dere naties, die aan de strijd hebben deel genomen, hem gevolgd zijn. In derdaad vond de strijd plaats op de heuvelrug Mont Saint-Jean, een paar kilometers zuidelijker. In die kapel zou dan een H. Mis wor den opgedragen door de Aalmoeze nier van het Genootschap. Op leden benoorden de Moerdijk was blijkbaar niet gerekend, ook al was prins Frede- rik, broeder van de latere koning Wil lem II, beschermheer van de Vereni ging. Deze was zelfs Vrijmetselaar Een bijzonder kenmerk van het Ge nootschap was zijn loyaliteit aan Ko ning en Vaderland, d.w.z. de Verenigde Nederlanden. De kleuren der banier wezen daar reeds op. Men beleed de anti-revolutionaire beginselen, d.w.z. "liefde voor ons schoon Vaderland en gehechtheid aan de Koning". Men wil de dus niets weten van het oproerig geschrijf van kwaadaardige journalis ten als de Potter en dgl. Zij noemden zich dus "anti-revolutionair", wat iets gans anders beduidde dan de A.R. be ginselen van Abraham Kuyper en zijn "kleine luyden", een halve eeuw later in het Noorden. Of er in het Genootschap veel Neder lands zal zijn gesproken, moet betwij feld worden. De voorzitter, de reeds genoemde gouverneur van Zuid-Bra bant, bleek later niet veel Nederlands te verstaan en zo zullen ook wel de werkende leden, Brusselse aristocra ten, niet veel anders geweest zijn. Het was dus wel een echt Brusselse aan gelegenheid. Was immers Brussel niet de "zitplaats" van het Genootschap? In Weltevreden. Doch de oplettende lezer zal zich af vragen, wat dit mogelijk al te lang dradige verhaal over Brussel en Wa terloo nu te maken heeft met Moes son, zijn Indische achtergronden en idealen? Dit is gemakkelijk duidelijk te maken. Een maand na de oprichting van het Waterloo-genootschap werd de voor zitter, burggraaf Dubus de Gisignies door de Koning benoemd tot Commis saris Generaal van Nederlandsch-ln- dië. Z.M. was hiermede zeer ingeno men, want reeds lang te voren had hij Zuid-Nederlandse leden voor de Raad van Indië willen benoemen, ten einde ook de zuidelijke gewesten van zijn rijk voor de "gordel van smaragd" te interesseren, doch alle aangezochte heren hadden feestelijk bedankt. Nu had Dubus toegestemd en het Water loo-genootschap zou dus tijdelijk van Burggraaf Dubus de Gisignies, Commissaris-Generaal van Ned. Indië (1826-1830), eerste voorzitter van het "Waterloo Genootschap". zijn voorzitter moeten scheiden. Doch nu kwam hij, of ook wel de bescherm heer prins Frederik, op een lumineus idee. Zou het niet mogelijk zijn, om ook in de Oost een Waterloo-genoot schap te stichten? Dit zou m.o.m. een tak of afdeling der Brusselse vereni ging kunnen worden. Formeel deed daarom de Raad van Administratie (of het Bestuur) het verzoek aan Dubus om ook in de Oost-Indische bezittin gen der Nederlanden een dergelijk Waterloo-genootschap te stichten, ver bonden aan dat te Brussel, met onge veer dezelfde reglementen en instel lingen. Beide Waterloo-verenigingen zouden dezelfde Voorzitter hebben, want Du bus de Gisignies zou in Brussel slechts tijdelijk (voor een jaar of vijf) vervan gen worden. Ook zou het Bataviase Waterloo-Genootschap aan het Brus selse jaarlijks rekenschap zijner ver richtingen afleggen. Bovendien schreef Z.K.H. prins Frederik der Nederlanden nog een hartelijke brief van aanbeve ling, gedateerd 31 aug. 1825 te Laken, zijn paleis bij Brussel. Met deze brief op zak vertrok de burggraaf Dubus de Gisignies op 28 september 1825 naar de Oost, waar zijn schip op 3 februari 1826 ter rede van Batavia (Priok was er nog niet) het anker liet vallen. De volgende dag trad hij als Commissaris-Generaal op. Zijne Excellentie liet over zijn Water- loo-plannen geen gras groeien. Reeds 15 dagen later, op 18 febr. 1826 werd in 's Landvoogds hotel", het tegen woordige Paleis Rijswijk, "eene ver gadering belegd van de meest aan zienlijke, zoo militaire als civiele per sonen en wel voor de oprichting eener anti-revolutionaire vereeniging", "tot strekking hebbende om den behaalden roem en de bevestiging van het poli tiek bestaan van ons dierbaar vader land in de glorierijke dagen van den 16 den tot den 18en juni, zoo mede de nagedachtenis aan de dierbare schim men der dappere verdedigers onzer onafhankelijkheid in de velden van Waterloo te vereeuwigen". Deze opzet slaagde wonderbaarlijk. Weliswaar bleek het niet noodzakelijk om de anti-revolutionaire beginselen in dit land met zijn strak autoritair ge zag uit te dragen - dat bleek pas 22 jaar later wenselijk na de "stormach tige" vergadering in de Harmonie - doch voor een "Waterloo-genootschap" bleek wel een wassende belangstelling. Allen herinnerden zich nog de span nende juni-dagen van 1815, waarin ook de Nederlanders uit Noord en Zuid, zulk een belangrijk aandeel hadden gehad. Was niet de populaire prins van Oranje op het slagveld aan de schou der gewond Dubus slaagde er dus in, een Indische tak der Brusselse Vereniging in het leven te roepen en de volledige "In stellingen van het Genootschap van Waterloo" werden in de Javasche Cou rant afgedrukt, zo mede de namen der leden en die van het bestuur, met hun kwaliteiten. Van ballotage voor het lid maatschap kon natuurlijk nog geen sprake zijn, terwijl ook de verre tocht naar het slagveld van Waterloo ver viel. Ook de éne Roomse aalmoezenier viel niet meer te verdedigen. Er traden twee geestelijken tot het Bestuur toe, t.w. een Rooms-Katholieke en een Protestantse, en op de plechtige feest dag zou men zich gescheiden naar de (lees verder volgende pagina) ir-*------* De heuvel met de bronzen leeuw op het slagveld van Waterloo.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 7