m door Dr. H. J. de Graaf De bronzen leeuw bij Brussel en de houten leeuw in Weltevreden Op 10 juli 1825 had te Brussel, dat toen een der hoofdsteden van het verenigd Koninkrijk der Nederlanden was, de oprichting plaats van het Genootschap van Waterloo. De bedoeling dezer luisterrijke vereniging was "het aandenken van de glorie rijke dagen van 16 tot 18 juni 1815 te vereeuwigen", dus te verhinderen, dat de bloedige slagen bij Quatre Bras en Waterloo, waaraan zowel Noord- als Zuid-Nederlanders een roemrijk aandeel hadden gehad, in het vergeetboek zouden geraken. Jaarlijks zou men daarom "eene stichtelijke karavane naar de velden van Water loo ondernemen, zijnde een "begrafenisbezoek bij de schimmen van onze brave verdedigers", en wel op de eerste maandag na de 18e juni, welke laatste datum ook in ons vaderland nog lang gevierd werd. Ik heb op 18 juni 1915 des avonds in mijn geboortestad Rotterdam het carillon horen spelen en naar ik vernam, werd de Waterloo-dag ook in andere gemeenten zelfs nog langer in ere gehouden. In Brussel Wat kan de stoot hebben gegeven tot de oprichting der Brusselse Waterloo- vereniging? Vermoedelijk is daaraan niet vreemd geweest het grootse mo nument, dat nu al sedert ruim ander halve eeuw op het slagveld prijkt, de kolossale bronzen leeuw op zijn stenen voetstuk, dat de kunstmatige heuvel bekroont. Reeds op 10 december 1815, dus nog geen half jaar né de slag, besloot Z.M. onze Koning Willem I tot de oprichting van een gedenkteken op de velden van Waterloo, doch pas acht jaar later is daarmede een serieus begin gemaakt. Kennelijk had onze Vorst het de eerste tijd te druk met het aanleggen van wegen, het graven»van kanalen, het bouwen van vestingen, het stichten van fabrieken. Want het valt moeilijk te ontkennen, dat het Nederlandse Water loo-monument grotendeels als werk verschaffing bedoeld zal zijn. Immers, de voornaamste karwei moet het op werpen van een reusachtige heuvel geweest zijn, 300.000 m3 groot, zonder bulldozers of andere moderne midde len tot grondverzet, enkel maar met spaden en kruiwagens. Daarvoor was iedere ongeschoolde arbeider bruik baar, mits gezond van lijf en leden. De heuvel werd 40.50 meter hoog en had aan de voet een omtrek van 520 meter. Daar binnenin werd de kern gevormd door een nu onzichtbare gemetselde zuil, waarop het voetstuk van de Leeuw rust, gegoten naar het ontwerp van de Mechelse beeldhouwer Jan Lodewijk van Geel. Het moet de bekende firma Cockerill te Seraing heel wat moeite en overleg gekost hebben, om dit ge weldige gevaarte in brons te gieten en het zal ook vrij inspannend ge weest zijn, om het bronzen monster dier boven op zijn stenen voetstuk op de top van de heuvel geplaatst te krijgen. Maar hij staat er dan nu, dreigend met opengesperde muil, met dreigende klauw (gesteund door een bol), gericht naar het Zuiden, vanwaar toen het grootste gevaar verwacht werd. In 1826, na drie jaar zwoegen, waren heu vel, voetstuk en leeuw gereed. Het is echter begrijpelijk, dat toen in 1825 de voltooiing van het monument in zicht kwam, bij sommigen de ge dachte rees, dat er toch iets met, of om die eenzame Leeuw op zijn heuvel moest gedaan of gevierd worden. Het is mogelijk, dat de toenmalige gou verneur van Zuid-Brabant, Léonard Pierre Joseph, burggraaf Dubus de Gisignies het initiatief genomen heeft tot de oprichting van een Waterloo- Herdenkingsgenootschap. Tot dit ge zelschap werden niet in de allereerste plaats de oudstrijders uitgenodigd, doch voornamelijk aanzienlijke heren uit Brussel e.o. - over Dames werd in het geheel niet gesproken. De eerste deftige leden kozen natuurlijk zich zelf, oprichters zijnde, doch daarna zou over nieuwe leden geheim gestemd worden. Door deze "ballotage" met zwarte en witte bonen wilde men het gezelschap een beetje voornaam hou den. Daarentegen was de "inleg" of contributie jaarlijks slechts "drie Ne- derlandsche guldens", betaalbaar in handen van de "Schatbewaarder". Na- latigen werden natuurlijk geschrapt. De leiding was in handen van een om de drie jaar te kiezen "Raad van Com missarissen", bestaande uit een Voor zitter, een Ondervoorzitter, een Schat bewaarder of penningmeester, een Standaarddrager, een Secretaris, een Ceremoniemeester en een Econome. Wat die laatste twee heren hadden uit te voeren, is mij niet recht duidelijk, doch wel de taak van de Standaard drager. Deze moest de "Banier" tor sen, welke bestond uit een "Oranje grond, omzet in Nassaus blauw en ver sierd met zinnebeelden". Zij draagt het volgende opschrift: op de ene zijde: Aan de schimmen van onze verdedi gers. Overwinning van Waterloo" en aan de andere kant "God, den Koning Het kerkje van Waterloo, reisdoel van de jaarlijkse "karavane" van het Brusselse "Waterloo Genootschap". en het Vaderland". Een Vaandel veronderstelt een op tocht van leden, die het volgen. Doch zouden de "werkende leden" inderdaad in staat en bereid zijn, op de eerste maandag na de 18e juni de 18 kilometer van Brussel naar Waterloo te voet af te leggen? In mijn jeugd was er nog de stoomtram, maar nu doet de auto bus van de Zuiderstatie tot Waterloo er nog een half uur over. Of zouden deze heren van goede positie de pel grimstocht te paard of in eigen rijtuig hebben ondernomen? In elk geval, de Instellingen van het Genootschap be vatten hierover geen aanwijzingen, doch lieten het aan de "werkende le den" over, hierover te beslissen: te voet, te paard of per as. Doch wat zouden deze deftige heren op de kale vlakte van Waterloo, zonder de daar thans aanwezige café's en restaurants, gaan uitvoeren? Zij be zochten de R.K. kerk in het dorp Wa terloo (een viertal kilometers ten noor den van het Slagveld). Deze was oor spronkelijk een stichting der R.K. Mal- thezer Ridderorde geweest, doch in 1823 was deze kapel in een parochie kerk omgezet. Het aardige gebouw met zijn klaverbladvormige plattegrond staat er nog steeds, zij het dat men er een schip met koor tegenaan ge bouwd heeft, omdat intussen de pa rochie groeide en thans een 500 zielen telt. Het oude, klaverbladvormige deel is thans een erehal voor de Engelsen geworden, omdat aan de overkant van de straat het hoofdkwartier van Wel lington was gevestigd in een gebouw dat nu Wellington Museum heet. een ietwat rommelige verzameling. Welling ton heeft er ten minste de nacht van 17 tot 18 juni 1815 doorgebracht, van daar dat hij in zijn overwinningsbericht de slag naar het dorp Waterloo noemt, waarin op den duur ook door de an- 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 6