Goden, mensen en demonen Hun samenleving op Bali (Slot) door Drs. R. L. Mellema Dat de godsdienst voor een Baliër dus meer is dan alleen maar een geloof, blijkt ook uit de omstandigheid dat deze hem een levenscode geeft en een aantal gedragsregels voorschrijft. De godsdienst is niet los te denken van het sociale systeem. Immers deze be- bepaalt de regels in acht te nemen tegenover bovennatuurlijke machten; de regels om deze machten onder controle te krijgen en tot eigen voor deel aan te wenden. Om dit te berei ken is de harmonische samenwerking van een ieder in de gemeenschap ver eist. Alleen door zulk een eendrachtige samenwerking kan de magische kracht van het dorp in stand blijven of toe nemen. Zoals de levenskracht van een mens moet worden onderhouden, moet ook de levenskracht van een samen leving worden gevoed door geregelde magische handelingen, die het goede beogen. Door slechte of verkeerde daden van één enkel individu kan de levenskracht van de gemeenschap nadelig worden beïnvloed. Diefstal, moord of tempel schennis door een enkeling bedreven, kan het gehele dorp magisch zwak maken, kan maken dat de boze mach ten gaan overheersen en de geest kracht van de gemeenschap wordt on dermijnd. Hoe kan de gemeenschap zich hiertegen te weer stellen? leder huis, elk dorp, elke hogere ge meenschap heeft zijn eigen tempel. Een tempel is een afgebakend, open terrein, waarin zich slechts de zetels der goden bevinden, die daarvoor in aanmerking komen. Op Bali worden nooit beelden van goden of voorouders aanbeden. De zgn. godenhuisjes zijn offerhuisjes en tevens rustplaatsen, waar de goden of zielen der voorou ders tijdelijk kunnen vertoeven als zij op bezoek komen. Zij worden van tijd tot tijd uitgenodigd om naar de aarde af te dalen, opdat zij door het volk gereed gemaakte offers kunnen genie ten, mede genieten van de te hunner ere georganiseerde feesten, van de dans en de muziek. Dergelijke feeste lijkheden hebben plaats op bepaalde dagen en op de verjaardagen van de stichting van de betrokken tempel. Daar Bali duizenden tempels bezit, is er altijd wel ergens op Bali een feest bij te wonen. Bij de daarbij gehouden ceremoniën en plechtigheden gaat het er om de geesten over te halen bij hen te blijven, aangelokt door de heerlijke uit vruchten en bloemen be staande offertorens, de mooie muziek, het toneelspel, de dansen en wat hen nog meer zou kunnen bekoren. 24 Uitvoering van de djanger-dans in een Balinese desa. Het vieren van zulke feesten vormt een belangrijk deel van het leven van de Baliër. Een feest berust steeds op ge meenschappelijke samenwerking. De kosten worden altijd door de gemeen schap gedragen. Een zelfde geest van samenwerking beheerst ook andere activiteiten van het dorp, zoals op het gebied van de landbouw. Elk dorp is eigenlijk een kleine republiek, waar elke burger gelijke rechten en plichten heeft. De dorpsgemeenschap wordt bestuurd door een raad van dorps oudsten, die optraden als vertegen woordigers van de voorouders. Immers het land behoort aan de voorouders en daarom wordt particuliere grondeigen dom ook niet erkend. Het besturen van de gemeenschap wordt als een plicht beschouwd, waarvoor dan ook nooit een beloning mag worden ontvangen. Al deze gemeenschappen of dorpen hebben hun tempel, soms zeer een voudig, soms uitgebreid met vele go denzetels. Heel vaak heeft een dorp zelfs drie tempels en wel 1. de Pura Desa met daarbij de Balé Agung, de algemene vergaderplaats waar de dorpsbelangen worden besproken; 2. de Pura Pusèh, de tempel van de stichter van het dorp; en 3. de Pura Dalam, de tempel van de dood; deze laatste gewoonlijk wat buiten het dorp staande bij het kerkhof. Bij deze grotere tempels bestaat de omheinde ruimte uit twee delen. Bij het betreden komt men eerst in de Djaban, de buitenhof of voorhof door de zgn. Gespleten poort, de Tjandi Bentar. Door een tweede poort, de Padu Raksa, een monumentale drie hoekig oprijzende poort, betreedt men de Dalam, de binnenhof of het eigen lijk tempelterrein, waar de godenhuis jes staan opgesteld, meestal in de vorm van de Meru, een pagode met een aantal boven elkaar gelegen steeds kleinere daken. Deze daken zijn steeds gemaakt van de zwarte vezel, idjuk genaamd, van de arenpalm. Het aantal daken kan variëren van drie tot elf. Een Meru met elf daklagen is bestemd voor rustplaats van de hoogste god Shiwa. Een meru met slechts drie da ken dient voor de god van de zee: Baruna. Een Meru is het symbool van de Ma- hameru, de godenberg en de zetel van de oude Hindugoden. Nog zij vermeld, dat men in een der hoeken van een tempel dikwijls een zetel, nu in de vorm van een troon, vindt, die be stemd is voor Surya, de Zonnegod. Deze troon of Padmasana is een voor stelling van de kosmos, het onderstuk stelt dan de mytische schildpad voor, waaromheen zich de wereldslang slin gert. Ook de zetels van de geesten van de twee grote nog actieve vul kanen, de Gunung Agung. en de Gu- nung Batur, zijn dikwijls aanwezig. Nog een laatste woord over de woning van de Baliër. Men denke zich die als een ommuurd terrein, waarop diverse gebouwtjes zijn geplaatst, elk voor een eigen doel. Men vindt er een Pendapa voor de ontvangst van gasten, een gastenverblijf, een slaapvertrek voor de ouders, aparte slaapvertrekken voor de kinderen, voor de bedienden, een gebouwtje voor de varkens, een ge bouwtje, dat als kookplaats is inge richt, een voorraadschuur voor de rijst en gewoonlijk achteraan op het erf de godenhuisjes, waar de offers worden gebracht. Van de vruchten, die met zonsopgang als offer worden gedeponeerd, genie ten de goden van de essence, wat er over is kan bij zonsondergang worden weggenomen en door de familie wor den genuttigd. I IMhhhhhbhb

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1981 | | pagina 24