AFSCHEID De crisis woedde in alle hevigheid en ook in de bergcultures vielen links en rechts ontslagen. Mijn man werd, als 1e employé op zijn land te duur en over geplaatst naar een kleine onderneming, om daar de baas te vervangen, als deze over enkele maanden met Europees verlof zou gaan. Maar toen daarvoor de tijd gekomen was, liet de man zijn plannen varen. Uitstellen maar; als hij nu ging, hoefde hij misschien helemaal niet meer terug te komen. Die jonge kerel was voor de firma natuurlijk goedkoper dan zon oude rot als hij. 't Zwaard van Damocles zweefde ook ons boven het hoofd. Het werd geen ontslag, boven alle verwachting zelfs een administratie. Maar wat verkieslijker geweest zou zijn? De nieuwe concessie lag aan Java's zuidkust, midden in een gebied van moe rassen. Met alle gevaren van dien. overschaduwd door boomvarens Binnen twee weken kregen mijn man en onze drie kleine kinderen te kam pen met malaria in alle vormen. Won der boven wonder bleek ik immuum. Het werd een rampzalige tijd in een kooi van hout en gaas, de hitte was moordend en stinkende moerasdampen benamen ons in de vroege morgen al alle adem. Na drie maanden verhuisde ik met de kinderen naar één van de zusterlanden, waar meerdere wonin gen vrij gekomen waren door vertrek van de employé's. 's Zaterdags kwam mijn man. Hij hield het drie jaar vol, toen moest ook hij met spoed weggedragen worden om hoog in de bergen bij goede vrienden beter te worden en het ziekteverlof verder door te brengen. Wij vonden het diamantje in de Gordel van sma ragd, op één van de hellingen van de Argapoera, 2000 m hoog. "We gaan niet meer weg", zei ik, "we kopen hier een eigen berg, planten Java-koffie en sinaasappelen, we be ginnen gewoon een boerderij met koei en en kippen en kleine huisjes om in de vakantie's te verhuren; mét of zon der kost." "Heerlijk, heerlijk!" spotte mijn man, "en wat geef je je kinderen en je man te eten, zolang we niet klaar zijn?" "Obessen en knollen uit het bos, pisang en djeroeks, terong blanda, bronwater en gezonde berglucht", met een knipoog naar mijn vriendin. "Je draaft weer door; zoals gewoon lijk!" Toch was er een nietig atoompje overgespat. En onze vrienden zeiden: "helemaal geen gek idee. Zelf spelen we al lang met die gedachte. Je krijgt de gronden hier voor een habbekrats, zie maar hoe alles overwoekerd staat met wilde vlier. Ze laten er alleen hun geiten maar aan knabbelen. Beneden in het dal bewerken ze de grond. Wij willen hier ook een eigen huis". De volgende dag kochten we ieder twee hectaren grond, door een ravijn van elkaar gescheiden. We waren land eigenaars geworden voor twee cent per m2. Ons terrein lag achter Gouvernements- bossen. Een breed pad er door, bracht ons op de hoofdweg, waar langs de kanten de geuren van wilde rozen zich mengden met de harsachtige van den nen en damar-hout. Onder de bomen rook het naar bosviooltjes en bloeiden vlijtige roze, witte en rode Liesjes. Vóór, in het ravijn murmelde de bron, de Soember-ramé, waar het gehucht naar genoemd was. Een samenvoeging van de twee laatste lettergrepen: Ber- mé. Overschaduwd door boomvarens en reuzen-ketjoeboengs met hun dof groene bladeren en witte bloemen als bazuinen voor de engelen. Wij lieten er een huis op bouwen van hout met een rood zinken dak. Ook dat kostte ons niet veel, het materiaal kon ter plekke bij elkaar gebracht wor den. Zand, grind en stenen droegen desa-mensen voor ons aan uit de kali. Op de onderneming waar wij gelogeerd waren werd maar halve dagen gewerkt. Voor de rest van de dag vonden de desa-mensen werk in dat verzamelen van bouwmaterialen. Ook onze vrien den waren meteen maar begonnen. Chinese timmerlieden lieten we uit de stad komen. Alleen cement en het zink voor de daken werden opgevoerd uit de stad. In deze eerste dagen al ont stond de goede relatie tussen mij en het desa-volk. O ja, het hout voor de omwanding, voor het dak, de deuren en ramen, konden we eveneens erg voordelig kopen van het Boswezen. Prachtig onverwoestbaar Grevillea- hout. Niemand zal me geloven als ik vertel dat het huis ons niet meer dan 2000,kostte. Toen het klaar was na een maand of vier, werd mijn man overgeplaatst. Naar Kali Merawan bij Djember. Uit de hel naar de hemel. Wij vormden weer een normaal gezin, nu met vier kind jes. Hoewel de omstandigheden drastisch veranderd waren, bleef ik mijn ideaal trouw: Boerin op Java. De afstand tus sen onze onderneming en Bermé was, voor Indië, niet groot. Terwijl mijn man zijn werk deed, was ik met de kinderen veel op eigen terrein. Ze kregen van moeder les, dus de school ging gewoon mee. Bermé werd mijn werk, mijn le ven. Mijn bloementuin was beeldig, een grote moestuin was er ook ai gauw, met allerlei soorten groenten, zelfs asperge's. We lieten uit Austra lië eendagskuikens overvliegen, als begin van een kippenfarm. Er kwamen koeien voor de melk. En we begonnen langzaamaan ook met de bouw van vakantiehuisjes.. Intussen hadden ook mensen uit de stad de lieflijkheid van het plekje ont dekt, er kwamen meer en meer tweede huisjes, die in het weekeind bewoond werden. In de vakantie's verhuurden de eigenaars hun optrekje aan de men sen uit de grotere steden. Ik was dan altijd ook op Bermé. Men kwam bij mij om wegwijs gemaakt te worden. Ik liet een busje lopen iedere dag naar de stad, voor post en bood schappen, want winkels waren er niet op Bermé. Alleen waroengs. ledereen droeg bij in de kosten, er was "open baar vervoer", die we de "Eendaagse" noemden, 's Middags was het altijd een gemoedelijke koempoelan bij mij van iedereen die post en boodschap pen kwam afhalen, 't Werden allemaal goede vrienden. En als we veertig huisjes hadden gehad inplaats van vier, had ik ze ook allemaal kunnen verhu ren. De oude pasanggrahan, waar al tijd een mandoer had gezeteld, was nu in beheer van een Europees echtpaar. Bermé was begonnen een geliefd va kantieoord te worden. Toen brak de oorlog uit. Eerst in Hol land. Dat jaar hadden we weer 's met verlof moeten gaan, maar de weg naar Holland was gesloten. In 1942 kreeg mijn man toestemming de acht maan den door te brengen in eigen huis op eigen terrein en we stelden ons er heel wat van voor. Wat zouden we samen veel kunnen doen aan de ver dere opbouw van het bezit. Een naam hadden we er ook al voor: Marsmanië. Het hoefde al niet. In juli ging het ver lof in. In december moest mijn man, omdat hij niet op zijn onderneming ver toefde, opkomen voor militaire dienst. Als landstormer kreeg hij met een paar anderen en een handvol Australiërs, opdracht de Jappen vér te houden van het vliegveld Singosarie. Wat betreur de ik 't, dat hij dat verlof had opge nomen. Al zijn collega's konden op hun land blijven als noodformatie. Maar ze werden door de Jap allemaal wel dood geschoten op beschuldiging van ondergrondse activiteiten. Mijn man werd krijgsgevangen en kwam heel huids terug. Hoe dankbaar was ik toén. De kinderen en ik bleven ge- 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1982 | | pagina 16