikkers waren nodig als hij meedeed met een ander spel. In een cirkel met een middellijn van een halve meter, legde elke deelnemer een knik ker. Natuurlijk niet zijn mooiste, zoals b.v. met die prachtige groene, gele en rode strepen. Nee die niet. Maar wel waar een klein stukje van af was. Geen groot stuk, want dat was lietjiek. Een pokdalige mocht wel. Het aantal deel nemende jongens bepaalde dus het aantal kelintjies of klentjies. Want wie lette op de juiste uitspraak of bena ming als een-ieder wist dat daarmee de knikker werd bedoeld. Ook hier werd gezoet, duim is olifant, wijsvin ger is mens en pink is mier. Olifant wint van mens en mier wint van oli fant. Dat insect kruipt in "oor van oli fant". Daar werd niet lang over ge kletst. Het was nu eenmaal zo. De nummer 1 mocht proberen met een andere knikker, de ronde artikelen bin nen de cirkel, eruit te ketsen. Liefst allemaal tegelijk en anders zoveel mo gelijk. Dat gebeurde van enige afstand. Misschien wel 2'/2 tot 3 meter er van daan. Als je een kleine jongen bent lijkt alles veel groter of verder. Als het meezat en het Leo's beurt was, deed hij als de anderen. Linkerbeen met voet voor de al of niet denkbeel dige streep. Het gebogen bovenlichaam erboven. Rechterarm gestrekt naar achteren met de knikker in de gebalde vuist. Zo laag mogelijk boven de zan derige, droge grond. Ogen strak ge richt op de vele doelen, om het mid delpunt van de cirkel. Vervolgens met een korte, krachtige ruk de hand naar voren slingeren en de knikker, op het juiste moment, loslaten. Zodat het als kogel op de groep objecten vloog. Het volgende kan gebeuren. De knikker komt met zo'n kracht tussen zijn soort genoten terecht dat die allemaal bui ten de kring ketsen. Of gedeeltelijk er binnen blijven. Of dat alles bij het oude blijft omdat het projectiel erlangs of eroverheen scheert of terugstuitert. Valt ie binnen de cirkel, dan is ie ver loren want dan wordt de knikker aan de groep toegevoegd. Al de knikkers, overgebleven binnen de kring worden weer op een hoop gelegd totdat alles "op" is. Nadat telkenmale begonnen werd met de laatste winnaar, die dus best de nummer 1 kan zijn. En dan herhaalt het spel zich, totdat het bel letje het einde van de pauze aan kondigt. Als de meisjes, al of niet gearmd, zich niet bezig houden met elkaar verhaal tjes, al lopend, te vertellen, dan zijn ze wel bezig met hun spelletjes. Leo her innert zich dat zijn zusjes, met hun vriendinnen, aan het bikkelen waren. Of krijgertje speelden. Of aan het touwtjespringen waren. Hun ravotten was niet zo hard als het "diefje" of het "paardrijden" van de jongens. Wat jongens en meisjes wel samen konden doen was "nggatriek", een spelletje met 2, van de bast ontdane stokjes van 30 cm lengte. Vaak werd er een stuk bast, van on geveer 10 cm, niet verwijderd omdat die plaats als handvat fungeerde. De kunst was om door middel van het ene houtje, het ander zo ver mogelijk weg te slaan. Het slaghoutje diende dan verder als maat, om de geslagen af stand te meten. Wie het verst had ge slagen had gewonnen. En dan dat opgooien van plaatjes met afbeeldingen van helden uit de wajang- verhalen en de diverse seriefilms. Zo als de 2 clowns Semar en Petrok en de Hollywoodsterren Tom Mix, William S. Hart, Alice Fay en anderen. Die plaatjes waren verpakt bij de cigaret- ten van de diverse fabrieken, waarvan die van Mac Gillavry te Ambarawa, de bekendste was. Dat kan Leo zich nog heel goed herinneren want zijn vader rookte dat merk. Als een plaatje met de rug naar boven kwam te vallen, had de eigenaar ervan, verloren. Om dat te voorkomen, werd er danig met de duim en de wijsvinger van de rechter hand aan "gekruld", terwijl het met de linker stevig werd vastgehouden. Dat krullen gebeurde door het prentje nagenoeg vastgeklemd, tussen beide genoemde vingers, te trekken. Op het laatst zagen de diverse helden er ver- fomfraaid en "gebarsten" uit. Althans hun beeltenis. Leo wist ook heel goed wat "kerem" betekende. Dat was als zijn tol als enige in de cirkel overbleef en de an dere jongens met de stalen of ijzeren punt, van hun tollen, dat eigendom probeerden te vernielen. Getolereerd overigens, volgens de regels van het spel. De regels die vaststelden dat er eerst een grote cirkel werd getrokken. Een tol werd als middelpunt gebruikt, doordat zijn ijzeren punt werd verbon den met die van een ander. Vervol gens deze tweede tol om de eerste heen werd gedraaid, waarbij het touw tje de straal, en dus ook de grootte van de cirkel bepaalde. Dan ging het geïmproviseerde gereedschap naar de respectievelijke eigenaars terug. Net als bij het knikkeren, legde elke deel nemer zijn bezit, in het midden van de kring, bij de andere. Behalve de eer ste, door het zoeten of sjoeten, zoals de kinderen zeiden, bepaald. Die wond heel omzichtig het touw om de spijker, en de onderkant van de houten tol. Pakte het artikel vervolgens zorgvuldig tussen duim en middelvinger van de rechterhand, waarbij de wijsvinger op de bovenkant van het voorwerp kwam te rusten en het grootgeknoopte touw eind stevig tussen de onderste kootjes van middel- en ringvinger werd ge klemd. (lees verder volgende pagina onderaan) 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 16